ECLI:NL:GHSHE:2021:4234

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
20-002714-20 (PROMIS)
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een bekende, met dwang en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van verkrachting van een destijds zestienjarig meisje, de benadeelde partij. De feiten vonden plaats op 15 september 2018, toen de verdachte en de benadeelde naar een shisha lounge gingen en daarna in de auto naar een afgelegen plek reden. Tijdens de autorit heeft de verdachte de benadeelde bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen. De benadeelde heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij geen seks wilde, maar de verdachte negeerde haar wensen en heeft haar onder druk gezet. Het hof heeft de verklaringen van de benadeelde als consistent en geloofwaardig beoordeeld, en heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 355 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 5.522,99, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002714-20
Uitspraak : 8 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-253778-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van een bedrag van € 32.222,99, bestaande uit € 19.522,99 aan materiële schade en € 12.700,00 aan immateriële schade. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering ter zake van de materiële schade verlaagd tot een bedrag van € 522,99. De totale vordering tot schadevergoeding in hoger beroep bedraagt derhalve € 13.222,99.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, onder toepassing van het adolescentenstrafrecht, de verdachte zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, waarvan 355 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof deze geheel zal toewijzen tot een bedrag van € 13.222,99, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in het geval van een veroordeling, heeft de verdediging de toepassing van het adolescenten-strafrecht bepleit, een strafmaatverweer gevoerd en verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard en, subsidiair, om de benadeelde partij in het immateriële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de vordering op dit punt te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2018 in de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland en/of te Breyell, in elk geval in Duitsland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
‒ aan een persoon genaamd [benadeelde] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Je bent dalijk echt de lul.” en/of “Wedden, er gaat dalijk iets gebeuren.” en/of “Ben je ongesteld.” en/of “Ik neuk je wel ongesteld.” en/of
‒ aan die [benadeelde] vragen of zij maagd was en/of of zij een goede afgelegen plek wist en/of of zij bang was en/of of zij er klaar voor was en/of tegen die [benadeelde] zeggen dat zij aan niemand iets moest vertellen over wat er ging gebeuren en/of
‒ als bestuurder van een auto ('s nachts) met die [benadeelde] in de auto naar een afgelegen (zand)weg (in/bij een bos) rijden en/of (aldaar) parkeren van de auto en/of
‒ bij/naast die [benadeelde] op de achterbank gaan en/of blijven zitten en/of
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Je mag kiezen, of je loopt naar huis, of er gebeuren andere dingen.” en/of tegen een persoon genaamd [medeverdachte] zeggen dat hij uit de auto moest stappen en/of
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Ja kies maar, of met [medeverdachte] erbij, of met mij alleen of loop maar naar huis.” en/of
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat dat hij, verdachte, haar niet naar huis zou brengen en/of (daarbij) schoppen tegen een (auto)stoel en/of
‒ pakken en/of weg- en/of naar voren en/of op de bijrijdersstoel gooien van de tas en/of de telefoon van die [benadeelde] en/of
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat zij nog twee minuten had om te kiezen en/of
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat de twee minuten om waren en/of uit- en/of omlaag trekken van zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek en/of
‒ vastpakken van die [benadeelde] en/of naar zich, verdachte, toe trekken van die [benadeelde] en/of
‒ trekken aan het haar van die [benadeelde] en/of vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en/of (vervolgens) duwen en/of brengen van het hoofd van die [benadeelde] naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of tegen die [benadeelde] zeggen dat zij hem, verdachte, moest pijpen en/of
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van (de) woorden (van de strekking): “Doe je kleren uit.” en/of “Kom op me zitten.” en/of
‒ (gedeeltelijk) uit- en/of omlaag trekken van de kleding en/of onderkleding van die [benadeelde] en/of
‒ toen die [benadeelde] zei dat zij kramp had en ook nog een tampon in had, tegen die [benadeelde] zeggen dat hij, verdachte, hem er gewoon uit zou trekken en/of toen die [benadeelde] tegen hem, verdachte, zei dat zij dat niet wilde, tegen die [benadeelde] zeggen dat zij die zelf eruit moest doen en/of uit het raam moest gooien en/of
‒ vastpakken en/of vasthouden van die [benadeelde] en/of (vervolgens) op zijn, verdachtes, penis en/of schoot en/of onderlichaam duwen en/of trekken en/of zetten van die [benadeelde] en/of
‒ die [benadeelde] vastpakken en/of vasthouden en/of (vervolgens) het lichaam van die [benadeelde] (over zijn, verdachtes, penis) op en neer bewegen en/of
