ECLI:NL:GHSHE:2021:4000

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
20-001687-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg inzake diefstal en poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig in [adres 1], was in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van 29 juli 2020, waarin zij was veroordeeld voor diefstal en poging tot diefstal. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, waarbij de advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf.

Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met mededaders schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waaronder de diefstal van een handtas en een portemonnee, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse sleutel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen.

De benadeelde partij, [benadeelde 1], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof is toegewezen tot een bedrag van € 368,04, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001687-20
Uitspraak : 17 september 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 juli 2020, parketnummer 03-159239-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 15-195615-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
De politierechter heeft bij vonnis waarvan beroep de verdachte ter zake van:
  • ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ (het onder 1 en 2 tenlastegelegde);
  • ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd’ (het onder 3 tenlastegelegde);
  • poging tot diefstal (het onder 4 tenlastegelegde),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel toegewezen ter zake van de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020 en tevens is de schadevergoedingsmaatregel vermeerderd met de wettelijke rente opgelegd en is de verdachte veroordeeld in de kosten. Tot slot heeft de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland d.d. 10 februari 2017 (parketnummer 15-195615-16) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, en in zoverre rechtdoende:
  • verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf zal toewijzen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een handtas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (telkens) zonder daartoe gerechtigd te zijn contactloos te betalen met een op naam van die [benadeelde 1] en/of haar echtgenote [benadeelde 3] gestelde bankpas;
4.
zij op of omstreeks 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om enig goed en/of geld uit een handtas, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven persoon (vrouw in rode jas die zich rond 17.39 uur bevond bij de ingang van Albert Heijn), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met voornoemd opzet haar, verdachtes, hand in de handtas van die onbekend gebleven persoon heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op 16 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een handtas (met inhoud), die aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders
toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een portemonnee en een mobiele telefoon, die aan een ander dan aan verdachte en haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
zij op 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, een hoeveelheid geld, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders die weg te nemen hoeveelheid geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens zonder daartoe gerechtigd te zijn contactloos te betalen met een op naam van [benadeelde 3] gestelde bankpas;
4.
zij op 10 juni 2020 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed uit een handtas, dat aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven persoon (vrouw in rode jas die zich rond 17.39 uur bevond bij de ingang van Albert Heijn), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, met voornoemd opzet haar, verdachtes, hand in de handtas van die onbekend gebleven persoon heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

Het onder 1 bewezenverklaarde

1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juni 2020, dossierpagina's 99-100, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 2] :
(Dossierpagina 99)
Op 16 juni 2020 was ik bij [Jumbo] om hier boodschappen te doen. Ik had bij binnenkomst mijn handtas in het mandje van mijn rollator gezet en mijn vest hierover heen gelegd. Ik stond op een bepaald moment met mijn rollator bij het rek waar de houdbare melk stond. Ik stond met de rollator in mijn hand. Ik zag dat er een aantal meter voor mij in het gangpad aan dezelfde kant een vrouw stond. Zij stond in het rek te kijken. Een andere vrouw sprak mij vervolgens van achter vanuit de andere kant van het gangpad aan. De vrouw vroeg mij iets over de melk. Ik moest mij omdraaien om haar antwoord te geven. Nadat ik antwoord had gegeven keek ik naar mijn rollator. Ik zag meteen dat mijn handtas weg was. Mijn vest lag nog wel in het mandje. Toen ik opkeek waren de twee vrouwen allebei weg uit het gangpad.
(Dossierpagina 100)
Ik rende met mijn rollator snel de gang uit in de richting van de kassa. Ik zag de vrouw staan die mij eerder aansprak over de melk. Ik zei tegen haar dat ze mijn tas had gepakt en mij had afgeleid. Ze liep vervolgens snel via de kassa's naar buiten. Ik ben vervolgens heel hard gaan roepen dat de vrouw mijn tas gepakt had. Ik zag vervolgens dat er winkelpersoneel naar buiten rende en achter de vrouw aan ging.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 juni 2020, dossierpagina’s 105-106, met bijlage, dossierpagina 107, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
(Dossierpagina 105)
Vandaag was ik bij de [Jumbo] aan het werk. Ik was aan het werk in de winkel toen ik ineens iemand hoorde schreeuwen "mijn tas, mijn tas". Ik rende voor naar de winkel, ik passeerde de kassa's en ik zag nog net een vrouw met donkere haren snel naar buiten lopen. Ik rende naar haar toe op de parkeerplaats voor de Jumbo. Ik zag dat ze in een mint groene Ford personenauto stapte. Ik zag dat zij rechts achterin instapte.
