ECLI:NL:GHSHE:2021:4308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
20-000404-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake woninginbraak en diefstal van hennep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 7 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was in hoger beroep gegaan tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor een woninginbraak en diefstal. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van zes maanden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het medeplegen van de inbraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 5 augustus 2018 samen met een ander een hoeveelheid hennep had weggenomen uit de woning van de aangeefster, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000404-19
Uitspraak : 13 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 februari 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-243532-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Door de verdediging is bepleit dat de verdachte partieel wordt vrijgesproken voor wat betreft het tenlastegelegde ‘tezamen en in vereniging’ plegen van de inbraak. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 augustus 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (gouden) ketting, een hoeveelheid geld en/of meerdere kledingstukken, althans een hoeveelheid hennep, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 5 augustus 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid hennep die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde ‘tezamen en in vereniging’ plegen van de inbraak. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte de inbraak feitelijk alleen heeft gepleegd en dat de medeverdachte [medeverdachte] buiten op hem stond te wachten. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij persoon 2, welke later medeverdachte [medeverdachte] bleek te zijn – niet naar boven heeft zien gaan. Ook uit de getuigenverklaring van [getuige 2] volgt niet dat medeverdachte [medeverdachte] bij de woning van aangeefster is geweest. Uit het dossier blijkt niet of er sprake was van een gezamenlijk plan om de inbraak te plegen en bij gebrek aan die wetenschap kan het tenlastegelegde ‘tezamen en in vereniging’ plegen niet worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof bekend dat hij op 5 augustus 2018 een hoeveelheid hennep heeft weggenomen uit de woning van aangeefster, waarbij hij zich de toegang tot de woning heeft verschaft door de deur van de woning open te breken.
De getuige [getuige 2] heeft over deze inbraak verklaard dat zij twee onbekende jongens rondom het flatgebouw zag en dat de jongen met de knot (het hof begrijpt: de verdachte) het gebouw in ging. De andere jongen (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte] ) ging ook het gebouw in. Iets later hoorde ze een harde knal alsof er een deur ingetrapt werd. Vervolgens kwam de andere jongen naar buiten en ging op een hekje zitten. Getuige had het vermoeden dat hij op de uitkijk was. Na ongeveer 10 minuten kwam de jongen met de knot uit het flatgebouw met drie tassen. Hij liep richting de bus en zette de goederen in de bus. De andere persoon stapte in de bus aan de bijrijderszijde waarna de bus wegreed (dossierpagina 40-41).
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 5 augustus 2018 bij getuige [getuige 2] was en dat zij heeft gezien dat er een wit busje kwam aanrijden met daarin twee mannen. Zij parkeerden bus met de voorzijde richting de flat. In het uur voor de inbraak hebben de mannen op hun telefoon gezeten en hebben ze rondgekeken. Nadat de twee mannen ongeveer een uur in de bus hadden gezeten, zag de getuige de bijrijder, persoon 1 (het hof begrijpt: de verdachte), uitstappen. Persoon 1 had een boodschappentas bij zich en rende richting de flat en ging daar naar binnen. Hierna liep de bestuurder van de bus, persoon 2 (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ), ook richting de flat. De deur van de flat stond op een kier en persoon 2 liep naar binnen. Ongeveer 5 minuten later kwam persoon 2 naar buiten lopen. Hij keek om zich heen. Op enig moment kwam ook persoon 1 naar buiten en hij droeg drie gevulde sporttassen bij zich. De getuige rook een sterke wietlucht vanuit de richting van persoon 1 (dossierpagina 44-46).
De verdachte heeft op 10 augustus 2018 tegenover een verbalisant verklaard dat hij bij een ripdeal 50 kilo natte hennep uit een flat heeft meegenomen en dat hij daarbij is gefilmd door meisjes (het hof begrijpt: de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] ). Deze hennep is opgeslagen bij zijn vriend [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ). Het drogen van de drugs zou zijn gebeurd in de woning van [medeverdachte] (dossierpagina 53-55).
Het hof leidt uit bovenstaande af dat de verdachte samen met de medeverdachte in een busje naar de woning van aangeefster is gereden dat dat zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte] het flatgebouw zijn binnengegaan. Op het moment dat getuige [getuige 2] een harde knal hoorde alsof er een deur werd ingetrapt, was [medeverdachte] nog in het flatgebouw. Daarna is [medeverdachte] , gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] , op de uitkijk gaan staan. Tevens heeft de verdachte verklaard dat de natte hennep in de woning van [medeverdachte] lag te drogen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] is komen vast te staan. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de medeverdachte een wegneemhandeling heeft verricht, leidt het hof op basis van bovenstaande af dat de verdachte aanwezig was bij de braak van de voordeur, dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat de buit (de natte hennep) in zijn woning is opgeslagen. Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof sprake van medeplegen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij een hoeveelheid hennep is weggenomen. Woninginbraken hebben niet zelden veel impact op de slachtoffers daarvan. Zij ervaren het als een enorme inbreuk op hun privacy en gevoel van veiligheid wanneer een vreemde zich heeft bevonden in hun woning, een plek waar men zich bij uitstek geborgen moet kunnen voelen. De verdachte heeft slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de straftoemeting heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2021, waaruit volgt dat de verdachte reeds meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder blijkt uit dit uittreksel dat de verdachte de laatste 2 à 3 jaren – met uitzondering van een veroordeling op 18 juni 2021 waarbij toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – niet meer is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof stelt vast dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. Immers is het hoger beroep ingesteld op 11 februari 2019 en is dit arrest dus niet binnen twee jaar nadien gewezen. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer 8 maanden.
Zonder schending van de redelijke termijn zou, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het feit dat er sprake is van medeplegen, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden en het hof in strafmatigende zin rekening houdt met het feit dat de verdachte de laatste 2 à 3 jaar niet meer is veroordeeld tot straf, zal het hof van deze gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, 3 maanden voorwaardelijk opleggen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, ziet het hof gelet op de uitgebreide documentatie ter zake van vermogensdelicten geen aanleiding om in een verdergaande mate rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. A.H.T. de Haas, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 13 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.H.T. de Haas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.