ECLI:NL:GHSHE:2021:4292

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
20-000856-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van heroïne

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1997, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 794 gram heroïne op 12 juli 2020 in Maarheeze, gemeente Cranendonck. De politierechter had eerder op 1 december 2020 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep had ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, heeft geëist. De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de heroïne aanwezig heeft gehad. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten voor strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000856-21
Uitspraak : 27 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 1 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-245857-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het tenlastegelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2020 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 794 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 juli 2020 te Maarheeze, gemeente Cranendonck, opzettelijk aanwezig heeft gehad 794 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Helmond, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , aspirant van de politie, registratienummer PL2100-2020156689, gesloten d.d. 25 juli 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-71.
1.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2020, dossierpagina’s 4-6, voor zover inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 12 juli 2020 bevond ik mij, belast met surveillance, op de openbare weg, Rijksweg A2 rechts, ter hoogte van de afslag Valkenswaard Leende op het moment dat ik op mijn diensttelefoon een ANPR-melding (Automatic NumberPlate Recognition) ontving.
Ik zag dat het gelezen kenteken [kenteken] betrof welke afgegeven was voor een Seat Leon. Ik zag in de ANPR-melding vermeld staan dat het voertuig van een malafide verhuurbedrijf was dat vaak voertuigen verhuurt aan criminelen. Geadviseerd werd om het voertuig en de inzittenden uitgebreid te controleren.
Kort daarop reed ik achter genoemd voertuig. Kort voor parkeerplaats 'T Haasje
(het hof begrijpt: ’t Haasje in Maarheeze)aan de A2 haalde ik het voertuig in. Ik zag dat er 1 man met een lichtgetinte huidskleur in het voertuig zat.
Ik gaf de bestuurder van het voertuig een volgteken. Ik zag dat de bestuurder mij volgde waarna wij onze voertuigen nabij het tankstation tot stilstand brachten.
Ik sprak de bestuurder aan. Ik vroeg hem naar zijn rijbewijs. Ik zag dat hij mij een
op zijn naam staand rijbewijs overhandigde. De bestuurder bleek te zijn genaamd, [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] .
Ik vroeg [verdachte] van wie de auto was. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat het een huurauto betrof. Ik zag dat hij mij direct een huurcontract overhandigde op naam van [bedrijf] [adres 2] .
Ik vroeg [verdachte] waar hij vandaan kwam. Ik hoorde dat hij zei dat hij in [geboorteplaats]
woonde maar nu onderweg was naar zijn vriendin in Maastricht. Ik zag dat [verdachte] zenuwachtig werd. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij zo in Geleen was en dat dat niet veel voorstelde. Ik vroeg hem waar ze nu woonde omdat hij net nog zei dat ze in Maastricht woonde. Ik zag dat [verdachte] steeds zenuwachtiger werd en dat hij op ongelukkige momenten slikte terwijl hij eigenlijk wilde praten. Ik zag dat zijn handen en lippen trilden. Ik hoorde dat hij zei dat [vriendin verdachte] in Maastricht woonde. Ik vroeg hem hoe [vriendin verdachte] met haar achternaam heette. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat hij nu helemaal niets meer wilde zeggen.
Ik vroeg hem wat ik toch rook in de auto. Ik deelde hem mede dat het leek of ik hennep rook maar het toch niet goed kon thuisbrengen. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "ik zal het jou laten zien, kijk maar eens mee in de kofferbak". Ik zag dat hij met mij naar de kofferbak liep. Ik zag dat hij daar een hele grote spuitbus uitpakte en deze aan mij liet zien. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij hier net flink mee had gespoten in de auto. Ik hoorde dat [verdachte] ongevraagd tegen mij zei dat hij geen drugs transporteerde. Ondertussen raadpleegde ik de politiesystemen op mijn diensttelefoon. Ik zag dat [verdachte] in 85 registraties vermeld stond en 8 delicten op naam had.
