[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis, waarvan beroep, is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een gedeelte van € 1.500,00 aan immateriële schade toegewezen, met vermeerdering met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde proceskosten toegewezen tot een bedrag van
€ 180,00. Het meer gevorderde is afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. Derhalve duurt de voeging voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep.
De rechtbank heeft de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. Nu beide benadeelde partijen zich in hoger beroep niet opnieuw hebben gevoegd, zijn hun vorderingen niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – zal bevestigen, met inbegrip van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de beslissing op het beslag, met aanvulling van de bewijsmiddelen en met uitzondering van de stafoplegging en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 50 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het primair en subsidiair
tenlastegelegde bepleit en, gelet daarop, niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in de vordering tot schadevergoeding. Subsidiair, in geval van een veroordeling, heeft de verdediging verzocht om oplegging van een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] vanwege de vele onduidelijkheden en het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. Ten slotte heeft de verdediging het hof verzocht om de teruggave aan de verdachte te gelasten van de onder hem in beslag genomen voorwerpen.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2018 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of autosleutels, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] en [benadeelde 3] een (vuur)wapen te tonen en/of aan die [benadeelde 1] te trekken en/of door die [benadeelde 1] te duwen en/of door die [benadeelde 1] te stompen/stoten en/of op/in de richting van die [benadeelde 1] te schieten en/of die [benadeelde 2] vast te houden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 juli 2018 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van geld, portemonnees en telefoons, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] toebehoorde(n), die [benadeelde 1] en [benadeelde 3] een (vuur)wapen heeft/hebben getoond en/of aan die [benadeelde 1] heeft/hebben getrokken en/of die [benadeelde 1] heeft/hebben geduwd en/of die [benadeelde 1] heeft/hebben gestompt/gestoten en/of op/in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak primair tenlastegelegde
Het hof is, met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt voor een bewezenverklaring van een door de verdachte (mede)gepleegde diefstal van een telefoon en/of autosleutels. Nu het hof niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zal hij daarvan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juli 2018 te Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van geld, portemonnees en telefoons, die aan die [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] toebehoorden, die [benadeelde 1] en [benadeelde 3] een vuurwapen heeft getoond en aan die [benadeelde 1] heeft getrokken en die [benadeelde 1] heeft geduwd en die [benadeelde 1] heeft gestoten en op die [benadeelde 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 224-227 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 224)
Op 1 juli 2018 waren wij, verbalisanten, belast met noodhulp in het middengebied van Zeeuws-Vlaanderen. Omstreeks 23.24 uur werd via de portofoon gemeld dat er zojuist geschoten zou zijn aan de Axelsedam te Terneuzen, in of bij frituur De Dam (
het hof begrijpt: frituur Op D’n Dam), waarbij in ieder geval 1 persoon gewond zou zijn.
De verdachten, een groep van vier mannelijke personen, waren reeds te voet de binnenstad in gevlucht. Wij waren omstreeks 23.37 uur als eerste eenheid ter plaatse. Hier werden wij door een tiental (gillende) mensen gewezen op de frituur Op D’n Dam waar het slachtoffer binnen zou zijn. Wij zijn vervolgens de genoemde frituur, gelegen aan de Axelsedam 2 te Terneuzen, binnengegaan.
Ik, [verbalisant 1] , trof in de keuken van de frituur een persoon aan die werd aangewezen als zijnde het slachtoffer. Ik zag dat de man een wond had aan zijn rechter hand, welke middels een theedoek enigszins was afgebonden. Ik zag vervolgens dat de wond leek op een in- c.q. uitschotwond, namelijk een zichtbaar gat in de hand. Bij deze man zag ik nog een tweede jongeman staan en een jongedame. Uit navraag bleken dit de vriend en vriendin te zijn van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] en [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: [benadeelde 3] en [benadeelde 2]). Het slachtoffer stelde zich voor als zijnde [benadeelde 1] .
(pagina 225-226)
Ik, [verbalisant 1] , hoorde ter plaatse de heer [getuige 1] . De getuige verklaarde knallen te horen, welke hij als schoten herkende, drie mannen te hebben zien wegrennen vanaf de Schuttershofweg over de parkeerplaats naar de witgoedwinkel en te hebben gezien dat een vierde persoon ook de parkeerplaats overstak in dezelfde richting.
(pagina 226)
Ik, [verbalisant 2] , hoorde de tweede getuige, de heer [getuige 2] . Hij verklaarde dat hij ruzie hoorde en knallen en dat hij toen uit zijn raam naar buiten is gaan kijken, dat hij 4 personen over de parkeerplaats tegenover Schuttershof zag rennen, 3 personen liepen hard en voorop en 1 persoon wat langzamer. De laatstgenoemde persoon leek iets te verliezen op het midden van de parkeerplaats en raapte dit vervolgens op. Na het oprapen keerde hij nog eens terug naar de Schuttershof waar hij riep: “Don’t fuck with us,” en rende vervolgens weer weg.
2.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 176-178 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] (het hof begrijpt: [benadeelde 1]):
(pagina 176)
Op 1 juli (
het hof begrijpt: in het jaar 2018) ben ik omstreeks 22.00 uur, samen met mijn vriendin (
het hof begrijpt: [benadeelde 2]) en mijn vriend [benadeelde 3] (
het hof begrijpt: [benadeelde 3]) met mijn auto naar Terneuzen gereden. Ik had mijn auto geparkeerd, dicht bij de frituur. Op een gegeven moment kwam er een man naar de auto die door mijn vriendin werd herkend. Deze man was echter niet alleen. Er waren nog drie mannen bij, dus zij waren met zijn vieren. Ik zat in mijn auto achter het stuur. Eén van de mannen, een blanke man, kwam bij mijn portier staan. Het raam was naar beneden. Deze man begon moeilijk te doen en zocht ruzie. Ik zag dat de donkere man een pistool in zijn rechterhand had. Deze man stak zijn rechterarm in de auto en zette het pistool tegen de rechter voorzijde van mijn gezicht.
(pagina 176-177)
Deze man zei tegen mij dat ik naar buiten moest komen.