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat als hij, verdachte, niet doggy mocht doen bij haar, zij hem, verdachte, wel nog twee minuten moest pijpen en/of (opnieuw) vastpakken en/of vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en/of duwen en/of brengen van het hoofd van die [benadeelde] naar en/of in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat als zij het aan iemand zou vertellen er dan wat zou gebeuren en er gevolgen zouden komen,
die [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [benadeelde] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2018 in Nederland en te Breyell in Duitsland, door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het
‒ aan [benadeelde] toevoegen van de woorden: “Je bent dalijk echt de lul.” en “Wedden, er gaat dalijk iets gebeuren.” en “Ben je ongesteld.” en “Ik neuk je wel ongesteld.” en
‒ aan die [benadeelde] vragen of zij maagd was en of zij een goede afgelegen plek wist en of zij bang was en of zij er klaar voor was en tegen die [benadeelde] zeggen dat zij aan niemand iets moest vertellen over wat er ging gebeuren en
‒ als bestuurder van een auto 's nachts met die [benadeelde] in de auto naar een afgelegen zandweg bij een bos rijden en aldaar parkeren van de auto en
‒ naast die [benadeelde] op de achterbank gaan zitten en
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van de woorden: “Je mag kiezen, of je loopt naar huis, of er gebeuren andere dingen.” en tegen [medeverdachte] zeggen dat hij uit de auto moest stappen en
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van de woorden: “Ja kies maar, of met [medeverdachte] erbij, of met mij alleen of loop maar naar huis.” en
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat dat hij, verdachte, haar niet naar huis zou brengen en schoppen tegen een autostoel en
‒ pakken en naar voren op de bijrijdersstoel gooien van de tas en de telefoon van die [benadeelde] en
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat zij nog twee minuten had om te kiezen en
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat de twee minuten om waren en omlaag trekken van zijn, verdachtes, broek en onderbroek en
‒ vastpakken van die [benadeelde] en naar zich, verdachte, toe trekken van die [benadeelde] en
‒ trekken aan het haar van die [benadeelde] en vastpakken en vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en vervolgens duwen van het hoofd van die [benadeelde] naar zijn, verdachtes, penis en tegen die [benadeelde] zeggen dat zij hem, verdachte, moest pijpen en
‒ aan die [benadeelde] toevoegen van de woorden: “Doe je kleren uit.” en “Kom op me zitten.” en
‒ (gedeeltelijk) uit- en/of omlaag trekken van de kleding en/of onderkleding van die [benadeelde] en
‒ toen die [benadeelde] zei dat zij kramp had en ook nog een tampon in had, tegen die [benadeelde] zeggen dat hij, verdachte, hem er gewoon uit zou trekken en toen die [benadeelde] tegen hem, verdachte, zei dat zij dat niet wilde, tegen die [benadeelde] zeggen dat zij die zelf eruit moest doen en uit het raam moest gooien en
‒ vastpakken van die [benadeelde] en vervolgens op zijn, verdachtes, penis en schoot zetten van die [benadeelde] en
‒ die [benadeelde] vastpakken en vasthouden en vervolgens het lichaam van die [benadeelde] over zijn, verdachtes, penis op en neer bewegen en
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat als hij, verdachte, niet doggy mocht doen bij haar, zij hem, verdachte, wel nog twee minuten moest pijpen en opnieuw vastpakken en vasthouden van het hoofd van die [benadeelde] en duwen van het hoofd van die [benadeelde] naar zijn, verdachtes, penis en
‒ tegen die [benadeelde] zeggen dat als zij het aan iemand zou vertellen er dan wat zou gebeuren en er gevolgen zouden komen,
die [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of de mond van die [benadeelde] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 130-141, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 2001:
(pagina 130)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord aangeefster
(pagina 132)
A: Vrijdag 14 september [2018] had ik een afscheidsfeestje van een vriendin van mij. (…) Wij hebben haar thuis verrast met familie en vrienden en om 00:30 uur ben ik naar huis gegaan. Toen ik thuis was werd ik gebeld door [medeverdachte] (het hof begrijpt in combinatie met pagina 135: [medeverdachte] ). Hij belde mij om 01:13 uur. Hij vroeg of ik mee ging naar de shisha lounge (…). Hij had wel gezegd dat er iemand bij was, maar hij vertelde niet wie. (…) Het was [verdachte] (het hof begrijpt in combinatie met pagina 135: verdachte [verdachte] ). (…) Toen waren we bij de lounge. (…) Ze spraken er Duits. (…) Daar ging ik eerst op een krukje of een poef zitten en [verdachte] zei dat ik naast [medeverdachte] op de bank moest gaan zitten.
(pagina 132-133)
Ik zei nee dat hoeft niet en toen zei die op een bozere manier dat ik op de bank moest gaan zitten en toen deed ik dat.
(pagina 133)
