In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 maart 2020. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en had beslist dat een eerder opgelegde voorwaardelijke straf volledig ten uitvoer zou worden gelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2, en subsidiair verzocht om verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke straf. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en zich verenigd met het vonnis van de politierechter, met aanvulling en verbetering van de gronden. Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter verbeterd en aangevuld, en heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk harddrugs en munitie in zijn woning aanwezig heeft gehad.
Het hof heeft de alternatieve scenario's van de verdediging verworpen, omdat deze niet aannemelijk zijn gemaakt. De verdachte had harddrugs en munitie in zijn kamer, en het hof achtte het niet geloofwaardig dat deze door derden in zijn kamer waren geplaatst. De opgelegde straf is door het hof bevestigd, en het vonnis waarvan beroep is in stand gehouden.