(pagina 177)
Op dat moment stond de blanke man met nog twee mannen aan de zijde van mijn portier. Dit portier werd open gedaan en ik werd uit mijn auto getrokken. Ik werd tegen de motorkap van mijn auto geduwd. De donkere man met het pistool was naar mij toegekomen en zei tegen mij: “Geef mij die geld.” Ik zag dat deze man het pistool dat hij vasthield weer op mijn hoofd richtte. Ik heb mij afgeweerd door in een reflex mijn rechterarm naar boven te doen. Ik zag en hoorde dat de donkere man op mij schoot met zijn pistool. Ik voelde dat mijn rechterhand met grote kracht naar achteren werd geslagen. Ik heb vervolgens de donkere man geduwd en ik zag dat hij het pistool losliet en dat dit op straat viel. Ik ben vervolgens samen met [benadeelde 3] , die ook uit de auto was gekomen, naar de frituur gerend.
Ik had al gezien en gevoeld dat ik door het schot wat op mij was gericht, geraakt was aan mijn rechterhand. Mijn hand bloedde. Toen ik in de frituur was gekomen, heb ik nog twee schoten van een vuurwapen gehoord.
Ik ben naar het ziekenhuis in Terneuzen gegaan. Daar bleek dat een kogel mijn duim en mijn hand had geraakt.
Het pistool dat de zwarte man had was zo ik heb gezien een zwart pistool.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever, doorgenummerde dossierpagina’s 181-187 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] (het hof begrijpt: [benadeelde 1]):
(pagina 181)
Op 1 juli 2018, omstreeks 22.00 uur, ben ik naar Terneuzen gereden. Ik was samen met mijn vriendin [benadeelde 2] (
het hof begrijpt telkens: [benadeelde 2]) en mijn goede vriend [benadeelde 3] (
het hof begrijpt telkens: [benadeelde 3]).
(pagina 182)
Ik reed met mijn auto naar Terneuzen om naar het centrum te rijden. [benadeelde 2] zei dat [medeverdachte] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte]) misschien wel kon chillen. U vraagt mij of [benadeelde 2] deze [medeverdachte] kent. Ja, die kent zij via haar vriendin [vriendin] (
het hof begrijpt: [vriendin]).
U vraagt mij waar wij waren op het moment dat [benadeelde 2] contact opnam met [medeverdachte] . Wij reden toen al in het centrum van Terneuzen. [medeverdachte] zei tegen [benadeelde 2] dat zij hem moest ophalen bij de Aldi in Terneuzen. [benadeelde 2] zei tegen mij dat ik naar de Aldi moest rijden. [benadeelde 2] wees mij de weg. Voor de Aldi zag ik [medeverdachte] al staan. Ik kende [medeverdachte] niet, maar [benadeelde 2] zei dat dit [medeverdachte] was en toen ben ik gestopt. [medeverdachte] stapte bij mij in en zijn we weggereden naar de stad.
[benadeelde 2] vroeg [medeverdachte] of hij voor 10 euro wiet wilde kopen voor [benadeelde 2] . [medeverdachte] zei ja en we waren bij de coffeeshop. U vraagt mij hoeveel geld ik bij had. 1500 euro. U vraagt mij of [medeverdachte] wist dat ik zoveel geld bij mij had. Ja, hij zag dat toen ik 10 euro pakte voor de wiet die hij voor [benadeelde 2] pakte. Ik pakte de 10 euro uit het stapeltje geld met briefjes van 100, 50 en 20 euro biljetten, waar [medeverdachte] bij was.
(pagina 183)
[medeverdachte] zei tegen ons dat de coffeeshop dicht was. Ik zei tegen [benadeelde 2] dat we dan naar huis gingen rijden. Ik heb [medeverdachte] ergens uit mijn auto laten stappen.
10 minuten later, nadat ik [medeverdachte] had afgezet, zei [medeverdachte] kom terug. Ik ben toen teruggereden en heb mijn auto bij de Jumbo gezet. Misschien dat hij iets of iemand had gevonden met een jointje.
U vraag mij hoe [medeverdachte] weer contact opnam. Ik weet dit niet precies. Ik weet wel dat [medeverdachte] dit tegen [benadeelde 2] zei. Het was erg snel dat hij ons terug liet komen. [benadeelde 2] zei dat ik naar de Jumbo moest rijden en wees mij de weg naar die parkeerplaats. Ik parkeerde mijn auto en zag dat [medeverdachte] er nog niet was. Ik hoorde [benadeelde 2] zeggen dat ze een sigaret ging roken buiten de auto. [benadeelde 2] stond naast het passagiersportier en alle deuren waren dicht. Ik zat nog in de auto en [benadeelde 3] ook. Mijn auto stond met de voorzijde naar de grote parkeerplaats aan de Schuttershofweg geparkeerd. Ineens zag ik dat er links van mij twee mannen stonden en rechts van mijn auto ook twee mannen.
(pagina 184)
Links van mij stond een licht getinte man. Hij was langer dan ik, 1.85 meter of meer. Hij was de langste man van de vier. Ik vond hem mager, alsof hij aan de drugs zat. Hij had donker haar, met een beetje grijs. Hij kwam echt dronken over en stonk ook naar drank. Hij droeg een zwarte rugzak. Deze man begon naar mij te roepen.
De tweede man rechts was een blanke jongen, ongeveer 17 jaar oud, net zo klein als die donkere man met het wapen. Hij droeg een grijze polo. Zijn donkere haar was naar achteren gekamd met gel.
Rechts van mijn auto stond: één Antilliaanse man, dit was de donkerste man. Ik schat hem rond de 30 jaar oud of meer. Ongeveer 1.60 meter, voor mij was hij opvallend klein. Hij was degene met het pistool. Hij was helemaal donker gekleed.
De tweede man die links naast mijn auto stond was [medeverdachte] . Ik schat rond de 18 jaar oud. [medeverdachte] is net zo lang als ik, dus ongeveer 1.80 meter. Hij had blond haar naar achteren gekamd.
De lange man met de rugzak sprak mij als eerste aan. Hij riep naar mij “jij zoekt ruzie en jij zoekt problemen”. Hij trok het portier van mijn auto open en riep tegen mij “kom naar buiten, kom naar buiten”.
(pagina 185)
Ik zei dat ik in de auto bleef zitten en dat ik hem niet kende. Hij sloeg mijn portier hard dicht. Op dat moment kwam de Antilliaanse man en ik zag dat hij met zijn hoofd wat naar binnen kwam. Mijn raam van het portier aan de bijrijderszijde was namelijk open. Ik zag dat hij een zwart tasje voor zijn lichaam had. Ik zag dat hij een pakkende beweging maakte voor zijn lichaam en dat dat hij een pistool in zijn handen had. Ik zag dat hij het pistool naar mijn hoofd richtte. Dit was op ongeveer een afstand van 30 centimeter van mijn hoofd, met het wapen wees. Ik hoorde hem zeggen: “Geef je geld, portemonnee, gsm, alles”. Ik zei tegen hem dat ik niet ging geven. Die man bleef met mij discussiëren dat hij geld en alles wilde.