Toen zei [verdachte] : “Je bent dalijk echt de lul”. Ik vroeg waarom? Hij antwoordde gewoon: “Je bent dalijk echt de lul”, en hij zat ondertussen op zijn telefoon. Ik zei nee, want er gaat dalijk niks gebeuren. Toen gaf [verdachte] een antwoord van: “Wedden er gaat dalijk iets gebeuren”. Ik zei: “Nee, ik wed niet, want er gaat niks gebeuren”. Toen vroeg [verdachte] of ik ongesteld was. Toen zei ik ja en dat ik woensdag weer begonnen was met de pil. Ik was weer in mijn eindfase. Toen zei hij: “Ik neuk je wel ongesteld”. Toen zei ik: “Er gaat niks gebeuren, klaar”. Na die vraag vroeg hij of ik al ontmaagd was. Ik zei ja, en hij werd heel chagrijnig. Daarna zei hij weer: “Je bent dalijk echt de lul”. Hij vroeg of ik een goede afgelegen plek wist. Ik zei toen nee en dat ik weer naar huis wilde. Hij vroeg hoe laat ik thuis wilde zijn en ik zei rond 03:30 uur. (…) Ik zat alleen met [verdachte] en hij zei tegen mij dat ik aan niemand iets moest vertellen wat er ging gebeuren. Ik zei dat er niks ging gebeuren. (…) We liepen naar de auto en [verdachte] zei weer dat ik echt de lul ben. Ik stapte achterin. Het was een driedeurs auto. [verdachte] zei tegen [medeverdachte] , ga maar bij [benadeelde] achterin zitten. Ik zat achter de stoel van [verdachte] en [medeverdachte] zat achter de bijrijdersstoel. (…) [verdachte] vroeg herhaaldelijk of ik bang was en of ik er klaar voor was. (…) Hij reed verder een straat in. Eerst was die straat asfalt en werd later zand. Toen gingen we links een stukje verder en stopten bij een bos. Ik zat nog steeds achterin en keek om me heen om te kijken waar we waren. Toen had [verdachte] de auto stil gezet en kwam ook achterin zitten en ik moest doorschuiven naar het midden. [medeverdachte] zat rechts van mij en [verdachte] links. Toen begonnen ze allebei mij aan te raken. [medeverdachte] met zijn hand op mijn been naar mijn binnenbeen. En [verdachte] met zijn linkerhand op mijn bovenbeen en met zijn rechterhand op mijn kont. Ik deed zo'n beweging maken (doet met handen voor) zo van blijf van mij af en toen legden ze hun handen terug. Toen zei [verdachte] : “Je mag kiezen. Of je loopt naar huis, of er gebeuren andere dingen”. Ik zei: “Ik wil dit allebei niet, breng me gewoon naar huis”. Toen moest [medeverdachte] van [verdachte] uitstappen en toen vroeg [verdachte] aan mij: “Ja kies maar, of met [medeverdachte] er bij, of met mij alleen of loop maar naar huis”. Ik zei ik wil dit allemaal niet en breng me maar naar huis. Toen werd [verdachte] boos van ik breng je niet naar huis en schopte tegen de stoel voor hem. Hij zei ook nog dat we onze telefoons weg moesten doen en toen had hij mijn tasje en mijn telefoon naar voren gegooid op de bijrijdersstoel. [verdachte] zei dat ik nog twee minuten had om te kiezen. (…) Die twee minuten ben ik stil geweest en [verdachte] zei toen dat die om waren. Hij zei dat ik al lang kon beslissen en deed toen zijn broek en onderbroek omlaag.
(pagina 133-134)
Hij trok mij naar zich toe en ik kon me nog net tegenhouden met mijn handen tegen zijn buik.
(pagina 134)
Toen duwde hij mijn hoofd naar zijn geslachtsdeel en toen moest ik hem pijpen. (…) toen zei die: “Doe je kleren uit.” Ik deed dat niet en toen begon hij die bij mij uit te doen. (…) Ik zei wacht ik heb kramp en ik had ook nog een tampon in. Hij zei ja dan trek ik hem er gewoon uit. Ik zei nee dat wil ik niet en toen zei hij ja dan doe je die zelf eruit. Ik had hem eruit gedaan en vroeg waar ik die moest laten. Hij zei ja dan gooi je die maar uit het raam. (…)
Ik moest toen op hem gaan zitten en toen stak hij zijn lul in mijn vagina. Hij maakte zelf bewegingen en ik kwam soms met mijn hoofd tegen het dak aan. Toen zei hij werk eens mee. Toen zei ik volgens mij, ik heb daar geen zin in. Toen ging hij mij bewegen en tilde mij op. (…)
Toen was hij klaar met dat standje en vroeg of hij doggy mocht doen bij mij. Ik zei nee. Toen zei hij: “Maar dan moet je me wel nog twee minuten pijpen”. Dus toen duwde hij mijn hoofd weer naar zijn geslachtsdeel en toen duwde hij mijn hoofd echt tot ik stikte en een kokhalzend geluid maakte en drukte mijn hoofd terug. (…) Ik zei dat die twee minuten om waren en hij zei nee dat is niet zo. Toen moest ik voor mijn gevoel nog een minuut hem pijpen. Toen was hij klaar en mocht [medeverdachte] de auto inkomen. (…) [verdachte] ging weer op de bestuurdersstoel zitten. (…)
[verdachte] zei ook nog dat ik niet chagrijnig moest doen en zei dat hij niet wilde dat hij na dit een verkrachter werd genoemd. Hij zei ook dat als ik het aan iemand vertel dat er dan wat zou gebeuren en er komen gevolgen. (…)
De volgende dag vroeg mijn vriendin hoe het was. Ik heb toen antwoord gegeven, praat er maar niet over. Zij vroeg toen door. Dus toen heb ik gezegd dat ik gedwongen seks heb gehad. Ik ben toen naar haar toe geweest in Eindhoven (…). 's Avonds ben ik bij mijn oma gaan eten en ik heb het tegen mijn oma verteld.(…)
Toen ik in Eindhoven was (het hof begrijpt: op 15 september 2018) heeft [verdachte] mij via Instagram laten weten in het dialect dat het hem speet. [medeverdachte] heeft nog snapchat berichten in het dialect naar mij gestuurd waarin ik vroeg waarom hij mij niet heeft geholpen. Hij zei toen dat we dan alle twee moesten lopen.
(pagina 135)
V: Wat weet je van [medeverdachte] ?
A: [medeverdachte] (…) woont in Blerick.
V: Wie is [verdachte] ?
A: [verdachte] en hij woont ook in Blerick.
(pagina 137)
V: Wat was de reden dat [medeverdachte] de auto uit ging?
A: [verdachte] zei dat hij de auto uit moest. [medeverdachte] is de auto uit gegaan.
V: [verdachte] zei dat het te laat was om te kiezen en deed zijn broek omlaag.
A: Ik zat nog steeds op dezelfde manier. [verdachte] zei dat de twee minuten voorbij waren. Hij deed zijn broek omlaag. Hij zat en deed zijn heupen omhoog. Hij deed zijn broek en onderbroek naar beneden tot aan zijn knieën. (…) Hij zei toen kom.
V: En toen?
A: Toen pakte hij mij vast met zijn arm om mijn rechterschouder en trok mij naar zich toe. Ik viel toen met mijn handen op zijn buik en zei dat ik dit niet wilde. (…)
V: Hoe weet je wat je op dat moment moest doen?
