In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee buitengewoon opsporingsambtenaren. De feiten dateren van 2 augustus 2019, toen de verdachte in 's-Hertogenbosch beledigende woorden richtte tot de ambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 24 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en het vonnis vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelt dat de verdachte de ambtenaren opzettelijk heeft beledigd en dat er geen feiten zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. Uiteindelijk legt het hof een geldboete op van € 400,00, met een voorwaardelijk deel van € 200,00 en een vervangende hechtenis van 8 dagen bij gebreke van betaling. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.