Ik zag dat die Antilliaanse man met zijn wapen ook richtte naar [benadeelde 3] die ook nog achterin zat. Ik hoorde [benadeelde 3] tegen de Antilliaanse man zeggen dat hij normaal moest doen. Die Antilliaanse man riep toen ‘ik wil je geld’ en zei tegen de lange man links van mij, ‘trek die jongen uit de auto’. Ik heb mij afgeweerd. Mijn ketting en T-shirt werden kapot getrokken. Toen ik uit de auto stapte voelde ik dat de kleine blanke jongen mij een stoot gaf achterop mijn nek. Dit was wel een pijnlijke stoot. Ik stond op dat moment achter mijn auto bij de kofferbak. Dit was ook het moment dat ik zag dat [medeverdachte] [benadeelde 2] vast had.
Ik zag dat [benadeelde 3] uitstapte en toen begon die Antilliaanse man te schieten. Ik zag dat de Antilliaanse man het pistool in de richting hield van mijn hoofd. Hij stond ter hoogte van mijn motorkap en ik ter hoogte van de kofferbak. Ik liep hierop met mijn rechterhand voor mijn gezicht naar de Antilliaanse man toe. Ik wilde snel bij die man komen om te voorkomen dat hij ons raakte en wilde zijn pistool afpakken. Op dat moment hoorde ik een kleine knal. Ik voelde dat mijn hand naar achteren sloeg door dat schot. Ik zag dat de Antilliaanse man over mijn motorkap rolde. Ik zag dat hij op de grond aan het zoeken was toen ik wilde wegrennen samen met [benadeelde 3] . Ik en [benadeelde 3] renden toen weg naar de frituur en op datzelfde moment hoorde ik dat die Antilliaanse man nog twee keer een schot loste.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 1] door de rechter-commissaris d.d. 29 januari 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde 1] :
(blad 4)
Er stonden vier mannen om de auto. Mijn vriendin stond buiten de auto te roken toen die man met het pistool via de rechterkant van de auto naar binnen kwam.
Er was een man met een rugzak, een man met een wapen en [medeverdachte] en [verdachte] . [verdachte] was er ook bij. U vraagt mij hoe ik dat weet. Dat heeft mijn vriendin gezien. Ik wist niet wie hij was. Ik wist toen al dat het [verdachte] was omdat mijn vriendin toen het gebeurde tegen hem zei: ‘Hé [verdachte] , wat doe jij hier?” Tegen [medeverdachte] zei ze: “Help, help, wat doen jullie?” [medeverdachte] zei niets, hij deed gewoon mee. De man met de rugzak, die dronken was, en [verdachte] stonden aan de linkse kant van mijn auto. Ik ben uiteindelijk uitgestapt en toen werd er geschoten. Daarna ben ik, omdat mijn hand bloedde, naar de frituur gegaan.
5.
Het proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpagina’s 90-100 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 2] :
(pagina 90)
Ik begrijp dat u mij wilt horen over hetgeen heeft plaatsgevonden op 1 juli 2018 tussen 22.00 uur en 22.24 uur op de Schuttershofweg te Terneuzen.
(pagina 91)
Ik ben samen met [benadeelde 1] (
het hof begrijpt telkens: [benadeelde 1]) en [benadeelde 3] (
het hof begrijpt telkens: [benadeelde 3]) naar Terneuzen gereden in de Kia van [benadeelde 1] . Onderweg heb ik contact opgenomen met [vriendin] . (…) Als ik in Nederland ben, heeft [vriendin] vaak voor mij een jointje gehaald in de shop. [vriendin] stuurde een berichtje terug dat zij bij haar vader was. Ik vroeg of [medeverdachte] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte]) wel in Terneuzen was. [medeverdachte] weet dat ik jointjes rook. [vriendin] stuurde zijn GSM nummer door. Ik heb toen [medeverdachte] ‘geconnect’ via WhatsApp. Ik vroeg aan [medeverdachte] of hij kon chillen. [medeverdachte] stuurde terug dat hij kon en dat ik hem moest komen halen. [medeverdachte] zei dat ik naar de Aldi moest komen in Terneuzen.
(pagina 92)
Ik weet dat [medeverdachte] bevriend is met een Cubaanse jongen. Die Cubaanse jongen is een beste vriend van [medeverdachte] . Ik weet van [vriendin] dat [medeverdachte] altijd samen is met die Cubaanse jongen. Die Cubaanse jongens was één van de daders.
Ik denk dat wij rond 21.30 uur bij de Aldi aankwamen. [medeverdachte] stond al op ons te wachten. [medeverdachte] is bij ons in de auto gestapt. [medeverdachte] wees ons de weg.
(pagina 93)
Toen wij ongeveer ter hoogte van Checkpoint waren vroeg ik aan [benadeelde 1] geld om een jointje te halen bij Miami. [benadeelde 1] pakte vervolgens een pak geld uit zijn zak. [benadeelde 1] had veel geld bij zich. Hij had wel meer dan 1000 euro bij zich.
(pagina 94)
[medeverdachte] en [benadeelde 3] zagen die (
het hof begrijpt: het pak geld) ook.
Ik zag toen dat Miami dicht was.
[medeverdachte] bleef daar. Ik was met [benadeelde 1] en [benadeelde 3] terug naar de auto gelopen. [benadeelde 1] is achter het stuur gaan zitten. Ik zat naast [benadeelde 1] en [benadeelde 3] was achter mij gaan zitten. Toen wij bij het tankstation reden kreeg ik van [medeverdachte] een berichtje. Hij zei dat we terug moesten komen. Ik zei dat het goed was en dat we naar dezelfde plek terug zouden gaan als waar we eerder hadden geparkeerd, bij de Schuttershofweg dus.
(pagina 95)
We zijn toen teruggereden en op dezelfde plek geparkeerd. Ik denk om 23.15 uur ongeveer. Ik zag op een gegeven moment een paar mannen lopen aan de overkant van de parkeerplaats. 1 man liep voorop en de andere 3 liepen er achter. De man die vooraan liep draaide zich af en toe om naar die andere 3. De mannen liepen stevig door. Ik had het idee dat ze haast hadden. Ze liepen echt hard. Toen ze richting onze auto liepen, liepen ze met zijn vieren bij elkaar. Ik herkende één van die mannen als [medeverdachte] en één als de beste vriend van [medeverdachte] , de Cubaanse jongen.
[benadeelde 1] zat nog steeds achter het stuur. Ik stond voor de auto ter hoogte van [benadeelde 1] . Het raam van het portier was open. De deur was wel dicht. Ik zag dat [medeverdachte] voor mij kwam staan. [medeverdachte] hield mij vast. Hij zei niets. Eén van de mannen was naar mijn portierdeur gelopen. De Cubaanse jongen, die beste vriend van [medeverdachte] , stond bij de portierdeur van [benadeelde 1] . Die man die onder invloed leek stond daarachter, ter hoogte van het achter-portier, dus achter die Cubaanse jongen.
O: door de aangever wordt een situatieschets getekend.
Hof: deze tekening is bij dit verhoor gevoegd (pagina 101). Daaruit blijkt dat [benadeelde 2] links voor de auto stond, waar ook [medeverdachte] stond. De dronken man stond links. De man met het pistool stond rechts van de auto.
Ik hoorde dat de man die bij mijn portierdeur stond vragen aan [benadeelde 1] of hij geld had. Ik hoorde [benadeelde 1] zeggen: “Nee, ik heb geen geld, ik heb geen geld voor jou”. Ik hoorde dat die man zei: “Weet je zeker dat je geen geld hebt?” Ik zag dat die man vervolgens een pistool pakte. Ik zag dat hij met dat pistool naar [benadeelde 1] en [benadeelde 3] , die nog steeds achterin zat, richtte.
(pagina 96)
Hij richtte het pistool op [benadeelde 1] en [benadeelde 3] en vroeg of [benadeelde 1] zeker wist dat hij geen geld had.
[medeverdachte] bleef bij mij. Hij bleef voor mij staan. Hij heeft mij vastgehouden en naar achteren geduwd. Hij heeft mij als het waren tegengehouden. Ik wilde naar [benadeelde 1] gaan. Hij pakte mij vast toen die man dat pistool liet zien.
Ik zag dat [benadeelde 1] door die Cubaan en volgens mij ook door die man die onder invloed leek, uit de auto werd getrokken. Hierdoor was het shirt van [benadeelde 1] gescheurd en zijn ketting was gebroken. [benadeelde 1] begon te vechten met die mannen. Ik zag dat er over en weer werd geslagen.
Ik hoorde op een gegeven moment schoten. Ik denk dat ik 2 of 3 schoten heb gehoord. Ik keek en zag [benadeelde 3] en [benadeelde 1] richting de frituur rennen. Ik hoorde [benadeelde 1] nog roepen naar mij: “Kom, kom, kom.” Ik zag toen dat de vier mannen wegrenden richting de Jumbo.
(pagina 98)
De Cubaanse man is lang. Hij heeft een gespierd postuur. Ik weet dat hij krulletjes kort haar had. Hij was licht getint. Hij is ook 18 à 19 jaar, net zo oud als [medeverdachte] . Ik zou hem herkennen aan zijn gezicht. Ik zou die gezichten van al die mannen wel herkennen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 78-83 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde 2] :
(pagina 79)
Ik was buiten de auto aan het roken. Ik zie [medeverdachte] met drie andere jongens verderop lopen. Daarna zijn ze heel snel gerend naar onze auto. Dus is zie dat zij beginnen te roepen en ruzie te maken. En uit het niets zie ik een jongen, dat is een neger dan, langs de auto aan de kant van de co-piloot, zie ik hem opeens met een wapen, gericht op mijn vriend. Op de bestuurder. Opeens was er een andere jongen die de deur opendeed waar mijn vriend zat, van de chauffeur dus. Die jongen trekt mijn vriend naar buiten. Daarom is zijn T-shirt ook gescheurd.
Een andere jongen die erbij was, dat was een vriend van [medeverdachte] , die heb ik al eens eerder gezien. Hij komt uit Cuba of zo.
(pagina 80)
Ik zag ze in de verte. Ik zie dat ze via de linkerkant naar ons toekomen lopen. Ze liepen best snel, haastig zou ik wel zeggen. Ze liepen vervolgens alle 4 naar de auto van [benadeelde 1] . Ze komen dus alle vier ruzie maken.
(pagina 81)
Vraag verbalisanten: Wat is er op dat moment gezegd?
Antwoord getuige: “Geef je sleutels, geef je portemonnee, geef je telefoons. Alles wat je hebt geven en uit de auto stappen”.
Vraag verbalisant: Wie van de 4 zei dat?
Antwoord getuige: Dat is degene met de tas, dus niet de neger met de gun.
Vraag verbalisant: Je vertelde dat je de jongen uit Cuba al eens eerder had gezien. Kun je daar wat meer over vertellen?
Antwoord getuige: Dat was samen met [medeverdachte] . Dat zal een half jaar geleden zijn geweest.
(pagina 82)
[medeverdachte] is ongeveer 1.80 meter lang. Hij heeft een mager postuur. Ik denk dat hij 19 à 20 jaar is.
(pagina 83)
De Cubaanse jongen was langer dan [medeverdachte] , ook wel wat breder. Niet dik, wel gespierd. Ik denk dat hij ook 19 à 20 jaar is. Hij is wat getint. De persoon met de tas leek op een junkie, zo onverzorgd en zo vies. De persoon met het wapen was een neger, echt heel donker.
7.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster, doorgenummerde dossierpagina’s 220-221 van het eindproces-verbaal, met fotobijlage op pagina’s 222-223, voor zover inhoudende als verklaring van de aangeefster [benadeelde 2] :
(pagina 220)
Ik begrijp dat u mij wilt spreken over de “Cubaanse dader”. De laatste keer dat ik u sprak had ik u verteld dat zijn naam [verdachte] of zoiets is. Ik begrijp dat u onderzoek heeft gedaan naar [verdachte] en dat u mij een foto wilt laten zien.
(pagina 221)
De persoon op de foto (
het hof begrijpt: de foto’s op pagina’s 222 en 223, waarop de verdachte [verdachte] staat afgebeeld, dezelfde foto’s als op pagina’s 142-144) herken ik als de “Cubaanse dader”. Dat is hem. Dit is de jongen waarmee ik eerder heb ‘gechillt’ samen met [medeverdachte] en [vriendin] . Dit is de jongen die ons heeft beroofd. In mijn eerder afgelegde verklaringen heb ik hem omschreven als de “Cubaanse dader”. Tijdens de beroving is hij erbij geweest. Hij heeft [benadeelde 1] uit de auto getrokken. Hij heeft samen met die “junkachtige dader” gevochten met [benadeelde 1] .
