ECLI:NL:GHSHE:2021:4067

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
20-002739-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant was veroordeeld. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en had een schadevergoeding van € 263,52 toegewezen aan de benadeelde partij, het CBR. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was in het hoger beroep omdat hij de termijn voor het instellen van het hoger beroep had overschreden. De verdachte was op de hoogte van de zitting bij de politierechter, maar had aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn. Het hof concludeerde dat de verdachte niet tijdig in hoger beroep was gegaan, aangezien hij dit pas op 9 december 2020 deed, meer dan veertien dagen na de einduitspraak van de politierechter. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels over de termijn voor het instellen van hoger beroep rechtvaardigden. De verdachte had niet verzocht om aanhouding van de strafzaak en had ook geen verdere stappen ondernomen om op de hoogte te blijven van de voortgang van zijn zaak. Daarom verklaarde het hof de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002739-20
Uitspraak : 22 september 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingslocatie ’s-Hertogenbosch, van 26 augustus 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-173946-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht’ (feit 1) en
‘poging tot oplichting’ (feit 2) veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van tien weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast heeft de politierechter beslist op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij CBR. De vordering van de benadeelde partij van € 263,52 is volledig toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in het hoger beroep.
Namens de verdachte is naar voren gebracht dat de verdachte weliswaar op de hoogte was van de dag en het tijdstip van de zitting bij de politierechter, maar dat de verdachte tevoren had aangegeven dat hij niet bij die zitting aanwezig kon zijn en de politierechter derhalve de mogelijkheid had om de strafzaak aan te houden tot een nader te bepalen terechtzitting waarop de verdachte wel aanwezig zou kunnen zijn.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Bij de stukken van het geding in eerste aanleg bevindt zich een e-mailbericht van de verdachte van 18 augustus 2020, waaruit volgt dat de verdachte kennis droeg van de datum en het tijdstip van de terechtzitting van de politierechter van 26 augustus 2020. In datzelfde e-mailbericht geeft de verdachte aan dat hij niet op die terechtzitting van de politierechter aanwezig kan zijn, omdat hij is verhuisd naar Roemenië en het lastig is om naar Nederland te komen. Ook geeft de verdachte aan dat hij voor deze strafzaak reeds twee of drie keer op het politiebureau te Eindhoven is geweest en hij daar alles over deze zaak heeft verteld.
Op grond van de wet, meer in het bijzonder op grond van de artikel 408, lid 1, sub c, van het Wetboek van Strafvordering, staat voor de verdachte, wanneer hij van tevoren op de hoogte was van de datum van de terechtzitting van de politierechter, slechts gedurende veertien dagen na de einduitspraak hoger beroep open.
Het hoger beroep is ingesteld op 9 december 2020, aldus na het verstrijken van de hiervoor bedoelde termijn van veertien dagen. De regels betreffende het instellen van het hoger beroep zijn van openbare orde. Daarom kan slechts onder bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden van die regels afgeweken worden. Naar het oordeel van het hof zijn dergelijke omstandigheden niet gebleken.
Bij dit oordeel neemt het hof in aanmerking dat niet is gebleken dat de verdachte heeft verzocht om aanhouding van de strafzaak. Integendeel, uit het e-mailbericht van 18 augustus 2020 leidt het hof af dat de verdachte zijn volledige verhaal reeds ten overstaan politie heeft verteld en zijn aanwezigheid in dat opzicht niet noodzakelijk achtte. Voorts neemt het hof in aanmerking dat, in een geval als het onderhavige, van de verdachte in redelijkheid kon worden verwacht dat hij naar aanleiding van de wetenschap van de dag en het tijdstip van de terechtzitting het nodige zou doen om zich op de hoogte te stellen van het verdere verloop van zijn strafzaak. Niet is gebleken dat de verdachte - na 26 augustus 2020 of op enig ander moment - bij de rechtbank heeft geïnformeerd over de afloop van diens strafzaak, noch dat hij daarover een advocaat heeft geraadpleegd.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door:
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop, griffier,
en op 22 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.