Ik liep vervolgens terug naar de Jumbo. Daar was een collega net klaar met werken. Ik kwam haar tegen op straat voor de Jumbo. Mijn collega zat al in haar auto. Ik stapte in bij mijn collega en vroeg haar om achter de groene Ford aan te rijden. Ik zag dat de auto door een man bestuurd werd.
(Dossierpagina 106)
Toen wij de bocht om kwamen zag ik ineens een vrouw over de [adres 2] rennen. Ik zag dat de vrouw snel in de groene Ford stapte en dat de auto met piepende banden wegreed.
Tijdens het volgen heb ik een foto kunnen nemen van het kenteken van de auto. Deze foto stuur ik naar jullie door.
(Dossierpagina 107)
Het hof heeft de foto bekeken en neemt het volgende waar:
Het kenteken van de auto waar de verdachten zijn ingestapt is: [kenteken] .
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 juni 2020, dossierpagina’s 103-104, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
(Dossierpagina 103)
Ik ben eigenaar van de [bedrijf] in de [adres 3] . Vandaag, dinsdag 16 juni 2020, te 15.24 uur, stond ik voor mijn winkel. Ik zag een vrouw over het trottoir lopen aan de overkant van de straat. Ze liep richting de [adres 2] . Ik zag voor mij gezien van rechts medewerkers van de Jumbo aan komen rennen. Ik hoorde dat de jongens mijn naam riepen. Ik hoorde dat ze riepen: [getuige 2] snel pak je telefoon, ze heeft een tasje gejat bij de Jumbo van een vrouw". Ik hoorde dat ze vervolgens riepen: "Er is er al eentje ingestapt in een auto bij de Jumbo, die heeft ook een tasje gejat".
Ik pakte mijn gsm en rende achter de vrouw aan. Ik zag dat de vrouw gewoon bleef
lopen. Ik haalde haar in en kwam voor haar te staan. Een medewerker van de Jumbo
stond ook bij me. Ik stond voor de vrouw en legde mijn handen op haar schouders en zei dat ze moest blijven staan. Ik zag en hoorde dat de vrouw in een vreemde taal
begon te schreeuwen en met haar armen slaande bewegingen begon te maken. Ik zag ook dat ze haar hoofd in mijn richting bewoog. Ik dacht dat ze me wilde gaan bijten of zo. Ik had geen zin in krassen overal dus ik liet ze los. Ik zag dat de vrouw op dat moment begon te rennen richting de [adres 2] . Ik zag dat daar een lichtblauwe Ford, ik dacht type Fiesta, stil stond. Ik zag dat het kenteken van dit voertuig betrof: [kenteken] . Ik zag dat de vrouw snel instapte op de bijrijdersplaats. Ik was meteen achter haar aangerend en wilde de deur nog vastgrijpen maar de bestuurder van de auto gaf flink gas en met hoge toeren en piepende banden reed de Ford weg richting de [adres 4] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2020, dossierpagina’s 109-110, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(Dossierpagina 109)
Op 16 juni 2020 kregen wij de melding van het Operationeel Centrum om te gaan naar de [adres 5] in verband met een diefstal van een tas aldaar. Wij hoorden portofonisch van het Operationeel Centrum dat melder had gezien dat een vrouw een tasje had gestolen van een andere vrouw. De verdachte persoon was in een mintgroene Ford gestapt. Het voertuig was voorzien van een Duits kenteken [kenteken] . Wij hoorden portofonisch van het Operationeel Centrum dat een melder nog achter het voertuig aan reed. Het voertuig reed richting het [locatie 1] weg en de laatstgenoemde locatie betrof [locatie 2] . Wij reden met spoed richting de laatstgenoemde locatie.
Wij zijn de A67 opgereden. Wij zagen een mintgroene Ford Focus, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , rijden. Wij gaven het voertuig een stopteken. Wij zagen dat het voertuig voldeed aan het stopteken. Wij zagen dat er een mannelijke persoon, [medeverdachte 1] , op de bestuurdersstoel zat. Wij zagen dat een vrouwelijk persoon, de latere verdachte [verdachte] , op de bijrijdersstoel zat. Wij zagen dat een ander vrouwelijk persoon, [medeverdachte 2] , op de achterbank achter de bijrijder zat. Wij hielden de personen aan.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2020, dossierpagina's 111-113, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(Dossierpagina 111)
Wij bekeken alle camerabeelden van de Jumbo. Op deze camerabeelden zagen wij dat [medeverdachte 3] , [verdachte] (het hof begrijpt telkens: de verdachte) en [medeverdachte 2] tegelijk in de Jumbo aanwezig waren. Ook zagen wij dat de benadeelde [benadeelde 2] in de winkel aanwezig is. Wij zagen dat de beide vrouwelijke verdachten vlak voor de diefstal met versnelde pas richting benadeelde [benadeelde 2] liepen. De daadwerkelijke diefstal is niet op de beelden te zien. Wij zagen dat [benadeelde 2] vlak na de diefstal naar een van de vrouwelijke verdachten liep en haar aansprak. Op camerabeelden is te zien dat een van de twee vrouwelijke verdachten na de diefstal de gestolen tas in haar rechterhand hield. Wij zagen dat zij haar rechterarm, met de tas in haar rechterhand, in een schap stak alsof ze de tas hier wilde neerleggen. Dit schap lag naast het schap met tijdschriften. Wij zagen dat zij haar arm terugtrok uit het schap met de gestolen tas nog steeds in haar rechterhand. Vervolgens liep de vrouwelijke verdachte uit beeld met deze tas nog in haar hand. Wij zagen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] apart van elkaar de kassa's passeerden zonder enig product af te rekenen.

Het onder 2 bewezenverklaarde

1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2020, dossierpagina's 147-149, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
(Dossierpagina 147)
In de [Jumbo] is op 10 juni 2020 tussen 16:30 uur en 17:00 uur mijn portemonnee en mobiel uit mijn rollator gehaald. In de portemonnee zaten pasjes, identiteitskaarten van mijn man en mijzelf, een taxikaart en cash geld. De bankpas is reeds geblokkeerd en de telefoonkaart ook. Mijn telefoon is een Samsung Galaxy A20e met IMEI nummer: [nummer].
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal nummer 2020090344-7, d.d. 17 juni 2020, dossierpagina's 160-162, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 5] :
(Dossierpagina 160)
Ik was belast met het uitkijken van camerabeelden naar aanleiding van een diefstal van een portemonnee bij de Jumbo, gelegen aan de [adres 5] .
Ik heb de camerabeelden bekeken en zag daarop het navolgende:
de camerabeelden zijn voorzien van een datum- en tijdsindicatie, zijnde 10 juni 2020. Camerabeelden tonen een tijdsbestek tussen 16:58 uur en 17:06 uur.
Camera 1 en 2
17:00:08 uur: Op camera 1 en 2 is te zien dat de aangeefster de winkel binnenkomt.
Aangeefster heeft een rollator.
17:00:55 uur: Op camera 1 komen de later te noemen verdachten links in beeld, lopende over de parkeerplaats. De drie verdachten, zijnde een man en 2 vrouwen, komen uit dezelfde richting. De man loopt iets voor de vrouwen uit.
17:01:04 uur; Op camera 1 en 2 is te zien dat de man de winkel binnenkomt.
Enkele seconden later komen de twee vrouwen de winkel binnen.
