3.1De vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 31 mei 2017 onder 2. is niet bestreden, zodat het hof ook in hoger beroep hiervan uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt, met een door het hof aangebrachte letteraanduiding:
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn gehuwd en hebben tot 1 januari 2009 een melkveehouderij en akkerbouwbedrijf aan de [adres 1] in [plaats] geëxploiteerd.
[appellant] en [appellante] zijn gehuwd en hebben tot 1 januari 2009 een melkveehouderij en akkerbouwbedrijf aan de [adres 2] in [plaats] geëxploiteerd.
Partijen zijn met ingang van 1 januari 2009 een overeenkomst van vennootschap onder firma aangegaan met als doel de gezamenlijke exploitatie van de melkveehouderijen en akkerbouwbedrijven. Deze overeenkomst is neergelegd in een onderhandse akte, welke op 22 september 2009 is getekend (hierna: de vennootschapsovereenkomst). De naam van de vennootschap onder firma is “ [de V.O.F.] ” (hierna ook: de vennootschap).
Partijen hebben met ingang van 1 januari 2010 nog aanvullende afspraken gemaakt. Deze aanvullende afspraken zijn neergelegd in een onderhandse akte, welke op 3 november 2011 is getekend (hierna: de aanvullende vennootschapsovereenkomst).
Op enig moment is de samenwerking tussen partijen duurzaam ontwricht.
Op 2 juli 2013 heeft er een algemene vergadering van de vennootschap plaatsgevonden. Aanwezig waren [geïntimeerde 2] , [zoon van geintimeerden] (de zoon van [geïntimeerden] ) bijgestaan door [persoon A] van [[--]] Fiscaal, Juridisch en Bedrijfseconomisch adviesbureau, [appellanten] en [persoon B] van Countus Accountants & Adviseurs (hierna: Countus). Countus is de accountant van de vennootschap. Van deze bespreking zijn notulen opgemaakt en aan partijen toegezonden. [geïntimeerden] en [appellanten] hebben vervolgens hun opmerkingen aan [persoon B] doorgegeven. Bij e-mailbericht van 6 augustus 2013 heeft [persoon B] de definitieve versie van de notulen aan alle betrokkenen toegezonden. In deze notulen staat onder meer het volgende vermeld:
“1. Ontbinding van de [de V.O.F.]Het is duidelijk dat de samenwerking ontbonden zal worden. De beide families gaan uit elkaar en gaan ieder voor zich verder. Het tijdstip van de feitelijke ontbinding wordt 1 september 2013.”
Partijen hebben de definitieve versie van de notulen op 20 augustus 2013 ondertekend.
Vervolgens heeft op 20 augustus 2013 een algemene vergadering van de vennootschap plaatsgevonden. Aanwezig waren [geïntimeerde 2] , [zoon van geintimeerden] (de zoon van [geïntimeerden] ) bijgestaan door [persoon C] van [[--]] Fiscaal, Juridisch en Bedrijfseconomisch adviesbureau, [appellanten] , [persoon D] van Countus
en [persoon B] van Countus. Van deze bespreking zijn notulen opgemaakt en aan partijen toegezonden. [geïntimeerden] en [appellanten] hebben hun opmerkingen aan [persoon B] doorgegeven. Bij e-mailbericht van 20 september 2013 heeft [persoon B] de definitieve versie van de notulen aan alle betrokkenen toegezonden.
De vennootschap is geëindigd per 1 september 2013. In het uittreksel van de Kamer van Koophandel (productie 6 bij dagvaarding) is vermeld dat [appellanten] per 1 september 2013 is uitgetreden. Sinds die datum wordt de vennootschap onder firma gedreven door [geïntimeerden] onder de naam [de V.O.F. 2] .
Op 2 oktober 2013 heeft Countus aan de vennootschap de jaarrekening over de periode januari 2013 tot en met augustus 2013 uitgebracht.
Op 9 oktober 2013 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen [persoon A] en [persoon E] van Countus. Partijen hebben vervolgens een concept-berekening splitsing per 31-08-2013 ontvangen. Naar aanleiding van deze concept-berekening is [geïntimeerde 2] diezelfde dag nog langs geweest bij [persoon D] en heeft [geïntimeerde 2] een aantal aanvullende punten naar voren gebracht. Bij e-mailbericht van
18 oktober 2013 heeft [geïntimeerde 2] deze punten schriftelijk bevestigd.
