ECLI:NL:GHSHE:2021:3915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20-001303-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal door middel van valse sleutels

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte was veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd met valse sleutels. De verdachte was eerder vrijgesproken van een ander tenlastegelegd feit, maar werd voor twee feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de advocaat-generaal een zwaardere straf van acht maanden heeft gevorderd. Het hof heeft het beroep beoordeeld op basis van het onderzoek in hoger beroep en de eerdere procedure. Het hof heeft de bewijsmiddelen van de rechtbank herzien en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, waarbij de slachtoffers ouderen waren die tijdens het pinnen werden afgeleid. Het hof heeft de strafmaat vastgesteld op negen maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en in plaats daarvan een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001303-19
Uitspraak : 19 oktober 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie
’s-Hertogenbosch, van 18 april 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-001989-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde en is zij ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd (feit 1) en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels (feit 2), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken.
Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en met de gronden waarop dit berust, behoudens de opgelegde straf en zal in zoverre opnieuw rechtdoen.
Voorts behoeven de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen aanvulling en verbetering. Omwille van de leesbaarheid worden de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen in zijn geheel vervangen door onderstaande bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt verwezen naar dossierpagina’s van het (met de hand) doorgenummerde procesdossier van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam De Kempen, registratienummer PL2100-2017022932, opgemaakt door
[verbalisant 1] , sluitingsdatum 2 februari 2017, pagina’s 1 tot en met 315.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het proces-verbaal aangifte d.d. 16 januari 2015, p. 22-25, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 1] :
Ik ben [aangever 1] . Ik ben geboren op [geboortedag 2] 1931. Ik doe aangifte van diefstal van geld van mijn bankrekening. Ik ben rekeninghouder bij de Rabobank onder rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Op donderdag 15 januari 2015, te 11.35 uur, bevond ik mij in de Plus-supermarkt, gelegen aan de Dommelshei te Veldhoven . Ik deed op dat moment boodschappen en betaalde de rekening met mijn bankpas van de Rabobank. Ik betaalde door mijn bankpas in de betaalautomaat te steken en daarbij mijn pincode in te toetsen. Ik heb mijn boodschappen afgerekend bij een kassa. Op de voornoemde datum, omstreeks 13.00 uur, werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. Ik hoorde dat deze medewerker mij mededeelde dat zij gezien hadden dat er verdachte transacties met mijn bankpas gedaan waren. Ik hoorde dat de medewerker van de Rabobank mij vroeg of ik op de voornoemde datum geld van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening overgeboekt had. Ik antwoordde daarop dat ik dat niet gedaan had. Ik heb daarop een afspraak gemaakt om 15.30 uur, bij de Rabobank in Veldhoven . Daar aangekomen hoorde ik dat er op de voornoemde datum een geldbedrag van 5.000 euro van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening was overgeboekt. Ik hoorde voorts dat dit geldbedrag van 5.000 euro bij de Rabobank geldautomaat op de voornoemde datum, te 12.11 uur, aan de Meent te Veldhoven was opgenomen. Ik ontdekte dat mijn bankpas was weggenomen toen ik gebeld werd door de medewerker van de Rabobank. Het geldbedrag van 5.000 euro stond voor de diefstal niet op mijn lopende rekening. Dit betekent dat dit geldbedrag van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening overgeboekt is. Het is mogelijk om via internetbankieren met de bankpas en de bijbehorende pincode bij internetbankieren in te loggen. Het enige wat je daarvoor nodig hebt is een random reader die een code genereert waarmee je in kunt loggen. Daarbij moet ik ook de kanttekening plaatsen dat de opnamelimiet van mijn bankpas voor de diefstal van mijn geld op 1.250 euro stond. Deze moet dus verhoogd zijn voordat de diefstal gepleegd werd. Dit is ook standaard. De dader(s) van de diefstal van mijn bankpas moeten dan ook via internet op mijn bankaccount ingelogd hebben om:
 de daglimiet van mijn bankpas te verhogen,
 geld van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening over te boeken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 16 januari 2015, p. 26-27, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 1] :
Ik wens een aanvulling te doen op mijn aangifte van vrijdag 16 januari 2015, te 09.12 uur.