17:04:04 uur: Op camera 1 en 2 is te zien dat de man een karretje neemt en rechts
omdraait en kijkt in de richting van de twee vrouwen. Nadat de man door het
toegangspoortje loopt kijkt hij nogmaals links over zijn schouder in de richting van de vrouwen, welke kort daarna met ieder een eigen winkelwagen door de toegangspoortjes de winkel ingaan
(Dossierpagina 161)
Camera 3
17:01:18 uur: Op camera 3 komt aangeefster linksboven in beeld en gaat stil staan bij een aldaar gelegen stelling van de versafdeling. Aangeefster plaats haar rollator dicht tegen de stelling.
17:01:30 uur: Verdachte 1 zet zijn winkelwagen neer ter hoogte van aangeefster, aan de overzijde van het gangpad. Daarbij loopt verdachte 1 naar verdachte 2 en neemt haar winkelwagen over. Verdachte 2 loopt vervolgens naar dezelfde stelling als waar aangeefster staan. Daarbij nemen de verdachte de positie in waarbij verdachte 2 voor de rollator staat van de aangeefster, verdachte 1 met een winkelwagen naast aangeefster staat en verdachte 3 met een winkelwagen achter aangeefster staat. Alle drie de verdachten staan op dat moment binnen 2 meter van aangeefster. Verdachte 2 kijkt even tussen de versproducten, maar loopt dan weer naar verdachte 1.
17:02:00 uur: Het lijkt alsof aangeefster aangesproken wordt of wordt afgeleid door verdachte 3, welke achter haar staat. Daarop draait aangeefster zich rechtsom.
17:02:02 uur: Verdachte 2 nadert de rollator van aangeefster en gaat met haar rechterhand in de tas van de rollator, welke zich aan de voorzijde van de rollator bevindt.
(Dossierpagina 162)
17:02:06 uur: Verdachte 2 haalt haar hand uit de tas van de rollator en draait zich meteen om en loopt naar de winkelwagen van verdachte 3. Op dat zelfde moment loopt verdachte 1 achteruit, welke nog altijd in de nabije omgeving stond, en draait zijn winkelwagen in de richting van de kassa's. Verdachte 2 loopt op dat moment tussen verdachte 1 en 3 door in de richting van de kassa’s en loopt uit beeld. Gevolgd door verdachte 2 en daarna verdachte 3.
Camera 4 en 5
17:02:14 uur: Verdachte 1 loopt met de winkelwagen boven in beeld. Daarbij loopt verdachte 2 links naast de winkelwagen.
17:02:20 uur: Verdachte 1 en 2 twijfelen om een gangpad verder in te lopen maar draaien zich om en lopen in de richting van de kassa's.
17:02:24 uur: Verdachte 2 loopt zonder winkelwagen als eerste voorbij de kassa in de richting van de uitgang van de winkel. gevolgd door verdachte 1 en als laatste verdachte 3. Alle drie de verdachte bieden geen goederen aan ter betaling en hebben geen goederen in de winkelwagen liggen bij het passeren van de kassa.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, proces-verbaalnummer 2020090344-5, d.d. 16 juni 2020, dossierpagina's 153-159, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
(Dossierpagina 153)
Wij werden geattendeerd op deze zaak, zijnde de diefstal van een tas gepleegd op 10 juni 2020, in de winkel de Jumbo, gelegen aan de [adres 5] . Collega [naam 1] gaf door dat er camerabeelden van de Jumbo in deze zaak beschikbaar waren en dat hij screenshots van de twee verdachten had opgeslagen op onze lokale schijf.
Wij hebben de screenshots van de twee verdachten van de diefstal van d.d. 10 juni 2020 bekeken. Wij herkenden hierbij de twee personen welke op de afbeeldingen stonden als zijnde:
Man: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] .
Vrouw: [verdachte] , [verdachte] .

Het onder 3 bewezenverklaarde

1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2020, dossierpagina's 147-149, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 1] :
(Dossierpagina 147)
In de [Jumbo] is tussen 16:30 uur en 17:00 uur mijn portemonnee en mobiel uit mijn rollator gehaald. In de portemonnee zaten pasjes, identiteitskaarten van mijn man en mijzelf, een taxikaart en cash geld. De bankpas is reeds geblokkeerd en de telefoonkaart ook. Mijn telefoon is een Samsung Galaxy A20e met IMEI nummer: [nummer].
2.
Het proces-verbaal van relaas d.d. 30 juni 2020, dossierpagina’s 7-12, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
(Dossierpagina 11)
Camerabeelden Big Bazar:
De aangeleverde camerabeelden zijn uitgekeken en hierop is te zien dat verdachte [verdachte] een contactloze transactie uitvoert in de genoemde winkel. Deze transactie vindt, ingevolge het onderzoek naar het rekeningafschrift en de betaling, plaats met de weggenomen betaalpas van aangever [benadeelde 1] .
Camerabeelden Albert Heijn:
De aangeleverde camerabeelden zijn uitgekeken en hierop is te zien dat verdachte [verdachte] een contactloze transactie uitvoert in de genoemde winkel. Deze transactie vindt, ingevolge het onderzoek naar het rekeningafschrift en de betaling, plaats met de weggenomen betaalpas van aangever [benadeelde 1] . Verder is op deze beelden te zien dat verdachte [verdachte] een poging doet tot de diefstal uit een tas van een voorbijganger.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020, dossierpagina's 163-165, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
(Dossierpagina 163)
De aangeefster geeft aan dat in haar gestolen portemonnee haar pinpas zat en dat er diezelfde dag, kort na de diefstal, een transactie had plaatsgevonden met haar pinpas bij de Big Bazar te [gemeente] . Deze transactie zou contactloos zijn gedaan. Ingevolge deze verklaring en het bij dit proces-verbaal gevoegde bankafschrift van de betaalrekening van aangever [benadeelde 1] is gebleken dat er op 10 juni 2020 te 17.16 uur een bedrag van 17,94 euro is afgeschreven bij de Big Bazar te [gemeente] . Uit deze uitdraai blijkt verder dat de rekening op naam staat van [benadeelde 3] , zijnde de man van aangever [benadeelde 1] , rekeningnummer [rekeningnummer] .
Ik zag op de bon dat de transactie op 10 juni 2020 te 17.16 uur was gedaan bij de Big Bazar, [adres 6] . Ik zag op de bon dat deze transactie was gepleegd met kaartnummer [kaartnummer] . Ik zag dat het totaalbedrag van de transactie 17,94 euro betrof.
(Dossierpagina 164)
Bestandnaam: [naam 2]
Datum/tijd vermelding beelden: 10 juni 2020, 17.12.00 uur tot 17.18.54 uur.
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- te 17.12.21 uur een vrouw zichtbaar was voor de winkel welke ik direct herkende als de mij ambtshalve bekende [verdachte] ;
- [verdachte] qua signalement van kleding volledig overeen kwam met de beelden welke ik heb gezien van de diefstal waarbij ik haar heb herkend, proces-verbaal nummer 2020090344-5;
- te 17.12.39 uur een man voor de winkel liep welke qua signalement volledig
overeenkomt met [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] , welke ik ook heb herkend in proces-verbaal nummer 2020090344-5;
- te 17.12.40 een vrouw in beeld kwam welke kort contact had met [medeverdachte 1] voor de winkel;
- deze vrouw qua signalement volledig overeen kwam met verdachte 3, zoals genoemd in proces-verbaal nummer 2020090344-7 (vanaf nu benoemd als verdachte 3);
- verdachte 3 de Big Bazar binnen loopt;
Bestandnaam: [naam 3]
Datum/tijd vermelding beelden: 10-06-2020 17.12.02 tot 17.18.59.
(Dossierpagina 165)
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- te 17.15.26 uur [verdachte] samen met verdachte 3 bij de kassa staan;
- [verdachte] verschillende producten aanbied ter betaling gelijkende op zakken chips;
- te 17.16.12 uur [verdachte] met een pas in haar linkerhand contactloos betaalt bij de betaalautomaat bij de kassa.
- [verdachte] de aangekochte producten in een plastic tas mee kreeg en samen met verdachte 3 naar de uitgang van de winkel liep.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020, dossierpagina's 178-181, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
(Dossierpagina 178)
De aangeefster geeft aan dat in haar gestolen portemonnee haar pinpas zat en dat er diezelfde dag, kort na de diefstal, een drietal transacties plaats hadden gevonden met haar pinpas bij de [Albert Heijn] , [gemeente] . Deze transacties zouden contactloos zijn gedaan. Ingevolge deze verklaring en de bij dit proces-verbaal gevoegde bankafschriften van de betaalrekening van aangever [benadeelde 1] (bijlage 1 t/m 3) is gebleken dat er op 10 juni 2020 te 17.20 uur een bedrag van 16.40 euro is afgeschreven, te 17.21 uur een bedrag van 16,80 euro is afgeschreven en te 17.22 uur een bedrag van 16,40 euro is afgeschreven bij de [Albert Heijn] [gemeente] . Uit deze uitdraaien blijkt verder dat de rekening op naam staat van [benadeelde 3] , zijnde de man van aangever [benadeelde 1] , rekeningnummer [rekeningnummer] .
(Dossierpagina 179)
Bestandnaam: gebruik.gestolen.pinpas.1.exe
Datum/tijd vermelding beelden: 10-06-2020 17.35.16 tot 17.35.27 uur.
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- te 17.35.20 uur een manspersoon de winkel binnen liep welke ik herken als zijnde [medeverdachte 3] [medeverdachte 1] ;
Bestandnaam: gebruik.gestolen.pinpas.exe.
Datum/tijd vermelding beelden: 10-06-2020 17.36.59 tot 17.39.15 uur.
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- [verdachte] aan de beurt was bij de kassa en geen goederen ter betaling aanbood;
- [verdachte] iets zei tegen de kassière en wees naar een rek achter de kassière;
- [verdachte] in haar linkerhand op dat moment een goudkleurige pas/kaart vast had ter grote van een betaalpas van een bank;
- [verdachte] de pas tegen de betaalautomaat aan hield waarop er kennelijk een contactloze transactie plaats vond;
- [verdachte] hierop de pas bij het apparaat weghaalde, de twee pakjes sigaretten van de
counter van de kassa haalde en voor zich neerlegde naast de lopende band;
- [verdachte] met haar rechterhand wees in de richting van de kassière alsof ze iets aan probeerde te wijzen;
- de kassière terug in beeld kwam met wederom twee pakjes sigaretten welke werden gescand en aangeslagen op de kassa;
- [verdachte] in haar linkerhand op dat moment een goudkleurige pas/kaart vast had ter grote van een betaalpas van een bank;
- de kleur van deze pas overeen kwam met de kleur van die van een betaalpas van de Rabobank;
(Dossierpagina 180)
- [verdachte] de pas tegen de betaalautomaat aanhield waarop er kennelijk een
contactloze transactie plaats vond;
- [verdachte] de pas weer weghaalde van het apparaat, de twee pakjes sigaretten met haar rechterhand pakte en weg liep van de kassa;
- te 17.38.49 uur [verdachte] terug in beeld kwam en wederom naar de kassa liep;
- [verdachte] direct gevolgd werd door een persoon welke volledig voldeed aan het
signalement van verdachte 3, zoals genoemd in proces-verbaal nummer 2020090344-7 (vanaf nu benoemd als verdachte 3);
- [verdachte] wederom gebaarde naar de kassière dat ze twee stuks wilde waarbij ze ook weer achter de kassière wees;
- [verdachte] duidelijk contact had met verdachte 3, welke dicht naast haar was komen staan bij de kassa en ook naar iets wees achter de kassière;
- de kassière terug in beeld kwam met wederom twee pakjes sigaretten welke werden gescand en aangeslagen op de kassa;
- [verdachte] in haar linkerhand op dat moment een goudkleurige pas/kaart vast had ter grote van een betaalpas van een bank;
- de kleur van deze pas overeen kwam met de kleur van die van een betaalpas van de Rabobank;
- [verdachte] de pas tegen de betaalautomaat aanhield waarop er kennelijk een
contactloze transactie plaats vond;
- [verdachte] de pas weer weghaalde van het apparaat, de twee pakjes sigaretten pakte;
- [verdachte] de pakjes sigaretten overhandigde aan verdachte 3.

Het onder 4 bewezenverklaarde

1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2020, dossierpagina's 178-181, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
Bestandnaam: gebruik.gestolen.pinpas.3.exe.
Datum/tijd vermelding beelden: 10-06-2020 17.39.20 tot 17.40.03 uur.
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- er een vrouw met een rode jas aan voorbij [medeverdachte 1] en [verdachte] liep waarop verdachte 3 direct voor de vrouw met de rode jas ging lopen naar de uitgang;
- de vrouw met de rode jas een handtas in haar rechterhand vast had naast haar lichaam;
- [verdachte] direct achter de vrouw met de rode jas aan liep en er heel dicht op ging lopen;
- [verdachte] haar bovenlichaam naar links bewoog in de richting van de vrouw met de rode jas;
- [verdachte] haar linkerarm en hand in de richting van de handtas bewoog welke de vrouw met de rode jas droeg;
(Dossierpagina 181)
Bestandnaam: gebruik.gestolen.pinpas.4.exe.
Datum/tijd vermelding beelden: 10-06-2020 17.39.59 tot 17.40.41 uur.
Ik heb de beelden met deze bestandsnaam uitgekeken en ik zag dat:
- [verdachte] beweegt haar bovenlichaam naar links en steekt haar linkerhand in de tas welke de vrouw met de rode jas in haar rechterhand draagt;
- de vrouw bijna tot stilstand kwam en naar rechts keek in de richting van haar tas en [verdachte] ;
- [verdachte] haalt op dat moment haar linkerhand uit de handtas van de vrouw met de rode jas;
- de vrouw met de rode jas beweegt naar links, weg van [verdachte] en ze brengt haar tas omhoog en lijkt de inhoud hiervan te controleren;
- [medeverdachte 1] loopt op dat moment rechts langs de personen weg uit beeld;
- nadat de vrouw met de rode jas haar tas heeft gecontroleerd loopt de verdachte 3 en [verdachte] voorbij en loopt ze naar links uit het beeld;
- verdachte 3 en [verdachte] lopen kort hierop rechts uit beeld in dezelfde richting als waar [medeverdachte 1] weg was gelopen.
Bewijsoverwegingen
I
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte van het onder 2 en 3 tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het proces-verbaal omtrent de herkenning van de verdachte op basis van de screenshots van de camerabeelden door de verbalisanten niet aan de wettelijke eisen voldoet en daarmee kan er niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat de verdachte de vrouw op de camerabeelden betreft.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
De verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben geverbaliseerd waarvan ze de verdachte kennen. [verbalisant 7] heeft diezelfde dag de verdachte voorgeleid en lijfelijk gezien. [verbalisant 6] was in het bezit van de ID-staat van de verdachte.
Het hof overweegt dat de aard en de wijze waarop de verbalisanten ieder voor zich en op ambsteed/-belofte de herkenningen van de verdachte hebben geverbaliseerd, het hof geen enkele aanleiding geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die herkenningen van de hen ambtshalve bekende verdachte. Het hof bezigt daarom onverkort het proces-verbaal van herkenning tot het bewijs in hoger beroep. Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat de verdachte bij de eerste rechter op zichzelf ook niet haar aanwezigheid in de Jumbo op 10 en 16 juni 2020 heeft betwist en evenmin heeft betwist dat zij betalingen heeft gedaan met de bankpas.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
II
Door de raadsman is bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde van het medeplegen vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte weliswaar met haar zus in de winkels is geweest en zij samen in een auto zijn aangehouden, maar zij individueel handelingen in de winkels hebben verricht.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van medeplegen vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel of sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof overweegt als volgt.
