ECLI:NL:GHSHE:2021:4020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
20-000874-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 maart 2020. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en had beslist dat een eerder opgelegde voorwaardelijke straf volledig ten uitvoer zou worden gelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2, en subsidiair verzocht om verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke straf. Het hof heeft het beroep op vrijspraak verworpen en zich verenigd met het vonnis van de politierechter, met aanvulling en verbetering van de gronden. Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter verbeterd en aangevuld, en heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk harddrugs en munitie in zijn woning aanwezig heeft gehad.

Het hof heeft de alternatieve scenario's van de verdediging verworpen, omdat deze niet aannemelijk zijn gemaakt. De verdachte had harddrugs en munitie in zijn kamer, en het hof achtte het niet geloofwaardig dat deze door derden in zijn kamer waren geplaatst. De opgelegde straf is door het hof bevestigd, en het vonnis waarvan beroep is in stand gehouden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000874-20
Uitspraak : 1 september 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 18 maart 2020, parketnummer 03-005705-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-700408-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1) en het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is ten laste van de verdachte bewezenverklaard het handelen in strijd met het in artikel 3 onder C in de Opiumwet gegeven verbod (feit 3), maar ter zake van dat feit is door de politierechter geen straf opgelegd. Voorts heeft de politierechter beslist dat de eerder onder parketnummer 03-700408-17 opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, volledig ten uitvoer zal worden gelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Door de verdediging is primair vrijspraak van feit 1 en feit 2 bepleit. Voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair is bepleit de proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te verlengen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met inbegrip van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Daarnaast worden door de politierechter aangehaalde toepasselijke wetsartikelen aangevuld met artikel 3 van de Opiumwet en wordt artikel 10 van het Wetboek van Strafrecht geschrapt.
Aanvulling en verbetering van de bewijsvoering
Mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen behoeft de bewijsvoering door de politierechter verbetering door vervanging van onderdelen van de bewijsvoering op na te melden wijze.
Het hof vervangt de door de politierechter op pagina 8 van het beroepen vonnis opgenomen bewijsoverweging door de hierna opgenomen bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Voorts is het hof van oordeel dat de door de politierechter in het beroepen vonnis opgenomen bewijsmiddelen verbetering en aanvulling behoeven met het navolgende:
  • Het proces-verbaal van verhoor van [aangever] d.d. 8 januari 2018 (pagina 7 van het beroepen vonnis) dient te worden aangevuld met dossierpagina 8;
  • De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 1 januari 2020 (pagina 7 van het beroepen vonnis) dient te worden aangevuld met dossierpagina 78. Dossierpagina 80 wordt geschrapt.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft - op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota - ten verweer betoogd dat de verdachte van het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, aangezien niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden dat de in de kamer van de verdachte aangetroffen harddrugs en munitie aan de verdachte toebehoorden. Hiertoe is - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat een aantal vreemde personen zich de toegang tot de kamer van de verdachte hebben verschaft en aldaar zowel de harddrugs als de munitie hebben gedeponeerd, aldus met de bedoeling om zich op de verdachte te revancheren (hierna: scenario 1). In zijn pleitnota heeft de raadsman nog een (ander) alternatief scenario geschetst, namelijk dat de huisbaas van de verdachte, [aangever] , de harddrugs in de kamer van de verdachte heeft geplaatst en zo heeft bewerkstelligt dat hij de verdachte uit zijn kamer kon zetten (hierna: scenario 2). Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat verdachte opzettelijk harddrugs en munitie in zijn woning aanwezig heeft gehad, aldus de verdediging.
Uit het politiedossier [1] leidt het hof onder meer de navolgende feiten en omstandigheden af. Op 1 januari 2020 werd op de kamer die de verdachte huurde, naast 15,68 gram hennep, 510,33 gram amfetamine en (in totaal) 30 kogelpatronen aangetroffen en inbeslaggenomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020 van [verbalisant 1] volgt dat de straatprijs van één gram amfetamine op dat moment op de € 5 à € 6 ligt. Uitgaande van de laagste prijs bedroeg de straatwaarde van de in de kamer van de verdachte geplaatste amfetamine (circa) € 2.500,-. Het hof acht - zonder nadere onderbouwing die niet is verstrekt - niet aannemelijk dat iemand een partij harddrugs van dergelijke waarde in een woning achterlaat met uitsluitend de bedoeling om zich te revancheren. Immers, bekend zal zijn dat die harddrugs bij aantreffen in beslag zullen worden genomen en vervolgens zullen worden vernietigd. Daarnaast leidt het hof af uit het politiedossier, meer specifiek het proces-verbaal van verhoor van [aangever] d.d. 8 januari 2020 (dossierpagina 7) en het proces-verbaal van verhoor van getuige [aangever] d.d. 1 januari 2020 (dossierpagina 9), dat de 30 kogelpatronen in een witte plastic tas in een keukenkastje zijn aangetroffen door [aangever] en de zus van de verdachte nadat de verdachte door [aangever] uit zijn kamer was gezet en zij die kamer aan het leeghalen waren. De kogelpatronen zijn bovendien niet gevonden door de politie tijdens de huiszoeking die de politie eerder die dag had gedaan. Indien een onbekend gebleven persoon de verdachte er met die munitie in had willen luizen, dan had het voor de hand gelegen dat die munitie zou zijn neergelegd op een zichtbare plek en niet op een plek die kennelijk moeilijk te vinden is. Bovendien heeft genoemde [aangever] verklaard dat de verdachte tegen zijn zus zou hebben gezegd dat hij hoopte dat de politie de patronen niet zou vinden (dossierpagina’s 8 en 10). Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken acht het hof het door de verdachte geschetste alternatieve “scenario 1” niet aannemelijk geworden.
Eerst bij pleidooi ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman nog een alternatief scenario gepresenteerd, namelijk dat het de huisbaas [aangever] is geweest die de harddrugs met kwade bedoelingen in de kamer van de verdachte heeft geplaatst. Naar het oordeel van het hof is met het enkele opperen door de raadsman van de mogelijkheid dat [aangever] een aandeel heeft gehad in het voorval, dit alternatieve “scenario 2” niet aannemelijk geworden. Daarbij komt dat hetgeen de raadsman hieromtrent heeft gesteld op geen enkele manier wordt ondersteund door het politiedossier, noch door enige verklaring van de verdachte zelf.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafmaat
De politierechter heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Zoals hierboven vermeld, verenigt het hof zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, ook voor wat betreft de opgelegde straf. In hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, ziet het hof geen aanleiding om te komen tot een andere beslissing.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop, griffier,
en op 1 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.V. Pelsser is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het eindproces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek met registratienummer PL2411-2020003968, opgemaakt door [verbalisant 2] , ondertekend en gesloten d.d. 6 februari 2020 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 80.