Parketnummer : 20-000217-17
Uitspraak : 22 december 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda , van 24 januari 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-994517-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1960,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen verklaard en de hiervoor genoemde feiten als volgt gekwalificeerd:
- overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, tezamen en in vereniging gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging (
- overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, tezamen en in vereniging met anderen gepleegd en opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging (
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van voornoemde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaten-generaal hebben – naar het hof begrijpt – gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren, met uitzondering van het tweede onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde, en de verdachte ter zake van deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat:
- de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde (partieel) nietig dient te worden verklaard;
- het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte;
- de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van alle aan hem tenlastegelegde feiten;
- de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging;
- het hof, in geval van enige bewezenverklaring, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte geen straf of maatregel zal opleggen, althans dat het hof aan hem geen gevangenisstraf zal opleggen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1.[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 29 november 2011 tot en met 5 december 2011 te Breda en/of te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk (een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, aanhef en sub a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was of waren [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of haar/hun mededader(s) doende afvalstoffen, onder meer te weten:
- op 29 november 2011 container nummer MSKU 954886-0, met 30 balen oud papier en karton, waaronder vier balen met een mate van menging/verontreiniging van 16,08 %, 51,89 %, 5,04 % en 4,59 % (zaaksdossier 3.12), en/of
- op 5 december 2011 container nummer MSKU 167725-0, met 26 balen oud papier en karton, waaronder twee balen met een mate van menging/verontreiniging van 6,14 % en 32,42 % (zaaksdossier 3.14),
in elk geval een of meer containers met mengsels van afvalstoffen, te weten oud papier en karton, vermengd/verontreinigd met (huishoudelijk) (verpakkings)plastic, rollen plastic, plakplastic, folie, kraftzakken, blik, hout, kunststofslangen, mascarasamples en/of een metalen drum, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen) die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening is/zijn opgenomen, over te brengen van Nederland naar China, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde Verordening, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in of omstreeks de periode van 1 augustus 2011 tot en met 1 januari 2012 in de gemeente Breda , althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
(een) handeling(en) heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, aanhef en sub a en/of b, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft/hebben zij, [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , en/of haar/hun mededader(s) afvalstoffen van Nederland naar China overgebracht, onder meer te weten 30 containers (GLDU7209056, TCNU6290509, BMOU4315610, GESU5241073, CCLU6738776, CCLU7205370, CCLU6392678, CAIU8804054, TGHU9628417, CCLU6239627, CCLU6304471, GESU4910220, CCLU6669377, TCNU6296615, CCLU6501974, CCLU6476260, CCLU6504741, CCLU6467611, CCLU6460807, CCLU6519994, CCLU6473002, CCLU6481590, CCLU6513065, CCLU6489713, CCLU6259135, CCLU6589353, CCLU6809890, DFSU6165418, CCLU6484460 en CCLU7350466) (betreft containers rechtshulpverzoek 2), in elk geval een of meer containers met mengsels van afvalstoffen, te weten papier, karton, plastic, metalen, textiel, voedsel- en drankverpakkingen, zijnde (een) (voor nuttige toepassing bestemde) afvalstof(fen) die niet in een van de bijlagen III, IIIA en/of IIIB bij deze Verordening is/zijn opgenomen, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig genoemde Verordening,
een handeling heeft/hebben verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, aanhef en sub f, van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers heeft/hebben zij, [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , en/of één of meer van haar/hun mededaders 30 containers (GLDU7209056, TCNU6290509, BMOU4315610, GESU5241073, CCLU6738776, CCLU7205370, CCLU6392678, CAIU8804054, TGHU9628417, CCLU6239627, CCLU6304471, GESU4910220, CCLU6669377, TCNU6296615, CCLU6501974, CCLU6476260, CCLU6504741, CCLU6467611, CCLU6460807, CCLU6519994, CCLU6473002, CCLU6481590, CCLU6513065, CCLU6489713, CCLU6259135, CCLU6589353, CCLU6809890, DFSU6165418, CCLU6484460 en CCLU74350466) (betreft containers rechtshulpverzoek 2), althans een of meer containers waarvan de inhoud bestond uit papier, karton, plastic, metalen, textiel, voedsel- en drankverpakkingen, in ieder geval uit huishoudelijk afval als bedoeld in code Y46 van bijlage V, deel 3, van deze Verordening, bestemd voor nuttige toepassing, overgebracht van Nederland naar China, terwijl die overbrenging in strijd was met artikel 36, onder 1, aanhef en sub b, van deze Verordening,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) hij, verdachte, opdracht heeft gegeven dan wel aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
Het hof heeft geconstateerd dat onder de twee gedachtestreepjes van het onder 1 tenlastegelegde wordt verwezen naar containers met oud papier en karton, waarbij is vermeld dat vorenbedoelde containers een bepaalde mate van menging c.q. verontreiniging zouden bevatten. Gelet op de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep begrijpt het hof dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld ten laste te leggen dat de in de tenlastelegging genoemde containers waren gevuld met balen oud papier en karton en dat bij een aantal van die balen (te weten: de balen die nader zijn onderzocht) sprake was van een mate van menging c.q. verontreiniging zoals is omschreven in de tekst van de tenlastelegging. Het hof leest deze onderdelen van de tenlastelegging verbeterd.
De overige in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn eveneens verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding