ECLI:NL:GHSHE:2021:4202

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
20-000650-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake drugshandel en -bezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 2 maart 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in Venlo, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid xtc-pillen en hennep. De officier van justitie had op 17 november 2021 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij de advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren.

Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank behandeld en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en was niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 november 2019 in Venlo opzettelijk ongeveer 11.480 xtc-pillen en 630 gram hennep aanwezig had, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de maatschappelijke gevolgen van drugshandel. Het hof heeft geoordeeld dat de straf moet dienen ter afschrikking en ter bescherming van de samenleving tegen de gevaren van drugshandel. De verdachte heeft zich coöperatief opgesteld en heeft gewerkt aan het aflossen van zijn schulden, wat in zijn voordeel heeft meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000650-20
Uitspraak : 1 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-266135-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
De officier van justitie heeft op 17 november 2021 tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, wettig en overtuigend bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 (inclusief de ongeveer 11.487 pillen) en onder 2 aan de verdachte is tenlastegelegd, en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft een stafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 november 2019 te Venlo opzettelijk (in een woning aan de [adres 2] ) aanwezig heeft gehad (onder meer) ongeveer 11.487 xtc-pillen en/of 60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of metamfetamine en/of brolamfetamine en/of amfetamine, een middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 november 2019 te Venlo (in een woning aan de [adres 2] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 630 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep(gruis), zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 7 november 2019 te Venlo opzettelijk (in een woning aan de [adres 2] ) aanwezig heeft gehad ongeveer 11.480 xtc-pillen, bevattende MDMA, en 60 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 7 november 2019 te Venlo (in een woning aan de [adres 2] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad 630 gram, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Aangezien de verdachte ten aanzien van hetgeen onder 1 en 2 aan hem tenlastegelegd is, een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake van deze feiten geen vrijspraak is bepleit, zal het hof volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
Ten aanzien van feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 november 2021;
  • het geschrift, zijnde de kennisgeving van inbeslagneming (dossierpagina’s 71-75 van het proces-verbaal PL2300-2019192304);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met proces-verbaalnummer PL2300-2019176032-39 d.d. 6 februari 2020 (12 pagina’s);
  • de deskundigenrapporten NFI, opgemaakt door ing. N. van Doorn d.d. 5 februari 2019 met kenmerken doorlopend van ‘zaaknummer 2019.12.30.114 (aanvraag 002)’ tot en met ‘zaaknummer 2019.12.30.114 (aanvraag 015)’ (14 pagina’s);
  • het geschrift, zijnde de kennisgeving van inbeslagneming (dossierpagina’s 77-78 van het proces-verbaal PL2300-2019192304);
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] met proces-verbaalnummer PL2300-2019176032-36 d.d. 2 januari 2020 (3 pagina’s);
  • het deskundigenrapport NFI, opgemaakt door ing. M. Visser-Van Leeuwen d.d. 30 december 2019 met kenmerk: ‘zaaknummer 2019.12.30.114 (aanvraag 001)’ (1 pagina);
Ten aanzien van feit 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 november 2021;
  • het proces-verbaal d.d. 6 december 2019 (dossierpagina’s 4-5 van het proces-verbaal PL2300-2019192304);
  • het geschrift, zijnde de kennisgeving van inbeslagneming (dossierpagina 76 van het proces-verbaal PL2300-2019192304);
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 6] (dossierpagina’s 20-22 van het proces-verbaal PL2300-2019192304).
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft verzocht dat het hof zal aansluiten bij de straf zoals deze door de advocaat-generaal is gevorderd en in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen waarvan – zo begrijpt het hof – de duur uitstijgt boven de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht omdat de verdachte dan zijn baan zal kwijtraken. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte zich van meet af aan coöperatief heeft opgesteld. Hij heeft meteen de sleutel van zijn woning verstrekt en mondeling toestemming gegeven zijn woning te doorzoeken, hetgeen hij later ook schriftelijk bevestigd heeft. Ook heeft de verdachte meteen verantwoording afgelegd door bekennend te verklaren en is hij – voor en na het onderhavige feit – niet met politie of justitie in aanraking geweest. Ten slotte heeft de verdachte – mede door zijn bewindvoering – hard gewerkt aan het aflossen van zijn schulden en heeft de rapporteur van de reclassering in het Reclasseringsadvies Rechtszitting d.d. 6 februari 2020 geschreven dat de verdachte niet op hem overkomt als een ‘doorgewinterde drugsdealer’, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 11.480 xtc-pillen, 60 gram van een materiaal bevattende MDMA en een grote hoeveelheid hennep van 630 gram. De pillen en de MDMA waren zoals de verdachte ook zelf heeft verklaard ter terechtzitting in hoger beroep van meet af aan bestemd voor de verkoop. De verdachte wilde geld verdienen en van de opbrengst schulden aflossen (dossierpagina 49). De grote partij hennep was volgens verdachte voor eigen gebruik. Het bezit, de verkoop, en het gebruik van zowel hard- als softdrugs brengt maatschappelijk onwenselijke effecten met zich en is bovendien schadelijk voor de volksgezondheid. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 augustus 2021, betreffende het justitieel verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder en evenmin na dit feit met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat hij sinds juni 2021 op grond van een tijdelijke arbeidsovereenkomst werkt bij de klantenservice van een webwinkel, zijn schuldenlast nu nog ongeveer € 7.000,00 bedraagt, zijn netto-inkomen per maand – overwerk in aanmerking genomen – ongeveer € 1.400,00 tot € 1.500,00 bedraagt, en hij hiervan kan rondkomen. Voorts heeft de verdachte sinds ongeveer een jaar een eigen webwinkel in nagelproducten.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de inhoud van het Reclasseringsadvies d.d. 6 februari 2020. Daaruit komt als conclusie onder meer naar voren dat er geen criminogene factoren zijn op andere leefgebieden dan de schuldenproblematiek van de verdachte.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt. Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat sprake is van een zeer groot aantal xtc-pillen (synthetische drugs) en deze direct bestemd waren voor de verkoop. Dergelijke harddrugs kunnen, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan, terwijl die gebruikers hun verslaving niet zelden door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Bovendien, en dat is een feit van algemene bekendheid, gaat de productie van dergelijke drugs gepaard met risicovolle situaties en met het dumpen van het chemische afval, zulks met alle nadelige gevolgen voor het milieu van dien.
Alles afwegende is het hof, met name aanhakend bij de oriëntatiepunten voor feit 1, van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden het uitgangspunt is. Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn coöperatieve houding en het feit dat hij verantwoording neemt voor zijn daden zal het hof deze straf niet verhogen ondanks feit 2 en bovendien zal het hof bepalen dat van die 18 maanden 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt opgelegd. Deze straf is hoger dan de advocaat-generaal heeft geëist omdat de gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de grote ernst van het feit.
Met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 1 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.N. van der Spoel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Venlo/Beesel, registratienummer PL2300-2019192304, gesloten d.d. 6 december 2019 door verbalisant [verbalisant 7] , brigadier van politie Eenheid Limburg (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 78). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.