ECLI:NL:GHSHE:2021:3982

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
20-002441-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • A.C. Bosch
  • Y.G.M. Baaijens- van Geloven
  • H. von Hebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en betrokkenheid bij hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, was betrokken bij een hennepkwekerij in Roosendaal en een andere in Lemmer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk hennep heeft geteeld, wat in strijd is met de Opiumwet. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij slechts een keer op de locatie in Roosendaal is geweest om spullen te leveren, maar het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid. De verklaringen van medeverdachten, alsook de technische bewijzen zoals telefoongesprekken en DNA-sporen, ondersteunen de conclusie dat de verdachte een actieve rol speelde in de hennepteelt. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de redelijke termijn van de procedure overschreden, wat in de strafmaat is verdisconteerd. De in beslag genomen voorwerpen zijn verklaard tot onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002441-18
Uitspraak : 13 september 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 juli 2018, in de strafzaak met parketnummer 02-821348-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte terzake van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist omtrent inbeslaggenomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 21 juli 2015 tot en met 1 september 2015, althans op 1 september 2015 te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) 1.282 hennepplanten en/of 10.754 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in de periode van 13 maart 2016 tot en met 13 juni 2016, althans op 13 juni 2016 te Lemmer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) 930 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 21 juli 2015 tot en met 1 september 2015 te Roosendaal, gemeente Roosendaal en Nispen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2] ) 1.282 hennepplanten en 10.754 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 13 maart 2016 tot en met 13 juni 2016 te Lemmer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 3] ) 930 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn oordeel op onderstaande bewijsmiddelen en (bewijs)overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1: Hennepkwekerij/stekkerij [adres 2]
Naar aanleiding van een verdenking van overtreding van de Opiumwet zijn verbalisanten op 1 september 2015 naar het adres [adres 2] gegaan. Aldaar rook één van de verbalisanten een voor hem bekende hennepgeur en hoorde hij een zoemend geluid. Vanaf het dak van het pand zag hij een persoon over een hek klimmen en weg rennen. Op het terrein zag hij nog twee verdachten staan. Eén van hen betrof de medeverdachte [medeverdachte 1] . [2] De andere persoon die ter plaatse werd aangehouden is de medeverdachte [medeverdachte 2] [3] . De derde verdachte, [medeverdachte 3] , is later aangehouden. [4] Tijdens het onderzoek van de politie op 1 september 2015 ter plaatse kwam een personenauto het terrein oprijden, die werd bestuurd door de medeverdachte [medeverdachte 4] [5] .
In het pand bleek een hennepstekkerij aanwezig. Ook werden moederplanten en hennepplanten aangetroffen. In één van de ruimten waren meerdere stekrekken opgebouwd met daarop stekbakken. In totaal stonden er 10.754 hennepstekken. In een andere ruimte werden 455 hennepplanten (moederplanten) aangetroffen. In een derde ruimte stonden, verspreid over vier kweektenten, nog eens 827 hennepplanten. [6]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij diverse werkzaamheden heeft verricht in de hennepkwekerij/stekkerij. [7] [medeverdachte 1] was niet alleen in het pand. Op het moment van de aanhouding was er een jongen bij hem, genaamd [medeverdachte 2]
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2] ). Ook was er een [medeverdachte 3]
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ). De medeverdachte [medeverdachte 2] is er vaker geweest en die ander is er ook eerder geweest. Verder was er altijd een buitenlandse jongen
(het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 4] ), zo heeft [medeverdachte 1] verklaard. [8]
Bij het doorlezen van zijn verklaring gaf [medeverdachte 1] aan dat hij het moeilijk vond om namen te noemen. Hij gaf aan dat hij grote problemen met [verdachte] zou krijgen. [9]
Met [verdachte] bedoelde hij [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] betrokken is bij de hennepstekkerij. [verdachte] is de man die dit allemaal regelt; alles, panden, stekken, verkoop etc. [verdachte] is degene die de spullen bestelt. [medeverdachte 3] haalt het op en levert het af. De stekken stonden bij [medeverdachte 2] in de auto. [10]
Tijdens een sporenonderzoek in het bedrijfspand aan de [adres 2] is in de ruimte voor de hennepstekkerij op een muurtje een gebruikt blikje Coca Cola aangetroffen. De drinkopening van het blikje is bemonsterd op DNA [11] . Het DNA-spoor op dit blikje matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 2] [12] . Tussen de hennepkweektenten werd een sigarettenpeuk aangetroffen [13] met daarop een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 4] [14] . Op de folievloer van een hennepkweektent werden schoenafdrukken aangetroffen en veiliggesteld. [15] Na vergelijkend schoensporenonderzoek werd geconcludeerd dat dit schoenspoor waarschijnlijk is veroorzaakt door een schoen van de medeverdachte [medeverdachte 1] . [16]
Op de locatie [adres 2] werden drie voertuigen aangetroffen, waaronder een zwarte Volkswagen Touran [17] , in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 2] . [18] In de kofferbak van dit voertuig werden dozen met hennepstekken aangetroffen. In de asbak van deze auto werden sigarettenpeuken aangetroffen. [19] Op één van deze peuken werd een DNA-spoor aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 2] [20] .