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] door de rechter-commissaris d.d. 29 januari 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde 2] :
(blad 3)
U vraagt mij waarom ik dacht dat de politie mij op een gegeven moment de Cubaanse man zou laten zien. Hij had met [benadeelde 1] gevochten.
Ik weet dat [verdachte] de beste vriend is van [medeverdachte] , dus ik vond het niet verrassend dat hij erbij was. [verdachte] is de Cubaanse. Ik noemde hem altijd de Cubaanse jongen omdat ik zijn naam niet wist. Degene die ik dus steeds de Cubaanse jongen noem is [verdachte] .
Ik stond buiten de auto te roken, voor de auto aan de voorkant. [verdachte] en de dronken man stonden aan de kant van de bestuurder, de linkerkant. De gewapende man vroeg steeds om geld. [benadeelde 1] zei dat hij dat niet wilde geven. De gewapende man zei: “Trek hem maar naar buiten.” [verdachte] deed de deur open en trok [benadeelde 1] uit de auto. Toen ontstond er een vechtpartij. [medeverdachte] stond voor mij.
(blad 4)
[verdachte] ken ik, dus toen ik die foto zag zei ik ja, dat is de Cubaanse jongen. Ik heb gezegd dat hij de beste vriend van [medeverdachte] was en dat hij de jongen was die eigenlijk ook met [benadeelde 1] gevochten had. Ik twijfelde er niet over dat hij het was.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 283-287 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde 3] :
(pagina 283)
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
(pagina 284)
V: Hoe laat gingen jullie naar Terneuzen?
A: Dat was gisterenavond (
het hof begrijpt: 1 juli 2018) ongeveer rond 22.00 uur.
V: Wat is er precies in Terneuzen gebeurd?
A: We kwamen aan bij Terneuzen. We hadden afgesproken bij de parkeerplaats van de Jumbo. Dat is vlakbij een frituurzaak op een hoek. De bedoeling was dat we daar die vriend (
het hof begrijpt: [medeverdachte]) gingen ophalen.
V: Hoe zag die vriend eruit?
A: Dat was een blanke jongen. Hij was niet zo heel groot. Ik denk dat die vriend ongeveer 18 of 19 jaar oud was.
V: Wat deden jullie toen je aankwam bij de Jumbo in Terneuzen?
A: (…) We zagen meerdere jongens aan komen lopen. Er was 1 persoon bij die had ook het wapen en zei: “Geld, geld.” De vriendin (
het hof begrijpt: [benadeelde 2]) stond buiten de auto. Bij de motorkap. Ik zat zelf in de auto en [benadeelde 3] (
het hof begrijpt telkens: [benadeelde 1]) zat achter het stuur. (…) Ik weet niet precies hoe één van die gasten [benadeelde 3] uit de auto trok. Eerst stond de man met het pistool aan mijn kant en later aan de kant van [benadeelde 3] . Ineens zag ik dat hij een geweer uit zijn jas of tas pakte. Hij riep: “Geld, geld.” Ze hebben drie schoten gelost denk ik. Eentje in de band. Ik was toen wel uit de auto.
(pagina 285)
A: Er was ook een man die wilde mij aan mijn shirt uit de auto trekken. Dit lukte hem niet.
V: Heeft die man met dat geweer jou ook bedreigd?
A: Ja, dat heeft hij. Hij zei tegen mij: “In de auto blijven.” Hij dreigde met dat pistool naar mij. Hij wees in mijn richting.
V: Jij weerde de oudere man af. Ging hij toen weg?
A Ja, dat was het moment dat ik kon uitstappen. Ik moest toen wat doen want mijn vriend werd bedreigd met dat wapen en ik hoorde ze roepen: “Geld, geld.” (…) Ik liep naar mijn vriend en zei tegen die gasten wat zijn jullie aan het doen. Toen hoorde ik schoten. Ik zag dat mijn vriend geraakt was in zijn hand. (…) Wij zijn toen weggerend We renden naar het cafetaria.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] door de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2019, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde 3] (het hof begrijpt: [benadeelde 3] ):
(blad 2)
De man die het pistool had was een kleine, donkere man. Ik heb de man horen praten.
(blad 2-3)
Hij zei: “Geef het geld, geef het geld.”
(blad 3)
Ze waren in totaal met zijn vieren. Ze kwamen met zijn vieren op ons af, de donkere man had de leiding. Een andere man kwam naar de bestuurderskant en de rest ging naar de andere kant.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, doorgenummerde dossierpagina’s 302-306 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [vriendin] :
(pagina 302)
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
(pagina 304)
V: Wat kan je vertellen over [medeverdachte] (
het hof begrijpt: [medeverdachte])?
A: Dat is mijn beste vriend.
V: Wie zijn zijn vrienden?
A: Hij ging veel om met [verdachte] .
V: Hoe heet hij verder?
A: [verdachte] ofzo staat op zijn Instagram. Ik zal kijken. Ik zie nu [verdachte] staan.
V: Wat kan je vertellen over [verdachte] ?
A: (…) [medeverdachte] was altijd erbij als ik hem zag.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 255 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaringen van verbalisant S.J.I. Maas:
Op 2 juli 2018 werd door mij een onderzoek ingesteld naar de personenauto met het kenteken [kenteken] . Dit betrof een Kia Rio waarin het slachtoffer [benadeelde 1] zich bevond vlak voor het schietincident waarbij hij gewond raakte.
Onder de bestuurdersstoel trof ik een goudkleurige ketting aan met daaraan ook een goudkleurige hanger in de vorm van een kruis. Ik zag dat de laatste schakel van de ketting kapot was waardoor de ketting niet meer één geheel vormde. De ketting bleek eigendom te zijn van het slachtoffer [benadeelde 1] .
13.
Het proces-verbaal van relaas, doorgenummerde dossierpagina’s 6-26 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant L. van Tol:
(pagina 14)
Forensisch onderzoek
Op de P.D. werd forensisch onderzoek verricht. In de directe omgeving van de Kia Rio werden onder andere en kogelprojectiel, een huls, een usb kabel en een beschadigde bril aangetroffen. De bril bleek eigendom van aangever [benadeelde 1] .
14.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpagina’s 7-12 van het aanvullend dossier, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant E.C. Poppe:
(pagina 7)
Op 1 juli 2018, omstreeks 23.34 uur, werd melding gedaan van een schietpartij ter hoogte van de Axelsedam te Terneuzen. Op 2 juli 2018, omstreeks 00.30 uur, werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met voornoemde schietpartij in Terneuzen.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een openbare weg te Axelsedam/Schuttershofweg/ Bastionstraat te Terneuzen.