Het is mij, verbalisant, bekend dat criminelen vaak de geur van verdovende middelen,
onder andere tijdens een transport, proberen te maskeren. Het is mij, verbalisant, bekend dat Rotterdamse drugsrunners vaak via de A2 hun handel in Maastricht en Heerlen aan veelal Franse afnemers verhandelen.
Vervolgens heb ik genoemde Seat Leon onderzocht. Ik trof in een opbergvak onder de
passagiersstoel een grote in vershoudfolie verpakte bol aan. Ik zag op sommige plaatsen dat de inhoud lichtbruin van kleur was. Ik voelde dat de substantie in het plastic een heel klein beetje kneedbaar was. Ik had nu het vermoeden dat ik een bol van ongeveer 1 kilo heroïne vast had.
Hierop heb ik [verdachte] aangehouden. Tijdens het overbrengen van [verdachte] hoorde ik dat hij tegen mij zei: “nu begint het spelletje, ik zeg gewoon dat ik niet wist dat dat in mijn auto lag en jullie zien het maar te bewijzen.”
2.
Kennisgeving van inbeslagneming, dossierpagina’s 64-65, voor zover inhoudende:
Plaats: Rijksweg A2, 6026 RR Maarheeze, binnen de gemeente Cranendonck
Datum: 12 juli 2020
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1997
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Goednummer: PL2100-2020156689-1685126
Object: Verdovende mid (Heroine)
Verpakking: zak plastic
Kleur: bruin
Hoeveelheid: 789 gram netto (excl monster van 5 gram, goednr 1685810)
3.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juli 2020, dossierpagina’s 18-23, met fotobijlagen, voor zover inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 14 juli 2020 ontvingen wij een hoeveelheid vermoedelijke verdovende middelen. Het verzoek was deze te wegen en indicatief te testen in het kader van een onderzoek naar een mogelijke overtreding van de Opiumwet.
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zagen dat de overgedragen partij bestond uit een doorzichtig in plastic gewikkelde bruinkleurig bol. Wij zagen dat de buitenkant van deze bol was omwikkeld met roze kleurige vershoudfolie. Onder deze vershoudfolie zat een doorzichtige plastic zak met daarin een bruinkleurige substantie. Wij verbalisanten hadden sterk het vermoeden dat deze bruinkleurige substantie heroïne betrof.
Door ons verbalisanten werd de inhoud van de plastic zak gewogen. Wij zagen dat de inhoud van de zak een netto gewicht van 794 gram had.
Goednummer PL2100-2020156689-1685126:
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb een geringe hoeveelheid van het materiaal indicatief getest. Ik zag dat de test reageerde met een paarse kleur, zijnde een aanwijzing voor de aanwezigheid van opiaten vermoedelijk (heroïne).
Monsterneming: Van goednummer PL2100-2020156689-1685126 werd een monster genomen van 5 gram netto gewicht. Van deze 5 gram werd een afzonderlijke kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt met goednummer PL2100-2020156689-1685810 en SIN AAEI2656NL. Het monster met goednummer 1685810 werd overgedragen aan forensische opsporing voor een onderzoek door NFIDENT.
4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2020, dossierpagina’s 24-25, voor zover inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 17 juli 2020 kregen wij vanuit sporenbeheer van het team forensische opsporing een
monster van vermoedelijk verdovende middelen. Dit monster was gewaarmerkt met
AAEI2656NL.
Volgens bijgevoegd rapport van het NFI is het volgende aangetoond:
NFI rapport 2020.07.17.015 (aanvraag 001): AAEI2656NL - bevat Heroïne.
5.
NFI-rapport (NFIDENT) d.d. 17 juli 2020, dossierpagina 26, voor zover inhoudende als onderzoeksbevindingen van ing. P.H. Wallinga, NFI-deskundige:
Zaaknummer: 2020.07.17.015
Politie registratienummer: PL2100-2020156689
Ontvangen van: Forensische Opsporing Politie Eenheid Oost-Brabant
Datum ontvangst: 17 juli 2020
Vraagstelling: Bevat het materiaal cocaïne, heroïne, amfetamine en/of MDMA?