A: Dat was en voorgevoel voor mij, ja dat ik heb dan moest pijpen. Ik hield me tegen en zei dat ik dit niet wilde. Hij zei toen in het dialect dat ik hem moest pijpen en heeft toen ook echt aan mijn haren getrokken. Ik moest hem toen pijpen.
V: Wat doe je dan precies als jij hem doet pijpen?
A: Ik deed met mijn mond open en zijn lul zit dan in mijn mond en hij duwde mijn hoofd op en neer zodat hij het tempo kon bepalen. Ik had mijn rechterhand aan de onderkant van zijn penis en ik bewoog toen ook mee. Dus als mijn hoofd op en neer gaat, gaat mijn hand ook mee omhoog. Hij had mijn hand om zijn penis gelegd. Toen dit gebeurde heb ik mijn hand van zijn penis gehaald, maar hij hield steeds mijn hoofd en haren vast. Ik probeerde ermee te stoppen, maar het lukte mij niet.
(pagina 137-138)
V: Hoe stopte het?
A: Tijdens het pijpen zei hij: “Kom op me zitten”. Toen haalde hij zijn hand van mijn hoofd. Ik ben recht gaan zitten en keek voor me. Hij zei toen dat ik mijn kleren uit moest doen.
(pagina 138)
A: Ik zei nee en toen deed hij mijn rokje uit. Hij maakte mijn rits open. Hij duwde me een beetje met zijn schouder naar voren en deed mijn rits open. Mijn trui zat in mijn rokje. Hij duwde me met zijn rechterhand in een positie zodat hij mijn rokje uit kon krijgen en het lukte hem niet. Hij zei help me op een indringerige toon en toen heb ik samen met hem mijn rokje uitgedaan. (…) Ik was bang. Vooral toen hij zei dat ik hem mee moest helpen. Ik was bang dat hij me pijn zou gaan doen en mij zou gaan slaan.
V: Dan zeg jij dat hij jou optilde. Vertel daar eens alles over.
A: Hij pakte me zo, ik weet niet hoe ik het precies uit moet leggen. Ik zat nog naast hem en hij pakte me vast. Hij pakte me met zijn rechterarm bij mijn schouder en drukte me naar hem toe en met zijn linkerarm bij mijn rechterbovenbeen en toen draaide ik zo boven op hem waarbij ik met mijn gezicht naar zijn gezicht gedraaid kom. Ik zit dan op mijn knieën. Mijn knieën raken dan de zitting aan en zijn bovenbenen zijn ertussen. Ik zit dan net voor zijn lul. Dan probeert hij mij omhoog te krijgen zodat hij zijn lul in mij kan steken. Ik weet niet meer precies hoe hij dit deed. Zijn lul zat toen in mijn vagina en ik heb niet bewogen. Ik zat nog in dezelfde houding. Hij bewoog toen met zijn lichaam op en neer en zo maakte hij die seksbeweging. Hij pakte met zijn handen mijn kont vast en deed zo mijn lichaam op en neer. Hij pakte mijn kont met zijn platte handen vast. Hij ging dus met zijn vlakke handen onder mijn kont en duwde zo mijn lichaam op en neer. Dit ging toen even zo door. Toen vroeg hij of hij doggy bij mij mocht doen. Ik zei nee en toen zei hij dat ik hem twee minuten moest pijpen. Ik ging van hem af en ging weer zitten. Hij pakte toen met zijn handen mijn hoofd vast en duwde mijn hoofd weer richting zijn lul. Mijn linkerhand had ik naast hem liggen en mijn rechterhand lag op zijn bovenbeen. Ik hield mijn mond dicht en toen zei hij dat ik mijn mond open moest doen. Hij duwde mij toen naar beneden en ik deed mijn mond open en zo kwam zijn lul weer in mijn mond. Hij bleef mijn hoofd hard op en neer duwen waardoor ik geen lucht kreeg omdat die lul heel diep in mijn keel kwam en ik moest kokhalzen.
V: De tampon zijn we vergeten.
A: Ja, toen mijn kleren uitgingen zei ik nog dat ik een tampon in had. Toen zei hij, die trek ik er wel uit en ik zei nee. Hij zei toen doe het zelf maar en ik zei toen nee. Hij zei toen op een indringerige manier doe dat gewoon, en toen heb ik dat gedaan. Ik zei wat moet ik ermee en hij zei toen gooi het maar uit het raam. Het rechter raam van de bijrijdersstoel stond een stukje open en ik heb de tampon uit dat geopende raampje gegooid.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 174-178, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] :

(pagina 175)

Wij hebben jou uitgelegd jou dat het over de zaak van [benadeelde] gaat. Volgens [benadeelde] zou zij jou als eerste alles hebben verteld.
(pagina 176)
Ik werd zaterdagochtend (het hof begrijpt: 15 september 2018) wakker en merkte aan de whatsapp gesprekken van [benadeelde] dat er iets aan de hand was. (…) Op enig moment gaat het gesprek over gisteravond en zegt [benadeelde] dat ze gedwongen seks heeft gehad. (…) We spraken af op het station in Eindhoven. (…) Toen [benadeelde] mij zag begon ze heel hard te huilen. Ik zag dat ze heel moe was en ik zag dat ze naar de grond keek omdat ze zo hard aan het huilen was.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 170-173, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2] :
(pagina 170)
Het gaat over de zaak van [benadeelde] . Volgens [benadeelde] zou zij aan u als tweede hebben verteld wat haar is overkomen.
