ECLI:NL:GHSHE:2021:4192

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
20-000756-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 225,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, voor diefstal. De politierechter had bepaald dat de geldboete in termijnen kon worden voldaan. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangegeven dat de verdachte de grieven tegen het vonnis niet langer handhaaft en berust in het vonnis van de politierechter.

De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting medegedeeld dat hij geen bezwaar heeft tegen het niet inhoudelijk behandelen van de zaak, gezien het feit dat het Openbaar Ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld en dat er geen vordering tot schadevergoeding is ingediend. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen belang is om de zaak inhoudelijk te behandelen, aangezien de verdachte zijn bezwaren niet langer handhaaft. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing van het hof is als volgt: het door de verdachte ingestelde hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, met mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen als voorzitter, en de raadsheren mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. van Kaathoven.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000756-21
Uitspraak : 24 november 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 17 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-220217-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
doch thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal’ veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 225,00 subsidiair 4 dagen hechtenis, waarbij door de politierechter is bepaald dat de geldboete mag worden voldaan in vier termijnen van elk
€ 50,00 per maand en één maandelijkse termijn van € 25,00.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het hof verzocht het namens de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat de verdachte de grieven tegen het bestreden vonnis niet langer handhaaft. De verdachte berust daarom in het bestreden vonnis.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting medegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de zaak niet meer inhoudelijk wordt behandeld. Bij zijn afweging heeft hij betrokken dat het Openbaar Ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld, hij het eens is met de bewezenverklaring en zich kan vinden in de strafoplegging door de politierechter, er geen vordering tot schadevergoeding door de benadeelde partij is ingediend en hij ook voor het overige geen bijzonder belang ziet hetwelk een tweede inhoudelijke behandeling vereist.
Nu namens de verdachte te kennen is gegeven dat zijn bezwaren tegen het bestreden vonnis niet langer worden gehandhaafd zal het hof, nu het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang gediend is met een behandeling in hoger beroep, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht en zal het hof het namens de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 24 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.