Op 28 november 2013 heeft [appellant] een verklaring ondertekend waarin hij heeft verklaard dat hij acht stuks vee heeft meegenomen uit de stal van [geïntimeerden]
Op 2 december 2013 en 11 december 2013 heeft [broer van geintimeerde] (broer van [geïntimeerde 1] ) met [appellanten] gesproken.
Bij e-mailbericht van 19 december 2013 heeft [persoon D] een concept vaststellingsovereenkomst en een overzicht “verdeling vennootschap onder [de V.O.F.] per 31.8.2013” aan partijen toegezonden. In dit e-mailbericht staat vermeld:
“Beste [geïntimeerden] en [appellanten] .Middels de bijlage doe ik u de concept-vaststellingsovereenkomst m.b.t. de ontbinding van [de V.O.F.] toekomen. Ik verzoek u deze overeenkomst door te nemen en op- of aanmerkingen zo spoedig mogelijk aan mij danwel uw adviseur kenbaar te maken.”
Bij e-mailbericht van 22 december 2013 heeft [appellanten] zijn opmerkingen doorgegeven. Op 23 december 2013 heeft [geïntimeerden] zijn opmerkingen mondeling aan [persoon D] doorgegeven.
Naar aanleiding van de opmerkingen van partijen heeft mevrouw [persoon F] van Countus de concept vaststellingsovereenkomst gewijzigd en het gewijzigd concept bij e-mailbericht van 27 januari 2014 aan partijen toegezonden. In dit e-mailbericht staat het volgende vermeld:
“Van beide zijden heb ik opmerkingen/voorstellen tot wijzigingen van de door mij opgestelde vaststellingsovereenkomst ontvangen. Ik heb uw opmerkingen verwerkt in bijgaand gewijzigd concept, waarin de wijzigingen aangegeven door [appellanten] met groen worden weergegeven en de wijzigingen van [geïntimeerden] met turkoise. Ik heb de tekstuele verbetering door mijzelf met geel weergegeven. Gegeven het aantal nog openstaande punten (toeslagrechten/mestrechten/bank) heb ik gemeend in artikel 4 van de overeenkomst een regeling van bindend advies op te nemen. (...)Ten aanzien van het punt Afrekening met gesloten beurzen verschilt u nog van mening met elkaar. [appellanten] blijft de mening toegedaan dat er op zaterdag 14 december 2013 uitdrukkelijk is overeengekomen dat de vof zou worden verdeeld per 1 september 2013 en dat de 5 vaarzen binnen het compromis gesloten beurzen vallen. Dit is hem in het telefoongesprek op genoemde zaterdag door [broer van geintimeerde] meegedeeld. [appellanten] is -afgezien van de door hen aangereikte voorstellen tot wijziging van de overeenkomst - eens met de afrekening zoals vermeld in de bijlage 1. [geïntimeerden] is een andere mening toegedaan. Ten aanzien van dit punt dient er eerst nog duidelijkheid te worden verschaft.Graag verneem ik van u beiden of u instemt met deze concept-vaststellingsovereenkomst, zodat er tot ondertekening kan worden overgegaan.”