Resultaten en conclusie
Kenmerk: AAEI2656NL
Omschrijving FO: poeder, bruin, uit 5 gram
Conclusie: bevat heroïne
Aanvullende informatie: Heroïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
6.
Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juli 2020, dossierpagina’s 32-33, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige] :
V: U bent de eigenaar van [bedrijf] ?
A: Ja. Wat is er nu weer met de auto. Het kenteken is zeker [kenteken] ?
O: Dat klopt.
V: Hoe gaat het in zijn werk als iemand een auto bij u komt huren?
A: Ik breng ze na verhuur naar een wasstraat in [geboorteplaats] en daar worden ze van binnen en buiten helemaal schoongemaakt.
V: Dat schoonmaken gebeurt altijd als de auto terugkomt?
A: Ja.
V: Hoe gaat het als het voertuig weer terug komt?
A: Ik loop dan weer samen met de huurder om het voertuig om te kijken of er schade is. Dan halen we het huurcontract erbij en nemen het samen door. Ik kijk of de tank vol is.
V: Is dat ook bij genoemde Seat Léon gegaan?
A: Ja, dat staat in het huurcontract.
V: Dus als ik het goed begrijp wordt iedere auto schoon en leeg afgeleverd voor verhuur?
A: Dat klopt. Om discussies met huurders te voorkomen worden ze allemaal schoon en leeg afgeleverd.
7.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 juli 2020, dossierpagina’s 47-53, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Je bent gisterenavond aangehouden in een voertuig, Seat Leon, grijs van kleur voorzien van het Nederlandse kenteken; [kenteken] , Klopt dit?
A: Ja dat klopt.
V: Van wie is dit voertuig?
A: Van een auto verhuurbedrijf.
V: Wie maken er gebruik van het voertuig?
A: Voor zover ik weet, alleen ik.
V: Tot wanneer loopt het huurcontract van het voertuig?
A: Tot woensdag, vanaf 13 juni 2020.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van heroïne in de auto. Hij heeft meegewerkt aan het onderzoek door de politie, omdat hij niets te verbergen had. De auto waarin de heroïne werd aangetroffen, werd ook door anderen gebruikt en het verhuurbedrijf dat de auto verhuurde, is kennelijk malafide, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Gelet op het uit de bewijsmiddelen voortvloeiende samenstel van feiten en omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat de verdachte op 12 juli 2020 opzettelijk een hoeveelheid van 794 gram van een materiaal bevattende heroïne aanwezig heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdovende middelen zijn aangetroffen in een door de verdachte bestuurde auto waar hij alleen in zat, waarover hij bij de politie heeft verklaard dat niemand anders er gebruik van maakte, terwijl die auto schoon en leeg aan hem ter beschikking is gesteld. Het hof hecht geen geloof aan de pas op de terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte dat de auto ook wel eens door anderen werd gebruikt, maar dat dit niet was gebeurd in de week waarin hij werd aangehouden.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne. Aan het aanwezig hebben van dit soort harddrugs kleven vele maatschappelijke problemen, zoals ernstige gezondheidsschade, diverse vormen van criminaliteit en/of andersoortige overlast voor derden. De verdachte heeft kennelijk voor dit alles geen oog gehad.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2021, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, maar niet voor een feit als het onderhavige. Het hof houdt daarnaast rekening met de omstandigheid dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels weer bij zijn moeder woont, sinds 2-3 weken een opleiding volgt en op 15 december aanstaande een intake heeft voor weer een andere opleiding die hem beter bevalt en daarnaast werkt; een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat de verdachte zijn opleiding zal moeten afbreken.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk staftoemetingsbeleid. Het oriëntatiepunt voor het opzettelijk aanwezig hebben van 500 tot 1000 gram harddrugs geeft als indicatie: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos en mr. M. Peperkamp, griffiers,
en op 27 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.