(pagina 171)
Ik ben haar oma en ik heb een goede band met [benadeelde] . Het was van vrijdag- op zaterdagnacht gebeurd en op zaterdagmiddag (het hof begrijpt: 15 september 2018) is ze naar mij toegekomen. Ze is eerst naar Eindhoven gegaan naar een vriendin. [benadeelde] kwam eten maar zei niet meteen iets. Ik merkte wel iets aan haar. Ik moest iets gaan halen op de slaapkamer en toen begon ze te huilen. We zijn toen op bed gaan zitten maar ze durfde het eerst niet te vertellen, ik bleef een beetje doordrammen maar uiteindelijk heeft ze gezegd dat er iets ergs was gebeurd. Toen kwam ze met haar verhaal. (…) Ze was heel bang en van streek. Op de slaapkamer, toen ze het mij vertelde, was ze echt heel bang en ze voelde zich smerig.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 152, met bijlagen op pagina’s 153-169, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant] en de inhoud van de screenshots van gesprekken via snapchat tussen aangeefster [benadeelde] en [medeverdachte] (bijlage IV) en een gesprek via Instagram tussen aangeefster [benadeelde] en verdachte [verdachte] (bijlage VI):
(pagina 152)
Op 16 september 2018 werd de mobiele telefoon van benadeelde [benadeelde] in beslag genomen. Door mij werd in het zogenaamde Ufed systeem onderzocht op gegevens die betrekking hebben op de strafbare feiten die hebben plaatsgevonden. Dor mij werden de navolgende gegevens aangetroffen, welke als bijlagen bij dit proces-verbaal zijn bijgevoegd.
(…)
- Bijlage IV:
Screenshots uit de telefoon van [benadeelde] waarbij gesprekken te lezen zijn tussen verdachte [medeverdachte] en [benadeelde] via Snapchat.
(…)
- Bijlage VI:
Gesprek tussen verdachte [verdachte] en [benadeelde] via Instagram
(bijlage IV, pagina’s 156-161)
Opmerking hof: ten behoeve van de leesbaarheid van het Snapchat gesprek tussen [medeverdachte] en aangeefster [benadeelde] is deze niet in het Limburgs dialect maar in de Nederlandse taal en op chronologische volgorde weergeven.
[medeverdachte] : praat via hier.
Aangeefster: is goed. Wat vond je van gisteren? Ben eens eerlijk.
[medeverdachte] : ja ik wist hoe dan ook, toen hij dat zei, dat het ging gebeuren.
Aangeefster: waarom heb je mij niet geholpen?
[medeverdachte] : omdat ik weet dat dat geen zin heeft.
Aangeefster: wat heeft geen zin?
[medeverdachte] : om er iets van te zeggen. Dan laat hij jou en mij lopen.
Aangeefster: merkte je op de terugweg niet dat er iets met mij was?
[medeverdachte] : ja
Aangeefster: ik wist echt niet wat mij overkwam.
[medeverdachte] : wat heb je gedaan toen je thuis kwam? Eerlijk.
Aangeefster: gehuild en ik was bang.
[medeverdachte] : echt?
Aangeefster: ik was zo bang. Wat had je dan verwacht wat ik zou doen na zo’n situatie.
[medeverdachte] : ja, geen idee.
Aangeefster: ja, ik zit er echt mee. Ben gewoon fucking bang.
[medeverdachte] : hoezo? Waarvoor?
Aangeefster: ja gewoon. Denk eens goed na.
[medeverdachte] : als je gewoon je mond houdt dan gebeurt er niets. Anders zou ik niet weten, als je gaat praten.
Aangeefster: hoe bedoel je, wat gebeurt er dan?
[medeverdachte] : geen idee, weet niet wat zijn reactie is. Stel je voor je ouders doen aangifte. Wat denk je. Dan wordt hij kanker lijp.
Aangeefster: vind je het normaal wat er gebeurd is?
[medeverdachte] : seks hoort bij het leven, maar wil je aangifte doen?
Aangeefster: seks? Ik weet niet wat ik moet doen, maar ik zeg je eerlijk. Ik ben er gewoon ziek van.
[medeverdachte] : ja luister. Ik zou gewoon niets zeggen. Mijn advies.
Aangeefster: wat gebeurt er dan denk je?
[medeverdachte] : geen idee, maar zou het gewoon niet doen.
Aangeefster: je gaat niet voor niets waarschuwen, toch?
[medeverdachte] : ja omdat ik niet weet wat hij gaat doen. (…) Hij is onvoorspelbaar, dus ik heb geen idee.
Aangeefster: wat zou je doen als je in mijn situatie stond?
[medeverdachte] : niets. Stil zijn en verder leven.
(bijlage VI, pagina 169)
Opmerking hof: ten behoeve van de leesbaarheid van het Instagram chatgesprek tussen verdachte [verdachte] en aangeefster [benadeelde] is deze niet in het Limburgs dialect maar in de Nederlandse taal weergeven.
Aangeefster: wat vond je van gisteren?
Verdachte: ik ga het nergens meer over hebben.
Aangeefster: hoe bedoel je?
(…)
Verdachte: heb wel spijt, sorry.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 41-53, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 42)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
(pagina 48)
V: Vertel ons eens alles wat er is gebeurd (het hof begrijpt: op 15 september 2018)?
A: (…) Ik stelde aan [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) om naar Eindhoven of naar de Lounge te gaan. Dat is een Shishabar in Breyell. (…) Breyell ligt in Duitsland.
