ECLI:NL:GHSHE:2021:4231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
20-003954-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor eenvoudige belediging van ambtenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren. De feiten dateren van 2 augustus 2019, toen de verdachte in 's-Hertogenbosch beledigende woorden richtte tot de ambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en het vonnis vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelt dat de verdachte de ambtenaren opzettelijk heeft beledigd en dat er geen feiten zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. Uiteindelijk legt het hof een geldboete op van € 400,00, met een voorwaardelijk deel van € 200,00 en een vervangende hechtenis van 8 dagen bij gebreke van betaling. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003954-19
Uitspraak : 15 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 9 december 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-185662-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
postadres: [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter veroordeeld ter zake van eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd, tot een taakstraf voor de duur van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. De benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding. Deze vorderingen zijn daarom in hoger beroep niet meer aan de orde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met aanvulling van gronden.
De verdediging heeft primair bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de verdachte van de strafverzwarende omstandigheid “gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening” moet worden vrijgesproken. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 2 augustus 2019 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, opzettelijk twee ambtenaren, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (beiden Buitengewoon Opsporingsambtenaar), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in het openbaar en/of in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "vieze kanker homo's" en/of "vuile kankerlijers" en/of "vuile kale kankerlijer" en/of "ik hoop dat jullie allemaal kanker krijgen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 2 augustus 2019 te 's-Hertogenbosch, opzettelijk twee ambtenaren, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (beiden Buitengewoon Opsporingsambtenaar), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in het openbaar en in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "vieze kanker homo's" en/of "vuile kankerlijers" en/of "vuile kale kankerlijer" en/of "ik hoop dat jullie allemaal kanker krijgen".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat zij zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde bij gebrek aan voldoende overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat er reden is om te twijfelen aan de volledigheid - en daarmee de betrouwbaarheid - van de processen-verbaal van bevindingen die door de buitengewone opsporingsambtenaren [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [verbalisant] zijn opgemaakt. [benadeelde 2] heeft op pagina 7 van het politiedossier gerelateerd dat hij zijn stem verhief tegen de verdachte, zei dat ze moest stoppen met schreeuwen tegen zijn collega en dat ze zich als een “gek” gedroeg. Deze bevinding ontbreekt in de processen-verbaal van bevindingen van zijn collega’s [benadeelde 1] en [verbalisant] . Daarnaast ontkent de verdachte stellig dat zij tegen de buitengewone opsporingsambtenaren het woord “kanker” heeft gebruikt. Zij gebruikt dat woord niet omdat in haar familie die ziekte ook voorkomt.
Subsidiair is betoogd dat [benadeelde 2] niet heeft gehandeld in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, omdat hij tegen de verdachte heeft gezegd dat ze zich als een “gek” gedroeg. Daarmee heeft hij haar als eerste beledigd, zodat geen sprake meer was van een ambtenaar die handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het hof overweegt als volgt.
Datgene wat door de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd doet het hof niet twijfelen aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal van bevindingen van de buitengewone opsporingsambtenaren [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [verbalisant] . De processen-verbaal zijn op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt en ondersteunen elkaar op essentiële onderdelen over en weer voor wat betreft de ten laste gelegde bewoordingen. De omstandigheid dat alleen [benadeelde 2] heeft geverbaliseerd dat hij zijn stem verhief tegen de verdachte, zei dat ze moest stoppen met schreeuwen tegen zijn collega en zei dat ze zich als een “gek” gedroeg, maakt niet dat getwijfeld dient te worden aan de juistheid van de inhoud van de processen-verbaal. Iedere verbalisant heeft in eigen bewoordingen zijn eigen waarnemingen beschreven. Nu drie verbalisanten ieder voor zich hebben gehoord dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit heeft het hof uit de bewijsmiddelen ook de overtuiging bekomen dat de verdachte de woorden heeft geuit.
Wat betreft het subsidiaire verweer overweegt het hof dat de omstandigheid dat door [benadeelde 2] tegen de verdachte is gezegd dat zij zich als een “gek” gedroeg niet maakt dat hij niet handelde in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Uit de context waarin hij het woord “gek” heeft gebruikt, leidt het hof af dat hij beoogde de verdachte, die luidkeels aan het schreeuwen was, te kalmeren, aangezien andere reizigers alles konden horen.
Het verweer wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan haar in het geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte haar lesje wel heeft geleerd en dat het inmiddels gaat om een oud feit.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren. Niet alleen getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag, ook heeft de verdachte beide ambtenaren aangetast in hun eer en goede naam. Ambtenaren met een publieke taak moeten – in het belang van de openbare orde en veiligheid – kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met strafbare feiten zoals beledigingen.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 oktober 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Uit voormeld uittreksel volgt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder in 2014 voor mishandeling van een politieambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, maar niet voor een feit als het onderhavige. Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op de ernst van het feit acht het hof geen termen aanwezig om te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsvrouw is bepleit.
Alles afwegende acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een geldboete op te leggen van € 400 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis, waarvan € 200 euro voorwaardelijk, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 15 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.A. van Roosmalen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.