In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2000, was aangeklaagd voor het opzettelijk vervoeren van een grote hoeveelheid hennep, met een totaalgewicht van 6243,15 gram. Het hoger beroep werd ingesteld op 16 juli 2020, na een vonnis van de politierechter op 6 juli 2020. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter integraal zou worden bevestigd, terwijl de verdediging primair vrijspraak en subsidiair een strafmaatverweer heeft gevoerd.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 april 2020 te [plaats 1] hennep heeft vervoerd. De verdachte werd staande gehouden door de politie, die een sterke geur van cannabis waarnam. Bij controle van de auto van de verdachte werd een aanzienlijke hoeveelheid hennep aangetroffen. Het hof heeft de verklaringen van de verbalisanten als betrouwbaar beoordeeld en de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is gezien de hoeveelheid hennep en de bijdrage aan de illegale handel.