Ter hoogte van een geparkeerde auto, Belgisch gekentekend [kenteken] , had de schietpartij plaats gehad.
(pagina 8)
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Ik zag ter plaatse dat de betrokken geparkeerde personenauto, Belgisch gekentekend
[kenteken] , in een parkeervak stond in de Bastionstraat ter hoogte van pand nummer 2 in Terneuzen. De voorzijde wees in de richting van de Axelsedam.
Ik zag dat de personenauto van het merk Kia, type New Rio, en grijs/zilver van kleur was. De band om het linker achterwiel stond leeg en er waren bloedspatten op het linker achterportier en op de motorkap.
Voor de personenauto zag ik een bloedspoorpatroon welke naar rechts liep in de richting van de cafetaria gelegen aan de Axelsedam 2 in Terneuzen. Het aan zijn hand gewonde slachtoffer was naar dit cafetaria gevlucht, het bloedspoorpatroon was ook passend bij een verplaatsing van een bloeddonor van de personenauto naar het betreffende cafetaria.
Zowel links als rechts van de geparkeerde personenauto waren de direct aangrenzende parkeervakken leeg. Het lege parkeervak naast de bestuurderszijde was voorzien van een neergeklapte beugel. Op dit parkeervak zag ik een beschadigde bril liggen.
Achter de personenauto zag ik op de straat ter hoogte van het rechter achterwiel een kogelprojectiel liggen. Op ongeveer 2 meter van de aangetroffen kogelprojectiel zag ik op straat een huls liggen van het merk S&B kaliber 9mm.
(pagina 9)
Conclusie
Er is 1 huls aangetroffen. Er is 1 kogelprojectiel aangetroffen. Gelet op de aangetroffen huls en kogelprojectiel kan er gesteld worden dat er minimaal 1 keer is geschoten met een vuurwapen.
Gelet op het bloed op het linker achterportier en de motorkap en gelet op de lege linker achterband is het zeer waarschijnlijk dat de schietpartij heeft plaatsgevonden terwijl het slachtoffer buiten de personenauto ( [kenteken] ) was.
15.
Een letselbeschrijving, opgemaakt d.d. 25 oktober 2018 door E.M Bakker, forensisch geneeskundige, doorgenummerde dossierpagina 6 van het aanvullend dossier, voor zover inhoudende:
Op 1 juli 2018 was:
Naam: [benadeelde 1] , [benadeelde 3] (
het hof begrijpt: [benadeelde 1])
Geboortedatum: [geboortedatum]
als slachtoffer betrokken bij een gewelddadig incident.
Betrokkende werd op 2 juli 2018 in het ADRZ in Goes gezien met een schotverwonding van de rechter hand. Er bestond letsel van de weke delen en van de wijsvinger en middelvinger van de rechter hand en zenuwletsel van de linker wijsvinger.
Conclusie: schotverwonding van twee vingers aan de linker hand.
16.
Het proces-verbaal van verdenking 27 Sv [verdachte] , doorgenummerde dossierpagina’s 137-141 van het eindproces-verbaal, met bijlagen op pagina’s 142-145, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant M. Moenis:
(pagina 140)
Onderzoek politiesystemen
[verdachte] is het neefje van [neef] . Opgemerkt moet worden dat [neef] de beste vriend is van [vader] , de vader van [medeverdachte] , en dat zij elkaar al 8 à 9 jaar kennen.
Historische verkeersgegevens telefoonnummer [medeverdachte]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat [medeverdachte] voor het incident meerdere malen telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit navraag bij het CIOT blijkt het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam te staan van [vader verdachte] . Uit onderzoek in het Landelijke Bevolkingsregister blijkt [vader verdachte] de vader van [verdachte] te zijn. Ambtshalve is bekend dat mobiele telefoonabonnementen van jongeren regelmatig op naam staan van hun ouders.
Foto [verdachte]
Op 10 augustus 2018 heb ik de paspoortfoto van [verdachte] opgevraagd. Bij het aanvragen van het paspoort is de lengte 180 centimeter opgegeven.
(pagina 141)
Op 4 augustus 2018 is een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt over het onderzoek van de gegevens uit de mobiele telefoon van [neef] . Bij de afbeeldingen stond een foto van een jongen met een Cubaans uiterlijk. Bij de contacten stond een contact met de naam [verdachte] . Dit contact stond gekoppeld aan hetzelfde telefoonnummer als het contact [verdachte] in de mobiele telefoon van [medeverdachte] , te weten: 31617288545. Ik heb vervolgens de foto van [verdachte] en de foto van de jongen met het Cubaanse uiterlijk op de telefoon van [neef] vergeleken. De jongen met het Cubaanse uiterlijk blijkt [verdachte] te zijn.
De foto vanaf de telefoon van [neef] en de paspoortaanvraag van [verdachte] worden bij dit proces-verbaal gevoegd (
het hof begrijpt dat de eerstgenoemde foto op pagina 144 staat, met een uitvergroting op pagina 145, en dat de laatstgenoemde paspoortaanvraag met pasfoto op pagina 142 staat, met een uitvergroting van de paspoortfoto op pagina 143).
Signalement [verdachte]
Op de foto’s van [verdachte] is te zien dat hij licht getint is en kort zwart krulletjes haar heeft en een ketting om zijn hals draagt. Opgemerkt moet worden dat de leeftijd van [verdachte] 18 jaar is en zijn lengte, volgens zijn paspoortaanvraag, 180 centimeter is.
Tonen foto [verdachte]
Op 13 augustus 2018 zijn de foto’s van [verdachte] getoond aan aangeefster [benadeelde 2] . Zij verklaarde dat [verdachte] de “Cubaanse dader” is waar zij eerder over verklaard heeft.
17.
Een vordering verstrekking historische verkeersgegevens, doorgenummerde dossierpagina’s 648-649 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende:
(pagina 648)
Overwegende dat het in het belang van het onderzoek is dat gevorderd wordt dat gegevens worden verstrekt over een gebruiker van een communicatiedienst en/of netwerk en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker, welke gebruiker kan worden aangeduid met:
Nederlands telefoonnummer mobiel: [telefoonnummer]
(pagina 649)
Deze vordering betreft de gegevens die ten tijde van deze vordering zijn verwerkt, namenslijk de gegevens over de periode van 16 februari 2018 te 00.00 uur tot en met 16 augustus 2018 te 06.30 uur.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens telefoonnummer [telefoonnummer] [verdachte] , doorgenummerde dossierpagina’s 650-653 van het eindproces-verbaal, voor zover inhoudende als bevindingen en verklaring van verbalisant M. Moenis:
(pagina 651)
Op 31 augustus 2018 heb ik de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] geanalyseerd.
