ECLI:NL:GHSHE:2021:4094

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20-000521-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaken met betrekking tot poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1997, was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 13 februari 2020. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, en heeft ook de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan zowel poging tot diefstal als diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straffen gegrond verklaard, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De uitspraak is gepubliceerd in verband met de ingestelde cassatie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000521-20
Uitspraak : 20 oktober 2021
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 februari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-281553-19 en 03-158258-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen onder parketnummer 03-118029-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte door diens raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder parketnummers 03-281553-19 en 03-158258-19 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van twee eerder voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straffen geheel zal gelasten. Het gaat daarbij om een gevangenisstraf voor de duur van 1 week en hechtenis voor de duur van 2 weken.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Subsidiair, in geval van (enige) bewezenverklaring, heeft de verdediging verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde straffen heeft de verdediging primair bepleit het openbaar ministerie daarin niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair verzocht de vordering ten aanzien van de 2 weken hechtenis af te wijzen en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
onder parketnummer 03-281553-19:hij op of omstreeks 5 september 2019 in de gemeente Valkenburg aan de Geul ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , in ieder geval aan een ander dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een niet aan hem, verdachte, (in eigendom) toebehorende pinpas,
‒ zich (met die pinpas) naar het Fairplay Casino heeft begeven, en/of
‒ die pinpas in een pinautomaat (met nummer 92C073) in voornoemd casino heeft gestoken en/of (zodoende) heeft getracht om met die pinpas 500 euro op te nemen bij die automaat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 03-158258-19:hij op of omstreeks 7 juli 2017, in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfsbus heeft weggenomen een bladblazer, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen bladblazer onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 en het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
onder parketnummer 03-281553-19:hij op 5 september 2019 in de gemeente Valkenburg aan de Geul ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag van 500 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een niet aan hem, verdachte, in eigendom toebehorende pinpas,
‒ zich met die pinpas naar het Fairplay Casino heeft begeven, en
‒ die pinpas in een pinautomaat (met nummer 92C073) in voornoemd casino heeft gestoken en (zodoende) heeft getracht om met die pinpas 500 euro op te nemen bij die automaat,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder parketnummer 03-158258-19:hij op 7 juli 2017, in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsbus heeft weggenomen een bladblazer, toebehorende aan [benadeelde 2] , waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen bladblazer onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 en het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van parketnummer 03-281553-19
De verdediging heeft, kort gezegd, aangevoerd dat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, nu de desbetreffende bankpas reeds was geblokkeerd. De verdachte kon derhalve onmogelijk geld hebben opgenomen met de bankpas.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat een absoluut ondeugdelijke poging een poging is waarin het gevolg in alle gevallen niet zal intreden en dat een relatief ondeugdelijke poging zich voordoet in situaties waarbij het gevolg normaliter wel zou intreden, doch onder de gegeven omstandigheden toevallig achterwege blijft.
Met de politierechter en de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een relatief ondeugdelijke poging. Immers, de door de verdachte gebruikte bankpas is doorgaans wel geschikt om geld mee op te nemen, doch in de gegeven situatie is dit niet gelukt vanwege het feit dat de pas kort daarvoor is geblokkeerd. Het hof overweegt daarbij nog dat sprake is van een geëigend middel voor de opname van geld, te meer nu twee keer eerder die dag ook geld met de bankpas is genomen, en bovendien bestond de mogelijkheid dat de rekening op het moment van pinnen door de verdachte weer gedeblokkeerd zou zijn.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en acht het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 03-158258-19
De verdediging heeft aangevoerd dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt voor een bewezenverklaring. De door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen komen op belangrijke punten niet met elkaar overeen. Volgens de verdediging is dan ook sprake van een persoonsverwisseling. Bovendien is de bladblazer niet bij de verdachte aangetroffen door de politie.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de zich in het dossier bevindende aangifte volgt dat op 7 juli 2017, rond 13.33 uur, de ruit van de op het Gasthuisplantsoen te Meersen geparkeerde bedrijfsbus van [benadeelde 2] is ingegooid of ingeslagen en dat uit die bedrijfsbus vervolgens een bladblazer van het merk Stihl is gestolen.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2017, omstreeks 13.30 uur, een scooter met daarop twee jongens heeft zien rijden, dat de jongens geen helm droegen en dat hij één van de jongens herkende als [verdachte] . Deze [verdachte] had een steen in zijn handen. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij heeft gezien dat de scooter richting de parkeerplaats reed en dat de scooter stopte bij een bus van [benadeelde 2] . Toen [getuige 1] bij de bus aankwam, zag hij dat de jongen achterop de scooter, [verdachte] , een wit met oranje gekleurde bladblazer in zijn handen had en dat het raam linksachter van de bedrijfsbus was ingegooid.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2017 op de parkeerplaats in Meerssen in zijn auto zat te bellen en dat hij toen een scooter heeft zijn rondrijden met daarop twee mannen. De bestuurder was [medeverdachte] en de persoon die achterop de scooter zat kent hij als [verdachte] . [getuige 2] heeft verklaard dat hij met laatstgenoemde op de basisschool heeft gezeten en hem nog steeds kent vanuit Meerssen. [getuige 2] heeft voorts verklaard dat tegenover hem een busje geparkeerd stond, dat hij op enig moment vanuit de richting van dit busje glasgerinkel heeft gehoord en dat het klonk alsof een ruit werd ingeslagen of ingegooid. Vervolgens heeft hij gezien dat de scooter, met daarop [medeverdachte] en [verdachte] , hard wegreed. [getuige 2] is daarop naar het busje gelopen en heeft linksachter, aan de bestuurderszijde, een stoeptegel op de bank zien liggen. Ook heeft hij waargenomen dat de ruit was ingeslagen of ingegooid.
Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze getuigenverklaringen. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Beide getuigen hebben de bijrijder van de scooter herkend als een jongen genaamd [verdachte] (door [getuige 1] ) of [verdachte] (door [getuige 2] ), waarbij de getuige [getuige 2] nog heeft verklaard dat hij met deze jongen op school heeft gezeten en hem nog steeds goed kent. Voor het hof staat daarmee vast dat de verdachte, genaamd [verdachte] , de bijrijder op de scooter is geweest. Dit was bovendien ook het geval toen de scooter even later door de politie werd waargenomen. De kentekenhouder van de scooter bleek [medeverdachte] te zijn.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte achterop de scooter zat bij [medeverdachte] , dat verdachte een steen bij zich had, dat de scooter bij het busje van [benadeelde 2] is gestopt, dat vervolgens glasgerinkel te horen was, dat later bleek dat het raam van de bedrijfsbus was ingegooid, dat er in het busje een stoeptegel is gevonden en dat de verdachte bij het wegrijden een wit met oranje gekleurde bladblazer (
het hof begrijpt: apparaten van het merk Stihl zijn uitgevoerd in de kleuren wit en oranje) in zijn handen had.
Het hof is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte, samen met de bestuurder van de scooter, een bladblazer van het merk Stihl uit de bedrijfsbus van [benadeelde 2] heeft weggenomen. Dat de bladblazer niet bij de verdachte is aangetroffen, doet aan dat oordeel niet af.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het opnemen van een aanzienlijk geldbedrag met een niet aan hem toebehorende pinpas. Dat het bij een poging is gebleven is slechts te danken aan de omstandigheid dat de desbetreffende bankrekening inmiddels was geblokkeerd en niet aan het handelen van de verdachte. Daarnaast heeft de verdachte, samen met een ander, een ruit van een bedrijfsbus ingegooid en daaruit vervolgens een bladblazer gestolen. De verdachte heeft met zijn handelen laten blijken geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Dergelijke feiten brengen bovendien schade teweeg aan de eigenaar van het weggenomen goed en veroorzaken tevens overlast en ergernis aan de gedupeerde. Het hof rekent de verdachte het bewezenverklaarde zwaar aan, te meer nu uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 juli 2021 volgt dat hij reeds eerder meermalen ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Ook volgt uit voornoemd uittreksel dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, het zogenoemde taakstrafverbod, en artikel 63 van voornoemde Wet van toepassing zijn. Ook daarmee heeft het hof rekening gehouden.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetings-beleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten indiceren voor diefstal uit een auto, waarbij sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Het hof overweegt daarbij nog dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met zijn mededader heeft gepleegd, hetgeen strafmaatverhogend werkt, en dat hij zich daarnaast ook nog schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van een valse sleutel.
Het feit van 7 juli 2017 betreft een oud feit. Van undue delay is echter geen sprake aangezien verdachte in deze zaak is gehoord in januari 2019.
Gelet op het hiervoor overwogene, waaronder de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken. Anders dan de politierechter, de advocaat-generaal en de raadsvrouw, ziet het hof geen enkele aanleiding om deze straf deels of zelfs geheel voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. Het hof acht enkel een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft, bij vordering van 27 november 2019, de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week en hechtenis voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Limburg van 20 augustus 2019 onder parketnummer 03-118029-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat – nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de gehele tenuitvoerlegging van beide straffen, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Met de advocaat-generaal, ziet het hof in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding hieromtrent anders te oordelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 en het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-281553-19 en het in de zaak met parketnummer 03-158258-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straffen, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 20 augustus 2019, met parketnummer
03-118029-19, te weten van:

gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week;

hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. E.N. van der Spoel en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 20 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.