Op basis van het dossier is de volgende modus operandi vast te stellen.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde wordt het potentiële slachtoffer aangesproken door de verdachte of haar zus, [medeverdachte 2] . De ander staat in de buurt van het potentiële slachtoffer en pleegt de diefstal zodra de benadeelde niet meer op haar goederen let en met de ander in gesprek is. Vervolgens verlaten ze samen de plaats delict door middel van een auto, waar de mannelijke mededader, [medeverdachte 1] , de bestuurder van is. Uit deze werkwijze valt aldus een taakverdeling vast te stellen, waarbij de verdachte en haar zus zorg dragen voor het plegen van de diefstal en de mannelijke mededader voor een vluchtmogelijkheid zorgt. Dat de verdachten gezamenlijk optrekken mede ter uitvoering van het plan om anderen te bestelen, vloeit vervolgens nog voort uit het feit dat bij de onder 2 bewezenverklaarde diefstal sprake is van het gedrieën optrekken richting het slachtoffer.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof dat het contactloos pinnen met een gestolen pinpas inherent is aan het gezamenlijke plan om portemonnees te stelen. Met de gestolen pinpas heeft de verdachte sigaretten en chips gekocht door contactloos te pinnen en de medeverdachten hebben daarbij geprofiteerd omdat voor hen goederen werden betaald. Hieruit blijkt dat een ieder meedeelt in de buit.
Hiermee was naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, haar zus [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , gelet op de taakverdeling tussen hen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
III
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat zal worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte haar leven op de rit heeft en aan het vergeldende aspect is voldaan door de vier maanden die de verdachte reeds heeft uitgezeten.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich samen met een of meer mededader(s)in [gemeente] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een handtas (met inhoud), portemonnee en telefoon. In de gestolen handtas zat een pinpas waarmee de verdachte en een of meer mededader(s) meermalen contactloos hebben gepind. De verdachte en een of meer mededader(s) hebben bewust zwakkere mensen als doelwit uitgekozen. Tot slot heeft de verdachte haar hand in een tas van een vrouw gestopt, zonder iets weg te nemen, maar wat wel een poging tot diefstal oplevert. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van ‘mobiel banditisme’. Immers is de verdachte vanuit Duitsland afgereisd naar Nederland, een land waarmee zij geen binding heeft, hebben zij en een of meer mededader(s) binnen een week meerdere diefstallen gepleegd met een op het oog professionele en geraffineerde handelwijze. Het hof rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat zij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 28 juni 2021, waaruit blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van gelijksoortige delicten. De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte bij vonnis van 10 februari 2017 (parketnummer 15-195615-16) ter zake van een winkeldiefstal veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de verdachte bij arrest van 14 november 2017 (20-001774-17) ter zake van opzetheling en twee gekwalificeerde diefstallen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 111 dagen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het opleggen van een straf als door de raadsman is bepleit doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en ernst van het feit en is derhalve niet passend.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 428,04 ter zake van materiële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof wijst op het bepaalde in artikel 421, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waarin is bepaald dat indien voeging in eerste aanleg heeft plaats gehad, deze dan van rechtswege voortduurt in hoger beroep voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen. Gelet hierop acht het hof de benadeelde partij voor de gehele vordering ontvankelijk.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor vergoeding in aanmerking komt, maar de vergoeding met € 60,- gematigd dient te worden. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat aangeefster een vergoeding van € 70,- aan cashgeld heeft opgegeven, terwijl zij in haar aangifte heeft aangegeven dat er slechts € 10,- aan cashgeld in haar portemonnee zat.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat aan de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 368,04 ter zake van materiële schade (totaal bedrag van de vordering verminderd met € 60,- aan cashgeld). De gevorderde wettelijke rente is, gelet op de bewezenverklaring, toewijsbaar vanaf 10 juni 2020. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 368,04. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Holland van 10 februari 2017 (parketnummer 15-195615-16) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De verdediging heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden verklaard. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de mededeling van de voorwaardelijke veroordeling naar het verkeerde adres is toegestuurd, te weten [adres 7] , en het om die reden niet vast te stellen is of die mededeling de verdachte heeft bereikt.
Het hof is van oordeel dat nu de dagvaarding in hoger beroep samen met de mededeling van de voorwaardelijke veroordeling op 28 juni 2021 naar de [adres 1] is gestuurd, dit het laatst opgegeven woon- of verblijfadres van de verdachte betreft, het openbaar ministerie ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging wordt verklaard.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één week dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 368,04 (driehonderdachtenzestig euro en vier cent) ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 368,04 (driehonderdachtenzestig euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2017, parketnummer 15-195615-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. A.M.G. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 17 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie, Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, registratienummer PL2300-2020093461, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , ondertekend en gesloten op 30 juni 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 1-227, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.