(pagina 652)
Uit deze analyse blijkt het volgende:
Op 1 juli 2018, tussen 22.25:43 uur en 23:43.23 uur, heeft de telefoon van [verdachte] de mast Schuttershofweg 1 in Terneuzen aangestraald. Deze mast is bij de plaats delict van het incident. Opgemerkt moet worden dat 23.24 uur het tijdstip melding is van het incident.
Contacten [medeverdachte]
Hieronder is een overzicht opgenomen van de contacten tussen [medeverdachte] en (vermoedelijk) [verdachte] op 1 juli 2018. Opgemerkt moet worden dat zij ongeveer 40 minuten voor het tijdstip van de melding van het incident (tijdstip melding betreft 23.24 uur) contact met elkaar hebben gehad.
(pagina 653)
In de opgevraagde periode heeft [verdachte] 739 keer telefonisch contact gehad met [medeverdachte] . Dit betekent dat [verdachte] bijna dagelijks telefonisch contact heeft met [medeverdachte] .
19.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris d.d. 14 april 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [neef] :
Op 1 juli 2018 is het uit de hand gelopen. Ik had besloten dat ik hun (
het hof begrijpt: [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3]) spullen wilde afpakken. Ik, [medeverdachte] en mijn neefje (
het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) waren daar aanwezig. Mijn intentie was gewoon om geld af te pakken.
Ik was bezig met die jongen (…) die in zijn hand is geschoten, hij was inderdaad de chauffeur. Hij had namelijk het geld bij zich. (…) Ik had een vuurwapen bij me.
20.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris d.d. 10 augustus 2021, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [neef] :
U vraagt mij wat [verdachte] heeft gedaan. Hij stond erbij.
21.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 oktober 2021 en voor zover inhoudende:
Die avond, 1 juli 2018, waren we eerst bij mijn neef [neef] thuis. Er wordt wel gezegd dat hij mijn oom is, maar hij is in feite mijn neef. Wij, dat zijn [neef] , ik en [medeverdachte] .
We liepen daar bij het tankstation in Terneuzen. Ik en [medeverdachte] liepen naast elkaar. We volgden [neef] . Hij liep een beetje door. Ineens zei hij iets en er werd geroepen. We liepen er naar toe, er werd wat gezegd en voor ik het wist hoorde ik die schoten.
Ik hoorde een knal. Ik keek toen en zag iemand staan. Die persoon stond bij de auto. [neef] stond volgens mij aan de zijkant van de auto. Ik ben weg gaan rennen, richting de binnenstad.
[medeverdachte] is een goede vriend van mij,
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het (primair en) subsidiair tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, zoals uitvoerig verwoord in de pleitnota, aangevoerd dat de verdachte weliswaar aanwezig is geweest bij het tenlastegelegde, maar dat geen sprake is van het medeplegen daarvan, nu de verdachte niet van enig plan op de hoogte was en geen substantiële bijdrage heeft geleverd. De verdediging heeft aangevoerd dat aangever [benadeelde 1] verschillende verklaringen heeft afgelegd, dat daarom voorzichtig met de details uit die verklaringen moet worden omgegaan en dat (volgens punt 17 van de pleitnota) als meest betrouwbare verklaring van [benadeelde 1] moet worden aangemerkt diens waarneming dat hij heeft gezien dat de lange dronken man met de rugzak hem uit de auto heeft gesleurd en dat de verdachte hem een stoot achterop zijn nek heeft gegeven. De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat alleen [benadeelde 1] over deze nekstoot heeft verklaard en dat derhalve niet zonder twijfel kan worden gezegd dat de verdachte dit heeft gedaan. Van een op een andere manier door de verdachte geleverde substantiële bijdrage is niet gebleken. Het aanwezig zijn en niet ingrijpen door de verdachte is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. Het wegrennen bij het eerste schot is wat de verdediging betreft in dit geval te kwalificeren als tijdig distantiëren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Over het verloop van de avond van 1 juli 2018 voorafgaand aan het schietincident wordt in eerste instantie door de aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en hun vriend, de getuige [benadeelde 3] , verschillend verklaard. Met de rechtbank heeft het hof geconstateerd dat die verschillen (en onjuistheden) met name zijn te vinden in de gebeurtenissen voor en na afloop van het incident. Hoewel opmerkelijk, behoeft dit er naar het oordeel van het hof niet toe te leiden dat de door hen afgelegde verklaringen in het geheel als onbetrouwbaar moeten worden gekwalificeerd. Immers, over het verloop van het incident zelf verklaren zij alle drie overwegend gelijkluidend, ook ten opzichte van elkaar. Bovendien vinden die onderdelen van hun verklaringen steun in objectieve bewijsmiddelen, waaronder het forensisch onderzoek. Het hof acht de door [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] afgelegde verklaringen omtrent het schietincident derhalve betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Gelet daarop, hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte voor zover inhoudende dat hij alleen bij het schietincident aanwezig is geweest maar daaraan geen enkele bijdrage heeft geleverd. Dit strookt niet met de overige bewijsmiddelen en bovendien heeft de verdachte deze verklaring pas afgelegd nadat de medeverdachte [neef] , de neef van de verdachte, een verklaring heeft afgelegd, waaruit volgt dat de verdachte ook bij het schietincident aanwezig is geweest, hetgeen eerder nog door de verdachte werd ontkend.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt, kort gezegd, dat door medeverdachte [medeverdachte] eerder die avond is waargenomen dat [benadeelde 1] een aanzienlijk geldbedrag bij zich had. Enige tijd later heeft [medeverdachte] een telefonische afspraak gemaakt met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] om elkaar (wederom) te treffen bij de Jumbo in Terneuzen. Terwijl [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] in de op de parkeerplaats aan de Axelsedam te Terneuzen geparkeerde auto op hem aan het wachten waren, zagen zij ineens vier personen op de auto afrennen, waaronder [medeverdachte] . Naar later is gebleken, bestond deze groep personen, naast [medeverdachte] , uit verdachte en zijn neef [neef] . De personalia van de vierde man, die wordt omschreven als de man met de rugzak, zijn onbekend gebleven. Volgens aangever [benadeelde 1] stonden [neef] met de jongere man die [verdachte] bleek te zijn aan het begin van het incident aan de rechterkant van de auto. Later zijn zij om de auto heen gelopen en stond de verdachte aan de linkerkant van de auto.