In een tweede voertuig ter plaatse, een groene Peugeot 307, in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 3] [21] , werden eveneens sigarettenpeuken aangetroffen. [22] Op één van deze peuken zat een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de medeverdachte [medeverdachte 3] . [23]
De navigatieapparatuur, aangetroffen in de Opel Astra van de verdachte [24] , is uitgelezen. In de lijst “last location name” komt onder meer de [adres 2] voor [25] . Nader onderzoek heeft aangetoond dat het aannemelijk is dat de navigatie op een onbekende datum en tijdstip is aangezet op de locatie [adres 2] [26] .
Bij nader onderzoek aan de mobiele telefoons die in beslag zijn genomen onder de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] bleek dat het mobiele telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte 2] als contact was opgeslagen, dan wel dat er contact met het nummer was geweest of het nummer was doorgegeven aan iemand anders [27] .
In het geheugen van een onder de medeverdachte [medeverdachte 4] inbeslaggenomen telefoon zijn diverse filmpjes aantroffen. Eén van de opnamen dateert van 21 juli 2015. Hierop is de in aanbouw zijnde hennepkwekerij in het pand aan de [adres 2] te zien. Te zien zijn kweektenten, afzuiginstallaties, potten met potgrond, elektronica enzovoorts. Op een filmpje dat werd opgenomen op 18 augustus 2015 is de stem van de medeverdachte [medeverdachte 2] te horen. [28]
In de lijst van contactpersonen op de mobiele telefoon die onder de verdachte [medeverdachte 3] in beslag is genomen, is het telefoonnummer van de partner van de verdachte opgenomen. Op dit nummer werd door het onderzoeksteam een tap aangevraagd en verkregen. Tijdens het beluisteren van de gesprekken bleek dat dit nummer ook werd gebruikt door de verdachte [29] .
Ook is onderzoek gedaan naar het aantal telefooncontacten tussen de diverse verdachten in dit onderzoek. In de periode van 22 januari 2015 tot 16 november 2015 is er 176 maal telefonisch contact geweest tussen het telefoonnummer dat in gebruik was bij de verdachte [medeverdachte 2] en een telefoonnummer dat mogelijk in gebruik was bij de verdachte. Laatstbedoeld nummer heeft alleen contact gemaakt met het nummer van de medeverdachte [medeverdachte 2] . Tussen het telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte 2] en het telefoonnummer behorende bij de medeverdachte [medeverdachte 1] is 126 keer contact geweest, tussen de telefoonnummers behorende bij de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] 144 keer en tussen telefoonnummers behorende bij de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] 78 keer. [30]
Een mobiel nummer, mogelijk in gebruik bij de verdachte, heeft op 21 juli 2015 en op 18 augustus 2015 een mast aangestraald op de locatie [straatnaam] te Roosendaal. Op 6 augustus 2015, 18 augustus 2015 en op 1 september 2015 werd door dat nummer een mast aangestraald op de locatie [straatnaam] te Roosendaal. Ook het mobiele telefoonnummer dat in gebruik was bij de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 21 en 27 juli 2015 de mast aan de [straatnaam] in Roosendaal aangestraald. Deze straten bevinden zich in de directe omgeving van het adres [adres 2] . [31]
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 9 december 2015 zijn gegevensdragers inbeslaggenomen [32] . Daarop zijn foto’s aangetroffen waarop de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] is te zien, foto’s van de medeverdachte [medeverdachte 2] , waaronder een foto samen met de verdachte en foto’s van de medeverdachte [medeverdachte 3] , waaronder een foto samen met de verdachte. Op diverse foto’s die zijn aangetroffen op de gegevensdragers van de verdachte staan hennepplanten afgebeeld. [33]
In de zwarte Volkswagen, aangetroffen op de locatie [adres 2] en in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 2] , is een huurovereenkomst van een Mercedes Vito aangetroffen. Deze overeenkomst was gedateerd 18 augustus 2015, huurder betrof [verdachte] . Ook werden twee facturen aangaande deze huurovereenkomst aangetroffen ten name van [verdachte] , waaronder een factuur d.d. 21 augustus 2015. [34]
Feit 2: Hennepkwekerij [adres 3] te Lemmer
Het oordeel dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan grondt het hof op de navolgende bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2722-2724;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2733;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2736;
  • het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 2778-2780;
  • het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 2985-2986;
  • het rapport van het NFI, pagina’s 2995-2998;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , pagina’s 2879-2887.