Bij brief van 11 februari 2014 heeft [persoon A] het volgende aan
[persoon F] laten weten:
“Op verzoek van de [geïntimeerden] hebben wij het concept van 27 januari 2014 van de Vaststellingsovereenkomst Beëindiging Overeenkomst Vennootschap Onder Firma beoordeeld. Ik heb daarover enkele op- en aanmerkingen.In de considerans van de overeenkomst is vermeld dat de vennoten over de gevolgen van de beëindiging van de vennootschap op zaterdag 14 december 2013 een compromis met gesloten beurzen hebben bereikt. Gebleken is echter dat tussen partijen verschil van mening bestaat over de interpretatie van de term “met gesloten beurzen”. De [geïntimeerden] gaat ervan uit dat, met uitzondering van het te verrekenen waardeverschil van de vier gezamenlijke machines, gesloten beurzen inhoudt een afrekening per heden zonder verdere betalingen over en weer. De [appellanten] gaat echter uit van een status quo per 1 september 2013 en een verrekening van de sindsdien ten laste van de rekening-courant van de vennootschap betaalde rente en aflossingen bankleningen. De conclusie is gerechtvaardigd dat, nu over een wezenlijk onderdeel van de financiële afwikkeling van de beëindiging van de samenwerking overeenstemming ontbreekt, er nog geen sprake kan zijn van een gesloten compromis. Ter onderbouwing van de het standpunt van de [geïntimeerden] vraag ik aandacht voor het volgende. Uit de opgemaakte verdelingsstaat per 1 september 2013 blijkt een overbedeling van € 4.314,= voor de [appellanten] . Daarbij komen nog de posten betreffende de latere overdracht van vee (€ 3.565,=), de verrekening van de onevenredige verdeling van de maïs te velde (€ 1.410,=) en de verrekening van de meerwaarde van de vier gezamenlijke machines (€ 1.675,=). Een aspect van de verdeling is in de voorbij maanden onderbelicht gebleven. In de verdeling zijn de bankleningen steeds toegedeeld aan de [geïntimeerden] als behorende bij de uitbreiding van de bestaande ligboxenstal en stalinrichting. Dat laatste is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. In november/december 2011 hebben tussen de vennoten en de Rabobank besprekingen plaatsgevonden met als onderwerp de (her)financiering van door de vennootschap aangekocht melkquotum en de regenhaspel. Deze besprekingen hebben in april 2012 geresulteerd in een financieringsvoorstel van de Rabobank aan de vennootschap, waaronder een geldlening van € 40.000,=. Als zekerheid voor deze lening bleven de bestaande door de [geïntimeerden] verstrekte zekerheden gehandhaafd. Bij de verdeling is de helft van het melkquotum en de regenhaspel toegedeeld aan de [appellanten] . Redelijk en billijk is dat het resterende saldo van de genoemde geldlening naar rato wordt toegedeeld aan de [appellanten] . Met een verdeling op basis van gesloten beurzen waarbij niet wordt teruggekomen op de vanaf 1 september 2013 ten laste van de vennootschap betaalde rente en aflossing van beide bankleningen wordt de [geïntimeerden] enigszins gecompenseerd en wel zodanig dat de familie de verdeling wil accepteren. Met inachtneming van het vorenstaande heb ik om pragmatische redenen en ten behoeve van de leesbaarheid, met als basis de concept vaststellingsovereenkomst van 27 januari 2014, een aangepast concept opgesteld. Naast enkele tekstuele aanpassingen is ook inhoudelijk aangevuld. Zo is bijvoorbeeld de voetverklaring niet meer opgenomen omdat de vermelde vrijstelling niet van toepassing is. De [geïntimeerden] is van mening dat deze uitwerking recht doet aan de gevoerde besprekingen en tot een voor beide partijen redelijk en aanvaardbaar resultaat leidt. Ik verzoek u dan ook om dit concept door te leiden naar de [appellanten] en hen nader te informeren over de achtergronden daarvan.”
Als bijlagen bij deze brief zijn gevoegd een op 10 februari 2014 opgestelde concept vaststellingsovereenkomst en een verdelingsstaat.
Bij brief van 2 april 2014 heeft [appellanten] [geïntimeerden] verzocht de concept vaststellingsovereenkomst van 27 januari 2014 ondertekend retour te zenden dan wel daaraan uitvoering te geven.
Vervolgens heeft [appellanten] zich tot [persoon G] gewend. Bij brief
van 7 mei 2014 heeft [persoon G] [geïntimeerden] bericht dat [appellanten] zich op het standpunt stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de scheiding en deling van de vennootschap, welke overeenkomst is vastgelegd in de
- nog niet ondertekende - concept vaststellingsovereenkomst (met bijlage) van
27 januari 2014. [persoon G] heeft partijen nogmaals verzocht deze concept vaststellingsovereenkomst ondertekend retour te zenden dan wel daaraan uitvoering te geven. Bij brief van 14 mei 2014 heeft [geïntimeerden] aangegeven dat zij daarmee niet kunnen instemmen. Bij e-mailbericht van 20 mei 2014 heeft [persoon G] gereageerd.
[geïntimeerden] heeft nadien [persoon H] benaderd ter zake van een bindend advies. Bij e-mailbericht van 12 april 2015 heeft [persoon H] [geïntimeerden] laten weten dat [appellanten] niet instemt met een bindend advies.
Vervolgens heeft [geïntimeerden] zich tot mr. Van Buul gewend. Bij brief van
11 augustus 2015 heeft mr. Van Buul [appellanten] verzocht € 166.507,17 te betalen
uit hoofde van de afwikkeling van de vennootschap.
De procedure in eerste aanleg