De onbekend gebleven man heeft [benadeelde 1] als eerste aangesproken. Hij heeft het portier van de auto opengetrokken en riep dat [benadeelde 1] naar buiten moet komen, hetgeen hij weigerde. Vervolgens heeft [neef] een pistool uit zijn tasje gepakt en dit op [benadeelde 1] en [benadeelde 3] gericht, waarbij hij heeft gezegd: “Geef je geld, portemonnee, gsm, alles”. [neef] heeft vervolgens gezegd: “Trek die jongen uit de auto.” Hierop is aan [benadeelde 1] getrokken, is een gevecht ontstaan tussen [benadeelde 1] die zich verweerde en de verdachte en de onbekend gebleven man, waarbij [benadeelde 1] van de verdachte een pijnlijke stoot in zijn nek heeft gekregen en hij – nadat hij uit de auto was – op de motorkap van de auto is geduwd. Op dat moment is [benadeelde 3] uit de auto gestapt. [neef] heeft vervolgens met het pistool op [benadeelde 1] geschoten die hierdoor een schotverwonding van twee vingers aan de linker hand heeft opgelopen. [medeverdachte] heeft gedurende het gehele incident bij [benadeelde 2] gestaan en haar vastgehouden. Na het schieten door [neef] zijn de vier mannen samen weggerend richting de binnenstad.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat door de verdachten planmatig is gehandeld, hetgeen reeds blijkt uit het gezamenlijk naar de auto van [benadeelde 1] rennen, althans in elk geval zeer stevig/gehaast lopen. Hieruit maakt het hof op dat zij met een gezamenlijk doel naar de auto zijn gegaan. Bovendien is door [neef] geroepen dat [benadeelde 1] uit de auto getrokken moest worden en is naar aanleiding van die ‘opdracht’ door de mededaders, onder wie de verdachte, gewelddadig gehandeld. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte het vuurwapen van [neef] moet hebben waargenomen, aangezien hij op het moment van het tonen van dat wapen direct naast zijn neef stond. De verdachte heeft zich, na het zien van dat vuurwapen, niet gedistantieerd, maar heeft daarentegen juist geweld gepleegd, waarbij hij onder meer een nekstoot heeft uitgedeeld aan [benadeelde 1] . Pas nadat er met het wapen was geschoten, is de verdachte, samen met de drie mededaders, weggerend. Van (juridisch) distantiëren is dan geen sprake meer.
Het hof is, met de rechtbank, derhalve van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders duiden op een nauwe en bewuste samenwerking. Hun gedragingen waren gericht op het willens en wetens samenwerken met elkaar met het oog op het verrichten van de strafbare gedraging.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging derhalve in al zijn onderdelen en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van een poging tot afpersing.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met de medeverdachten, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Hierbij is gedreigd en geschoten met een vuurwapen, waarbij aangever [benadeelde 1] , die zich wilde afweren en zijn hand omhoog heeft gehouden, gewond is geraakt aan zijn hand. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder nare ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft de verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier te proberen snel aan geld te komen.
De schietpartij heeft zich bovendien op straat afgespeeld. Daardoor is het algemene gevoel van veiligheid van de bewoners van Terneuzen aangetast. Dat geldt nog meer voor de bewoners en aanwezigen in de directe omgeving van de schietpartij.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook gelet op:
‒ de omstandigheid dat het schieten met een vuurwapen op aangever [benadeelde 1] veel ernstiger gevolgen had kunnen hebben;
‒ de rol die de verdachte in het geheel heeft gehad, welke rol door het hof als kleiner wordt beoordeeld dan de rol van de medeverdachten [medeverdachte] en [neef] ;
‒ de omstandigheid dat uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 juli 2021 volgt dat hij niet eerder is veroordeeld en derhalve als
first offenderkan worden aangemerkt;
‒ de omstandigheid dat uit de diverse rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de daarop ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 oktober 2021 gegeven toelichting door de deskundige R.F. Kempenaar volgt dat er (behoudens deze zaak) geen zorgen over de verdachte zijn;
‒ de omstandigheid dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis begeleiding van de jeugdreclassering heeft gekregen, waarbij hij ook onder Elektronisch Toezicht stond, hetgeen volgens de jeugdreclassering zeer positief is verlopen.
Alles afwegende, acht het hof jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van (50 dagen) voorarrest, passend en geboden. Met de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, acht het hof oplegging van bijzondere voorwaarden niet noodzakelijk. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal is gevorderd, laat staan met de door de verdediging bepleite strafoplegging, omdat daarin de aard en de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met ruim 8 maanden. Hoewel deze overschrijding grotendeels is te wijten aan het voornemen om deze zaak gelijktijdig met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] te behandelen, welke zaak in hoger beroep vertraging heeft opgelopen door nader onderzoek en de agenda van de raadsman van de medeverdachte, acht het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Derhalve zal worden volstaan met oplegging van jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 13.256,56. Dit bedrag bestaat uit € 10.256,56 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft de benadeelde partij verzocht om vergoeding van de proceskosten ten bedrage van € 968,00.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de door de benadeelde partij gevorderde proceskosten toegewezen tot een bedrag van € 180,00. Het meer gevorderde is afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De voeging duurt voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voort in hoger beroep, hetgeen betekent dat de vordering in hoger beroep strekt tot € 1.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, en € 180,00 aan proceskosten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof dat – hoewel de bijgevoegde medische verklaring van een arts gedateerd is en de huidige medische situatie ten aanzien van het gebruik van de door de kogel geraakte vingers niet duidelijk is – op grond van het dossier vast staat dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De schade is toegebracht door één persoon uit de groep waarvan de verdachte deel heeft uitgemaakt. Weliswaar is de verdachte niet degene geweest die geschoten heeft, maar door zijn deelname aan het groepsverband is hij wel hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door de mededader is toegebracht. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op het eerder door de rechtbank toegewezen (en thans maximaal toe te wijzen) bedrag van € 1.500,00. De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden, zodat de vordering tot dit bedrag hoofdelijk toewijsbaar is, met vermeerdering met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (1 juli 2018) tot aan de dag der algehele voldoening en met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, te weten € 180,00 conform het liquidatietarief.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.500,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (1 juli 2018) tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Conform landelijke afspraken wordt in minderjarigenzaken geen gijzeling opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.