Het hof stelt vast dat de belastingdienst/FIOD naar aanleiding van de verklaringen van de verdachte en de overgelegde documenten nader onderzoek heeft verricht naar de herkomst van het geld. Uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte in 2017 € 3.109,00 aan inkomsten uit zijn schoonmaakbedrijf ontving en in 2018 alleen in het 1e kwartaal omzet draaide, zijnde een bedrag van € 2.990,00 en dat het bedrijf in juni 2019 is opgeheven. Van overige (noemenswaardige) inkomsten dan wel vermogensbestanddelen die (een deel van) het geldbedrag zouden kunnen verklaren, is niet gebleken. Voorts is uit dit onderzoek gebleken dat de Citroën C3 van de verdachte op 18 mei 2019 is verkocht en dat de koper een bedrag van € 2.750,00 contant heeft betaald met enkel briefjes van € 50,00.
Ten aanzien van de Mercedes is uit het onderzoek gebleken dat het niet mogelijk is dat deze is verhuurd in de periode 30 januari 2019 tot en met 30 april 2019, als vermeld in het huurcontract, omdat op dit voertuig in de betreffende periode in Spanje beslag was gelegd. Nader beoogd onderzoek door de belastingdienst/FIOD, bestaande uit een getuigenverhoor van de verhuurder, liep op niets uit, nadat een kantoorgenoot van de advocaat van de verdachte liet weten dat de verhuurder als getuige geen verklaring zou afleggen en derhalve niet voor verhoor zou verschijnen.
Wat van dat laatste ook zij, gelet op alle feiten en omstandigheden die uit het onderzoek zijn gebleken, hecht het hof geen geloof aan de steeds wisselende verklaringen van de verdachte over de herkomst en de bestemming van het geld. Dat het volledige geldbedrag afkomstig zou zijn uit inkomsten van het schoonmaakbedrijf strookt niet met de beschikbare financiële gegevens daarvan. Dat een deel van het geld afkomstig zou zijn uit de verkoop van zijn auto, strookt reeds niet met de datum waarop die auto is verkocht (ruim twee weken na de pleegdatum), nog daargelaten dat de verdachte wisselend heeft verklaard over of hij die auto zelf heeft verkocht en hoe aan hem is betaald of dat die auto door tussenkomst van een garagebedrijf is verkocht. Ook de zogenaamde noodbestemming van dat geldbedrag is niet aannemelijk geworden, aangezien de verdachte over een retourticket beschikte en diezelfde dag nog vanuit Malaga naar Nederland zou terugvliegen. Overigens geeft het boeken van een retourticket ook geen pas, waar de verdachte op enig moment heeft verklaard dat het eventueel een optie was dat hij met die auto (het hof begrijpt de Mercedes) terug zou moeten rijden en dat hij daarom nog niet wist hoe lang hij zou blijven. Dat het geld voor een deel afkomstig zou zijn van de borg van een verhuurde auto en contant retour moest naar de huurder gaat evenmin op, daar die auto feitelijk niet kon worden verhuurd. Op de ingangsdatum van de huur was die Mercedes immers reeds door de Spaanse autoriteiten in beslag genomen sinds 23 oktober 2018 (tot 14 april 2019).
Gelet aldus op al deze resultaten van de nadere onderzoeken en de steeds wisselende verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag, stelt het hof vast dat de verdachte over de herkomst en de bestemming van het geld niet alleen tegenstrijdige en onwaarschijnlijke, maar ook onjuiste verklaringen heeft afgelegd die evident in strijd zijn met de waarheid. Hierbij betrekt het hof bovendien de vaststelling dat de verklaring die de verdachte bij gelegenheid van de terechtzitting van het hof heeft afgelegd ook op onderdelen weer anders is dan zoals hij aanvankelijk heeft verklaard. Met de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dat het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 10.290,00 uit enig misdrijf afkomstig is, nu een aannemelijke verklaring voor een legale herkomst niet is gegeven, noch daarvan anderszins uit al het onderzoek is gebleken.
Dat zoals door de verdediging is gesteld is verzuimd nader onderzoek naar de juistheid van de (wisselende) verklaringen van de verdachte te verrichten, bijvoorbeeld door het horen van zijn vriend [betrokkene] , vermag het hof overigens niet in te zien nu -naar het hof begrijpt- de verdediging reeds zelf heeft afgezien van het nader onderzoek, bestaande uit het horen van de vermeende verhuurder van de Mercedes. Het hof acht het onderzoek derhalve meer dan afdoende.
Resumerend was de verdachte aldus uitreizend uit Nederland, op weg naar Malaga voor een dag, met een groot contant geldbedrag op zak. De verdachte liep daarmee een aanzienlijk veiligheidsrisico en heeft geen verklaring gegeven die tot een legale herkomst van dan wel bestemming voor dat gehele geldbedrag of een deel daarvan is te herleiden. Naar het oordeel van het hof was de verdachte niet te goeder trouw en wist de verdachte dan ook dat al dit geld uit misdrijf afkomstig is, althans heeft hij minst genomen met en door zijn handelwijze bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dit geld uit misdrijf afkomstig was. Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 1 mei 2019 heeft schuldig gemaakt aan witwassen van het gehele geldbedrag van € 10.290,00.