Bewijsoverwegingen
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, waartoe het volgende is aangevoerd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij één keer op de locatie [adres 2] is geweest om spullen te leveren. Hij zegt verder niets te maken te hebben met de ter plaatse aangetroffen hennepkwekerij/stekkerij. Op nadere vragen heeft hij verklaard dat hij ook nog wel een keer of twee in de buurt geweest zal zijn voor de betaling van de levering, die uitbleef. De verdachte ontkent stellig dat hij degene is geweest die, zoals de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard, alles regelt. [medeverdachte 1] zal zo over hem verklaren omdat zij ruzie hebben gekregen over de betaling van de spullen.
De verdediging stelt dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] niet concreet, ongeloofwaardig en uiterst vaag zijn. [medeverdachte 1] heeft tegen de politie gezegd dat hij niet precies weet hoe het zit, maar dat de verdachte de man is die dit allemaal regelt. [medeverdachte 1] had belang bij het afleggen van zijn verklaring, namelijk een spoedige invrijheidstelling. De verklaring van [medeverdachte 1] is onvoldoende betrouwbaar om zonder stevig ondersteunend redengevend bewijs tot het bewijs te kunnen worden gebezigd, welk bewijs ontbreekt in deze zaak. Er is hooguit bewijs voor het plegen van niet tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor hennepteelt, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Door de medeverdachte [medeverdachte 1] is bij de politie verklaard dat de verdachte als medepleger betrokken is bij de hennepkwekerij/stekkerij te Roosendaal. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte de man is die ‘dit’ allemaal regelt. De verdachte is degene die de spullen bestelt en het pand, de stekken en de verkoop regelt.
Evenals de rechtbank acht het hof de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. [medeverdachte 1] heeft ruimhartig openheid van zaken gegeven, waarbij hij zichzelf niet heeft gespaard. Hij heeft uitgebreid verklaard over zijn eigen rol en zichzelf belast. Zijn verklaring staat niet op zichzelf maar vindt steun in andere bewijsmiddelen. Zo heeft [medeverdachte 1] verklaard dat er niet alleen in Roosendaal, maar ook op adressen in Tilburg, Roermond en Schiedam hennepkwekerijen waren. Op al die locaties is en -in het geval van Schiedam- was eerder door de politie daadwerkelijk een hennepkwekerij/stekkerij aangetroffen. In de omstandigheid dat [medeverdachte 1] tegen de politie heeft gezegd dat hij niet precies weet hoe het zit met de rol van de verdachte, of hij de top is of dat er nog iemand boven hem staat, ziet het hof juist een aanwijzing dat [medeverdachte 1] de waarheid wilde spreken en de rol van de verdachte niet groter wilde maken dan die daadwerkelijk was.
Dat de verdachte betrokken is bij de hennepkwekerij/stekkerij in Roosendaal blijkt ook uit andere bewijsmiddelen, zoals hierboven vermeld. De navigatieapparatuur die bij hem in gebruik was, is op enig moment aangezet op de locatie [adres 2] in Roosendaal. De verdachte stond in telefonisch contact met de medeverdachten in deze strafzaak. Via de telefoon die in gebruik was bij zijn partner had hij contact met [medeverdachte 3] en een telefoonnummer dat mogelijk in gebruik was bij de verdachte heeft 126 keer contact gemaakt met het telefoonnummer van de medeverdachte [medeverdachte 2] . Het nummer dat mogelijk in gebruik was bij de verdachte heeft in de tenlastegelegde periode meerdere malen aangestraald op een zendmast in de directe nabijheid van de locatie [adres 2] . Verder zijn bij het politieonderzoek op gegevensdragers van de verdachte foto’s aangetroffen waarop de verdachte te zien is samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Deze drie persoon waren op 1 september 2015 alle drie aanwezig in de onderhavige hennepkwekerij/stekkerij en waren bekenden van de verdachte. Tot slot zijn bij onderzoek in de auto in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 2] , die op 1 september 2015 werd aangetroffen op de locatie [adres 2] een huurovereenkomst en facturen op naam van de verdachte aangetroffen.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij alleen ter plaatse is geweest voor de aflevering van spullen. De verklaring is in een zeer laat stadium afgelegd, te weten voor het eerst ter terechtzitting in hoger beroep. Bovendien is de verdachte begonnen met te verklaren dat hij maar één keer op de locatie [adres 2] is geweest en paste hij die verklaring naar aanleiding van vragen vervolgens aan door te zeggen dat hij ook nog wel een keer of twee in de buurt zal zijn geweest in verband met de betaling.
Gelet op de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van de verdachte in combinatie met de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden en de hierboven vermelde bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met anderen op de locatie [adres 2] heeft schuldig gemaakt aan hennepteelt, waarbij het ging om een grote hoeveelheid hennepplanten.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt het hof als volgt.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) die is gericht op het voltooien (gezamenlijk uitvoeren) van het delict. De verdachte dient daarvoor een materiële of intellectuele bijdrage te leveren die van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict.
