In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging van twee ambtenaren, te weten hoofdagenten van de politie Eenheid Oost-Brabant, tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke geldboete van €300,- opgelegd, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis waarvan beroep. De verdediging heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en subsidiair vrijspraak bepleit. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte had op 3 april 2020 in Eindhoven de ambtenaren beledigd door hen te beschuldigen met het woord 'kankerlijers' en door een middelvinger op te steken.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van de aanhouding te twijfelen. De verdediging heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de bewezenverklaring in twijfel trokken. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd, waarbij het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.