(pagina 49)
A: Vanuit de woning van [benadeelde] (het hof begrijpt in combinatie met pagina 47: aangeefster [benadeelde] ) zijn wij richting Breyell gegaan. (…) Omstreeks 03.00 uur reden bij naar huis met de auto van mijn auto (het hof begrijpt: de auto van mijn opa). Ik nam de (…) afslag bij Venlo-Zuid. (…) Wij stopten op een landweg. [medeverdachte] ging een sigaretje roken. Dat deed hij buiten de auto. Ik stapte bij [benadeelde] in de auto.
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 54-64, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 54)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
(pagina 57)
A: Ik heb wel gehoord dat [ [benadeelde] ] heeft gezegd haar naar huis te brengen.
(pagina 58)
A: Wij hebben eerst gezoend, gevoeld. (…) We zijn een minuutje verder gegaan en daarna heeft ze mij gepijpt. Zij trok mij eerst af met haar rechterhand. Daarna heeft zij mij gepijpt. (…) Ik had mijn broek en onderbroek tot op mijn knieën. (…) Ik heb na het pijpen wel gezegd (…) of wij verder zouden gaan met seks. Na 1-2 minuten pijpen, heb ik gevraagd of ze meer wilde dan alleen pijpen.
V: Wat zei ze toen?
A: Ze zei niks. (…) Het leek erop dat ze geen zin had.
(pagina 59)
A: (…) Het zou kunnen dat ik haar heb gevraagd om mij te pijpen.
(pagina 63)
A: Ik heb wel een grapje gemaakt dat ze (het hof begrijpt: [medeverdachte] en [benadeelde] ) naar huis moesten gaan lopen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 67-72, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 67-68)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
(pagina 69)
A: (…) Volgens mij zei [ [benadeelde] ] bij de lounge al een paar keer dat ze naar huis wilde. (…)
V: Wat is een paar keer?
A: 3 à 4 keer. Ik zei toen, “dan loop je maar naar huis”.
(pagina 70)
V: Heeft [benadeelde] in de auto op enig moment gezegd dat zij dit niet wilde?
A: In de lounge of op weg naar huis heeft zij wel eens de opmerking gemaakt: “Wij gaan geen seks hebben”. (…)
(pagina 71)
V: Zijn er nog zaken die jij nu wilt bespreken?
A: Ik zou het meisje wel mijn excuses willen aanbieden dat ik seks met haar heb gehad.
8.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 november 2021 en voor zover inhoudende:
In de nacht van vrijdag 14 op zaterdag 15 september 2018 reden we, [medeverdachte] , [benadeelde] en ik, vanuit Duitsland via een binnenweg terug naar Venlo. Bij Venlo zijn we gestopt en heb ik de auto naar de zijkant gezet. Mijn vriend [medeverdachte] was er ook bij. Hij is naar buiten gestapt en ik ben toen met [benadeelde] aan de praat geraakt. Zij zat achterin. Ik zat achter het stuur. Ik ging ook achterin zitten, bij haar. We hebben gekust met elkaar. Het ging steeds verder. Mijn kameraard kwam nog even terug naar de auto. Hij trok de deur open. [benadeelde] en ik waren al bezig, zij zat al boven op mij. Hij pakte snel zijn jas en liep weer weg. Wij gingen door. (…)
Van het kussen ging het door naar pijpen en dat werd seks. Ik ben met mijn penis in haar vagina gekomen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het tenlaste-gelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte weliswaar seks heeft gehad met de aangeefster, maar dat daarbij geen sprake is geweest van dwang. De door de verdachte afgelegde verklaringen, kort gezegd inhoudende dat geen sprake is van verkrachting, zijn betrouwbaar. De omstandigheid dat de verdachte naderhand “sorry” heeft gezegd tegen de aangeefster kan niet worden gezien als een schuldbekentenis. De verdachte heeft daaromtrent, reeds bij de politie, verklaard dat hij spijt had van het hebben van seks met een meisje met wie hij geen relatie had.
Voor de verklaring van de aangeefster kan geen dan wel onvoldoende steun gevonden worden in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Bovendien heeft de getuige [medeverdachte] , die op de bewuste avond ook aanwezig was en de seksuele handelingen gedeeltelijk heeft gezien, verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat de aangeefster werd gedwongen om seks te hebben met de verdachte. Ook de telefoongesprekken die de aangeefster en [medeverdachte] naderhand hebben gevoerd bieden geen steun aan de verklaring van de aangeefster dat zij is verkracht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en aangeefster [benadeelde] op 15 september 2018 in Breyell (te Duitsland) naar een shisha lounge zijn geweest en dat zij daarna, op de terugweg naar huis, in of nabij de gemeente Venlo, met elkaar seksuele handelingen hebben verricht in de auto.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de aangeefster deze handelingen, zoals zij zelf heeft verklaard, onder dwang van de verdachte heeft moeten ondergaan.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in een ander bewijsmiddel. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Dit vergt een beoordeling in het concrete geval. Aan de bewijsminimumregel wordt voldaan als de verklaring van – in dit geval aangeefster [benadeelde] – op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring als het ware is ingebed in een concrete delictscontext die bevestiging vindt uit andere bron.
Het hof heeft geen enkele aanleiding te twijfelen aan de inhoud van de voor het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster [benadeelde] . Het hof is van oordeel dat [benadeelde] consistent, authentiek en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen in de nacht van 15 september 2018 is gebeurd. Bovendien vindt haar verklaring – anders dan de verdediging heeft betoogd – voldoende steun in de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, waaronder ook de eigen verklaringen van de verdachte. Het hof acht de verklaring van de aangeefster dan ook betrouwbaar en geloofwaardig.