Het is niet nodig dat komt vast te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door zijn medeverdachten worden verricht.
Uit de beschreven gang van zaken en de overige bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van het hof van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. De verdachte is degene die alles regelde, het pand, de stekken en de verkoop. Hij bestelde de spullen. [medeverdachte 3] haalde de spullen op en leverde die af. De stekken stonden in de auto in gebruik bij de medeverdachte [medeverdachte 2] , die evenals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op 1 september 2015 aanwezig was op de locatie [adres 2] . Een nauw en bewust samenwerkingsverband is naar het oordeel van het hof daarmee gegeven.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, maar een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om feiten uit 2015 en 2016 en dat de redelijke termijn is geschonden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Voorts blijkt uit de justitiële documentatie van de verdachte dat hij zijn leven heeft gebeterd. Hij heeft geen criminele contacten meer en begeeft zich tegenwoordig op het rechte pad. Gelet daarop is het niet in het belang van de maatschappij als de verdachte terug zou gaan naar de gevangenis, waar hij wederom in contact zou komen met criminelen. Ook dient rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de aanhouding van de verdachte is gefilmd door een cameraploeg van RTL-Boulevard, waardoor zijn privacy en die van zijn gezin in vergaande mate is aangetast.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij tot tweemaal toe als medepleger betrokken is geweest bij een grootschalige en professionele hennepkwekerij/stekkerij. De productie van hennep houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten waarmee de openbare orde ernstig kan worden ondermijnd. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2021, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, waaronder een Opiumwet feit in 2015. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt dan is gevorderd door de advocaat-generaal.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in beginsel passend en geboden. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met de betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheden met betrekking tot zijn aanhouding brengt het hof niet tot een ander oordeel. De feiten zijn, gelet op de grote schaal en professionele wijze waarop hennep werd geteeld, te ernstig van aard.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Redelijke termijn
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 9 december 2015 in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 10 juli 2018 uitspraak gedaan. Vervolgens is namens de verdachte op 23 juli 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uitspraak op 13 september 2021.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat in beide instanties uitspraak is gedaan na het verstrijken van twee jaren. In eerste aanleg is de redelijke termijn met ongeveer 7 maanden overschreden. In hoger beroep is sprake van een overschrijding van ruim 13 maanden. Het hof acht geen bijzondere omstandigheden aanwezig die een dergelijk tijdsverloop rechtvaardigen.
De totale overschrijding zal ten voordele van de verdachte worden verdisconteerd in de straftoemeting, in die zin dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Beslag
De in beslag genomen strijkzakken zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen, aan de verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
De in beslag genomen mobiele telefoon (Blackberry) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en strafbare feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van dit voorwerp. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: Blackberry smartphone incl. simkaarten (beslagnr. 302139).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 9 strijkzakken en zwarte folie (beslagnr. 302151).
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 13 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. H. von Hebel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant, Ondermijningsteam Breda, dossiernummer ZBRAA15028 (Onderzoek Renmuis), gesloten op 20 februari 2017 en op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant] , zijnde in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina's 1-4283.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 968-969.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 968-969.
4.Het proces-verbaal van aanhouding, pagina 377 en het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1386.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 980.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 973-974.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina’s 1380-1381.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 1382.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1386-1387.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina’s 1389-1390.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 982-983.
12.Een proces-verbaal met betrekking tot DNA-onderzoek, pagina 1554, met als bijlage een geschrift DNA-clusterprofiel, pagina 1566.
13.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 983.
14.Het deskundigenverslag van het NFI, pagina 1502.
15.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 983.
16.Het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, pagina’s 1598-1601.
17.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 983.
18.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] , pagina’s 1407 en 1412.
19.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 983.
20.Het rapport van het NFI, pagina’s 1543 en 1544.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] , pagina 1082.
22.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 983.
23.Het rapport van het NFI, pagina 1587 en het aanvullend rapport van het NFI, pagina’s 15881590.
24.Het proces-verbaal van relaas, pagina 934.
25.Het proces-verbaal digitaal onderzoek, pagina’s 1188-1190.
26.Het los in het dossier opgenomen proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 8 juli 2017, documentcode DIG.15-0347-013-pv-03.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1197-1198.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1218 en 1223-1225.
29.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1205-1206.
30.Het proces-verbaal van bevindingen Analyse Historische Verkeersgegevens, pagina’s 1341-1343.
31.Het proces-verbaal van bevindingen Analyse Historische Verkeersgegevens, pagina’s 1342-1343.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 1261.
33.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 1262-1265 met als bijlage het onderzoeksrapport EnCase, pagina’s 1271-1284 en 1290-1293.
34.Het proces-verbaal van relaas, pagina’s 924-925.