ECLI:NL:GHSHE:2021:4172

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20-000385-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verboden wapenbezit en munitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 12 februari 2021 was veroordeeld voor het in strijd handelen met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1984, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de verdediging, die een strafmaatverweer heeft gevoerd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een automatic colt pistool en munitie van categorie III. De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld tijdens het onderzoek, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en de vondst van het wapen en de munitie door de politie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000385-21
Uitspraak : 19 november 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 12 februari 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-019623-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatic colt pistool, van het merk Colt, type Commander, kaliber .45 ACP, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 73 centraal vuur kogelpatronen en/of 10 lege patroonhulzen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 23 oktober 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatic colt pistool, van het merk Colt, type Commander, kaliber .45 ACP, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 73 centraal vuur kogelpatronen en 10 lege patroonhulzen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, met name zijn bekennende verklaring ter terechtzitting in hoger beroep.
Uit het dossier blijkt dat de politie op vrijdag 23 oktober 2020 om 18.00 uur een melding kreeg dat er afval werd verbrand op [adres] in [plaats] . De politie trof de verdachte aan in kennelijke staat van dronkenschap. Nadat het vuur was gedoofd en de verdachte een waarschuwing had gekregen is de politie weer vertrokken.
Om 19.23 uur kwam opnieuw een melding bij de politie dat er weer gestookt werd en waarbij de melder aangaf dat hij een vuurwapen had gezien en dat er geschoten was. De politie kwam om 19.45 uur ter plekke en zag weer rook uit de tuin komen. Verbalisant [verbalisant] zag een meter van het vuur twee hulzen liggen. De verdachte had achter in de broeksband een wapen. De politie heeft daarop de verdachte aangehouden en gefouilleerd. De verdachte had een patroonhouder met 7 patronen, een losse patroon en een klein zakje wit poeder bij zich in de broekzakken. In de tuin lagen in totaal 10 stuks hulzen verspreid.
Bij doorzoeking van de woning werden in de slaapkamer patronen, munitie en een wapenholster aangetroffen. De verdachte heeft om 20.05 uur tegen de politie gezegd dat hij toch maar drie maanden hoefde te zitten en dat hij morgen een nieuw vuurwapen heeft. Ook hoorde de politie hem zeggen dat hij een vuurwapen had om zijn dochter te beschermen en dat hij de kop er af zou schieten van degene die zijn dochter via Tinder opzoekt.
Tijdens het verhoor bij de politie heeft de verdachte aangegeven dat de cocaïne voor eigen gebruik was maar dat hij deze nog niet op had, dat hij bier op had en dat hij het niet kon laten om het ding uit te proberen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte het tenlastegelegde bekend. De tegen de politie geuite woorden heeft hij niet zo gezegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een automatic colt pistool, 73 centraal vuur kogelpatronen en 10 lege patroonhulzen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich mee voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Vuurwapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem, waartegen streng moet worden opgetreden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij ten tijde van het feit 1,5 jaar lid was van een schietvereniging en dat hij om die reden in aanmerking kwam voor een verlof. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij ondanks dat hij nog niet over een verlof beschikte en wist dat het voorhanden hebben van een wapen met strenge veiligheidseisen is omgeven, desondanks een wapen van een particulier heeft aangeschaft en een aantal keren met het wapen in zijn tuin heeft geschoten. Het hof betrekt daarbij de omstandigheden waaronder de verdachte werd aangetroffen, met name dat hij alcohol had gedronken. Juist als lid van een schietvereniging zou de verdachte moeten weten dat een en ander volstrekt onaanvaardbaar is.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 augustus 2021, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die tijdens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte een klein bouwbedrijf heeft en dat hij veel extra uren moet werken, omdat zijn enige werknemer een jaar geleden ziek is geworden en de verdachte hem moet doorbetalen omdat hij daarvoor niet verzekerd was. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf betekent volgens de verdachte zeer waarschijnlijk het faillissement van zijn bedrijf.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof ondanks de persoonlijke omstandigheden echter niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Een en ander in aanmerking genomen acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Van deze gevangenisstraf zal het hof, gelet op de persoonlijke omstandigheden, bepalen dat een deel daarvan, te weten 2 maanden voorwaardelijk wordt opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De door de raadsman voorgestelde straf, te weten een gevangenisstraf van minder dan vier weken in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf acht het hof niet passend, gelet op het boven overwogene.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 19 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.