Het hof hecht daarentegen geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat het seksueel contact geheel vrijwillig heeft plaatsgevonden, te meer hij zelf ook heeft verklaard dat hij aangeefster heeft horen zeggen dat zij naar huis wilde, dat hij tegen haar (en [medeverdachte] ) heeft gezegd dat ze anders naar huis moesten lopen, dat aangeefster in de lounge of op weg naar huis de opmerking heeft gemaakt: “Wij gaan geen seks hebben.” en dat de verdachte heeft waargenomen dat aangeefster geen zin leek te hebben. Het hof schuift de verklaring van de verdachte dat geen sprake was van dwang derhalve als ongeloofwaardig ter zijde.
Nu het hof de door [medeverdachte] afgelegde verklaringen niet voor het bewijs bezigt, behoeft dat onderdeel van het verweer van de verdediging gaan nadere bespreking.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht de tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een destijds zestien jarig meisje, een bekende van hem. De verdachte heeft de aangeefster met de auto meegenomen naar een afgelegen plek. Tijdens deze autorit heeft de verdachte aan haar gevraagd of zij bang was en of zij er klaar voor was. Eenmaal geparkeerd, heeft de verdachte de aangeefster onder bedreiging van geweld gedwongen tot het ondergaan van expliciete en vergaande seksuele handelingen. Hoewel de aangeefster meermalen en ook tevoren heeft aangegeven dat zij geen seks wilde, heeft de verdachte zich daarvan niets aangetrokken. Hij heeft zijn eigen lustgevoelens zwaarder laten wegen dan de persoonlijke belangen van de aangeefster en hij heeft haar lichamelijke integriteit op grove wijze geschonden.
Deze situatie is voor de aangeefster bovendien buitengewoon vernederend en traumatisch geweest. Dit blijkt onder meer uit haar schriftelijke slachtofferverklaring en hetgeen haar advocaat en haar moeder namens haar naar voren hebben gebracht tijdens de inhoudelijke behandeling in hoger beroep. Daaruit volgt dat het bewezenverklaarde nog altijd invloed uitoefent op haar dagelijks leven. Zij voelt zich niet veilig meer en slikt nog altijd antidepressiva. Ook heeft zij professionele ondersteuning moeten zoeken bij het verwerken van deze gebeurtenis.
Het hof rekent de verdachte het bewezenverklaarde, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, zwaar aan. Feiten zoals het bewezenverklaarde dragen bovendien sterk bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
Het hof stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde de leeftijd van achttien jaren doch niet die van drieëntwintig jaren had bereikt. Derhalve ziet het hof zich bij de strafoplegging voor de vraag gesteld of het volwassenenstrafrecht dan wel het adolescentenstrafrecht, als bedoeld in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, moet worden toepast. Anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft beslist en door de advocaat-generaal en de verdediging in hoger beroep is verzocht, ziet het hof in de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen aanleiding om thans af te wijken van de hoofdregel dat voor meerderjarigen het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Het hof overweegt daartoe dat de bijna negentien- jarige verdachte die avond duidelijk bepaalde wat er ging gebeuren en dat hij degene was die de auto bestuurde. De verdachte gedroeg zich die avond derhalve als een volwassene.
Hoewel de reclassering in het rapport van 17 november 2021 heeft geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen, naar welk advies door de advocaat-generaal en de verdediging is verwezen, volgt uit de motivering dat dit advies slechts is ingegeven door de situatie ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De reclassering heeft in voornoemd rapport immers ook geschreven dat inmiddels alle mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht door de loop van de jaren benut zijn, dat de verdachte zich de afgelopen drie jaar ingezet heeft binnen het jeugdreclasseringstraject en dat vanuit de jeugdreclassering te kennen is gegeven dat men niet meer kan bieden binnen dat traject. De jeugdreclassering is van oordeel dat de verdachte qua hulpverleningsaanbod binnen het volwassenkader zou passen, gezien zijn groei in doen, laten en gedrag in de afgelopen drie jaren. Ook schrijft de reclassering dat de verdachte, kijkend naar zijn handelingsvaardigheden en pedagogische mogelijkheden, op dit moment binnen het volwassenenstrafrecht past. Verder is gebleken dat de verdachte op dit moment nog bij zijn ouders woont, maar inmiddels sinds ruim vijf maanden een relatie met zijn huidige partner heeft. Zij zien elkaar elke dag. Zij heeft een kindje van twee jaren oud. De verdachte en zijn partner hebben serieuze plannen om een toekomst samen te hebben en een gezin te vormen. Daarnaast werkt de verdachte een aantal dagen per week in een viskraam. Hij is voornemens om een eigen zaak te beginnen in de vishandel. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen aanleiding om thans nog het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 september 2021. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat hij als ‘first offender’ dient te worden beschouwd. Ten slotte heeft het hof rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet worden volstaan met een andere of een lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof zal wat betreft de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming nadrukkelijk rekening houden met het traject dat de verdachte al gedurende drie jaren, derhalve al lange tijd, bij de jeugdreclassering heeft gelopen. De verdachte heeft zich daarbij ook al die tijd daarvoor ingezet. Het hof zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 365 dagen, waarvan 355 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Dit betekent dat de verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf reeds heeft uitgezeten. Daarnaast zal het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, opleggen. Het hof ziet thans geen noodzaak meer tot oplegging van een contactverbod met het slachtoffer, nu de verdachte als voorwaarde voor de schorsing van zijn voorlopige hechtenis reeds een contactverbod opgelegd heeft gekregen en de verdachte zich daaraan – behoudens één misverstand – goed heeft gehouden.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
