ECLI:NL:GHSHE:2021:4249

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
20-002886-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor het uitgeven van valse bankbiljetten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, namelijk het in vereniging opzettelijk in voorraad hebben van valse bankbiljetten. Echter, voor het subsidiair ten laste gelegde, het opzettelijk in vereniging valse bankbiljetten uitgeven, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. De politierechter gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met een lagere straf. De raadsman van de verdachte steunde deze vordering. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het niet verenigbaar was met de nieuwe beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 juni 2019 te Venlo opzettelijk een vals bankbiljet van 20 euro heeft uitgegeven, en heeft haar vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.

De verdachte is strafbaar bevonden voor het subsidiair bewezenverklaarde en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen biljet van 20 euro uitgesproken, omdat dit biljet gebruikt is voor het gepleegde misdrijf. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002886-19
Uitspraak : 23 december 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 september 2019 met parketnummer 03-141190-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 05-090815-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (het in vereniging opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid haar bekend was toen zij ze ontving, in voorraad hebben met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven). Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde (kort gezegd: het opzettelijk in vereniging valse bankbiljetten uitgeven) is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de onder parketnummer 05-090815-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, - gelet op het de persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken en de tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 05-090815-18 voorwaardelijk opgelegde straf zal gelasten.
De raadsman van de verdachte heeft zich bij de vordering van de advocaat-generaal aangesloten.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met na te melden beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij, op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 juni 2019 te Venlo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer bankbiljetten van 20 euro dat/die zij, verdachte, en/of haar mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing haar/hen, toen zij deze ontving(en) bekend was als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven;
subsidiair
zij, op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 juni 2019 te Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van 20 euro heeft uitgegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 12 juni 2019 te Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een vals bankbiljet van 20 euro heeft uitgegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte niet wist dat het geld vals was.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier volgt dat drie maal is getracht te betalen met valse biljetten. Op 12 juni 2019 rond 16.00 uur waren de verdachte (met roze jas) en haar vriendin, medeverdachte [medeverdachte] (met bruine jas), op de kermis in [plaats] . De medeverdachte bestelde bij de snoepkraam
[bedrijf 1]een dropstok en een zuurstok en betaalde met een biljet van 20 euro. De verdachte bleef op dat moment op een afstandje staan. Aangeefster [aangever 1] controleerde het biljet door middel van een scanapparaat en een valsgeldpen, waaruit bleek dat het biljet mogelijk vals was. Aangeefster gaf het biljet terug aan de medeverdachte met de mededeling dat het scanapparaat het biljet niet accepteerde en vroeg of ze kon betalen met een ander biljet. Hierna liepen beide dames verder. Vervolgens bestelden zij bij de oliebollenkraam een wafel met slagroom en de medeverdachte overhandigde aangever [aangever 2] een biljet van 20 euro. Aangever voelde dat dit biljet vals was en controleerde met een speciale stift de echtheid. Toen aangever aan de medeverdachte mededeelde dat het vals geld was, riep de verdachte “dan ben je toch genaaid door die Pool”. Bij
[bedrijf 2]bestelden de verdachte en medeverdachte vervolgens twee zogenaamde aardbeien van drie euro per stuk. Aangever [aangever 3] zag dat de medeverdachte een biljet van 20 euro aan de verdachte gaf en dat de verdachte dit biljet vervolgens aan aangeefster overhandigde. Aangeefster voelde direct dat het geen echt briefgeld was.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en in aanmerking genomen de gemaakte opmerking van de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte hoorde van de mogelijkheid dat het geld vals was, is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte minst genomen door haar handelwijze, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door haar bij de fruitbar uitgegeven geld vals was. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 12 juni 2019 eenmaal heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vals geld uitgeven.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

medeplegen van opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft het hof verzocht om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van een langere duur dan 30 dagen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgeven van een vals biljet van 20 euro. Het in omloop brengen van vals geld brengt het vertrouwen in (contant) geld schade toe en dupeert bovendien de onwetende ontvanger. Daarnaast ondervindt het handelsverkeer als geheel door het in omloop brengen van valse bankbiljetten hinder en schade. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2021 waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor een soortgelijk misdrijf is veroordeeld. Tevens heeft het hof bij het bepalen van de straf in aanmerking genomen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is hieromtrent gebleken dat het de verdachte is gelukt een uitkering te krijgen en dat het naar omstandigheden goed met haar gaat.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Beslag
Het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een biljet van 20 euro, is op grond van het bepaalde in artikel 214bis van het Wetboek van Strafrecht vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat de verdachte wordt veroordeeld voor het opzettelijk uitgeven van een vals bankbiljet en dit misdrijf met dit bankbiljet is gepleegd. Gelet hierop zal het hof de verbeurdverklaring van dit voorwerp uitspreken.
Het (andere) inbeslaggenomen 20 euro biljet, dat nog niet is teruggegeven, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf werd aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl dit aan de dader of verdachte toebehorende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 7 augustus 2018 onder parketnummer 05-090815-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 47, 63, 213 en 214bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een biljet van 20 euro (Goednummer PL2300-2019090188-1207310);
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een biljet van 20 euro (Goednummer PL2300-2019090235-1207326);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2018, parketnummer 05-090815-18, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt en mr. E.C.M. van der Valk, griffiers,
en op 23 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S. Riemens en mr. E.C.M. van der Valk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.