Ten overvloede stelt het hof vast dat – nu geen toepassing wordt gegeven aan het adolescentenstrafrecht, maar recht wordt gedaan onder het volwassenenstrafrecht – de redelijke termijn voor berechting in eerste aanleg niet is overschreden. Immers, de rechtbank heeft binnen 24 maanden na de aanhouding van de verdachte vonnis gewezen. Ook in hoger beroep is de redelijke termijn voor berechting niet overschreden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die in hoger beroep aan de verdachte wordt opgelegd, zal het hof het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 32.222,99. Dit bedrag bestaat uit € 19.522,99 aan materiële schade, onderverdeeld in vier posten, te weten:
‒ een bedrag van € 414,96 ter zake van reiskosten;
‒ een bedrag van in totaal € 58,03 ter zake van medische kosten;
‒ een bedrag van € 19.000,00 ter zake van studievertraging;
‒ een bedrag van € 50,00 ter zake van (onder andere) telefoonkosten,
en € 12.700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep tot een totaalbedrag van € 8.022,99 toegewezen, waarvan € 522,99 aan materiele schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 24 november 2021 heeft de benadeelde partij medegedeeld dat zij geen studievertraging heeft opgelopen, zodat niet langer wordt verzocht om vergoeding van € 19.000,00. De benadeelde partij heeft de vordering ter zake van de materiële schade derhalve verminderd tot een bedrag van
€ 522,99. De totale vordering tot schadevergoeding in hoger beroep bedraagt derhalve
€ 13.222,99.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een totaalbedrag van € 5.522,99. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Materiële schade
Door de benadeelde partij is verzocht om vergoeding van een bedrag van € 414,96 ter zake van door haar gemaakte reiskosten, een bedrag van in totaal € 58,03 ter zake van medische kosten en een bedrag van € 50,00 ter zake van (onder andere) telefoonkosten. Naar het oordeel van het hof zijn deze schadeposten voldoende aannemelijk gemaakt en bovendien door de verdediging niet betwist. De gevorderde materiële schade zal derhalve ten laste van de verdachte worden toegewezen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft de immateriële schade op een bedrag van € 12.700,00 gesteld. Daartoe is aangevoerd dat de verkrachting veel impact op de benadeelde en haar familie heeft gehad. In de dagen na de verkrachting is de benadeelde veelvuldig geconfronteerd met vragen en opmerkingen, hetgeen voor haar erg lastig was. Na de verkrachting voelde de benadeelde zich vies, verweet zij het zichzelf en had zij een schuldgevoel. Zij twijfelde aan zichzelf, schaamde zich, voelde zich boos, verdrietig en vooral onbegrepen. Ook heeft zij veel last gehad van nachtmerries en herinneringen aan de verkrachting. Zij werd zeer angstig, ging zich steeds meer isoleren en kwam hierdoor in een sociaal isolement terecht. De benadeelde is via de huisarts verwezen naar een psycholoog, door wie vervolgens de diagnose PTSS werd gesteld. Vanaf 1 november 2018 tot en met 27 november 2019 is de benadeelde onder behandeling geweest, waaronder met een EMDR therapie. Tot op de dag van de terechtzitting in hoger beroep voelt de benadeelde zich niet veilig, slikt zij antidepressiva en is zij niet vrij van klachten.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit en dat is voldaan aan het in artikel 6:106, lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek genoemde vereiste dat sprake is van aantasting in de persoon. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van een causaal verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de noodzaak tot het volgen van EMDR-therapie, vanwege een eerdere traumatische ervaring in het leven van de benadeelde partij die vervolgens ook met EMDR-therapie is behandeld, overweegt het hof nog dat uit de bijgevoegde stukken volgt dat zonder het bewezenverklaarde handelen van de verdachte geen EMDR-therapie nodig was en dat pas tijdens de behandeling duidelijk werd dat sprake was van een eerdere traumatische ervaring. Het hof is derhalve van oordeel dat wel degelijk sprake is van een causaal verband.
Het hof heeft voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aansluiting gezocht bij de genormeerde bedragen van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in de op deze casus van toepassing zijnde letselcategorie. Dit betreft letselcategorie 3 (€ 5.000,00). Deze categorie is onder meer van toepassing wanneer sprake is een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen van het slachtoffer. Gelet op de aard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden, komt het hof toepassing van deze categorie billijk voor. Het hof zal derhalve een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade toewijzen.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Resumé
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.522,99, bestaande uit € 522,99 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met vermeerdering met de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade. Wat betreft de materiële schade zal het hof uitgaan van de dag van indiening van de vordering (4 november 2020) en wat betreft de immateriële schade van de pleegdatum van het delict (15 september 2018).
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 5.522,99. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de hieronder vermelde data tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderd-vijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
355 (driehonderdvijfenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.522,99 (vijfduizend vijfhonderdtweeëntwintig euro en negenennegentig cent)bestaande uit
€ 522,99 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en negenennegentig cent) materiële schadeen
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.522,99 (vijfduizend vijfhonderdtweeëntwintig euro en negenennegentig cent)bestaande uit
€ 522,99 (vijfhonderdtweeëntwintig euro en negenennegentig cent) materiële schadeen
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de
wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de
gijzelingop ten hoogste
62 (tweeënzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de
aanvangsdatumvan de
wettelijke rentevoor de materiële schade op 4 november 2020 en van de immateriële schade op 15 september 2018.
Heft ophet tegen verdachte verleende
bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel met ingang van 21 december 2018 is geschorst.
Aldus gewezen door:
mr. E.N. van der Spoel, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 8 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, Divisie Regionale Recherche, Afdeling Zeden, proces-verbaalnummer 2018142042, sluitingsdatum 14 december 2018, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 180. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.