Ik ben direct na het doen van aangifte naar de Rabobank geweest waarin ik ook naar refereerde in mijn aangifte. Nadat ik bij de Rabobank aankwam hoorde ik dat de medewerker van de Rabobank mij mededeelde dat er op donderdag 15 januari 2015, te 11.57 uur, nog een geldbedrag van mijn lopende rekening was opgenomen. Ik hoorde dat het om een geldbedrag van 500, zegge vijfhonderd, euro ging. Ik hoorde dat dit geldbedrag opgenomen was bij de Rabobank-geldautomaat in de Plus-supermarkt, gelegen aan de Dommelshei nummer 10 te Veldhoven . Ook voor wat betreft het hiervoor genoemde geldbedrag hadden de dader(s) geen recht dan wel toestemming tot het plegen van het voornoemde feit.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 30 juni 2015, p. 29-30, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 1] :
Ik heb op 16 januari 2015 aangifte gedaan van diefstal. Ik hoor van u dat de politie de camerabeelden heeft opgevraagd bij de supermarkt Plus van 15 januari 2015, waar de diefstal vermoedelijk gepleegd is. U toon mij een foto van een van deze camerabeelden. U vraag mij of ik deze persoon ben op de beelden die daar bij de kassa aan het pinnen was. Ik kan u verklaren dat ik inderdaad deze persoon ben. Mijn banknummer is [rekeningnummer 1] .
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2016, p. 36-38, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van aangifte gedaan bij de politie van diefstal, gepleegd tussen donderdag 15 januari 2015 te 11:34 uur en donderdag 15 januari 2015 te 12.15 uur, is er een onderzoek opgestart. Aangeefster/benadeelde verklaarde in het kort dat zij op 15-01-2015 te 11.35 uur haar boodschappen betaald heeft bij supermarkt Plus, gevestigd aan de Dommelshei 10 te Veldhoven . Zij heeft deze boodschappen betaald via een pintransactie. Aangeefster/benadeelde was toen nog in bezit van haar bankpas. Dezelfde dag werd aangeefster/benadeelde gebeld door haar bank dat er van haar bankrekening, met haar bankpas, verdachte transacties waren verricht. Vervolgens bleek dat er 5.500 euro van haar bankrekening was weggenomen. Ook bleek toen dat ze niet meer in bezit was van haar bankpas. De daders hebben de volgende bedragen van de rekening van aangeefster/benadeelde weggenomen:
 15-01-2015, omstreeks 11.57 uur, 500 euro bij een pinautomaat van de Rabobank, gevestigd aan de Dommelshei te Veldhoven .
 15-01-2015, omstreeks 12.11 uur, 5.000 euro bij een pinautomaat van de Rabobank, gevestigd aan de Meent in Veldhoven .
Ten tijde van deze aangifte is door de politie een onderzoek gestart naar het achterhalen van mogelijke film en fotobeelden van de verdachten. De beelden zijn opgevraagd bij supermarkt Plus, gevestigd aan de Dommelshei 10 te Veldhoven en van de pinautomaat Rabobank, gevestigd aan de Dommelshei te Veldhoven . Van supermarkt Plus hebben wij bewegende camerabeelden ontvangen van 15 januari 2015. Van deze bewegende beelden heb ik enkele screenshots gemaakt en ben vervolgens met deze screenshot naar aangeefster/benadeelde gegaan en heb haar deze foto's laten zien. Aangeefster/benadeelde heeft zichzelf op deze foto's aangewezen. Via e-mail is er een vordering gestuurd naar de Rabobank. In het formulier vordering historisch gegevens stond niet het rekeningnummer en pasnummer van aangeefster/benadeelde omschreven. Deze werd per e-mail aan de Rabobank doorgegeven. Dit betrof rekeningnummer [rekeningnummer 1] met pasnummer [pasnummer] . Vervolgens hebben wij 6 foto's van de Rabobank ontvangen. Onderaan het venster staat begin transactie met daarbij de datum 15-01-16 en 11.57 uur. Verder staan daar de rekening gegevens van aangeefster/benadeelde omschreven: [rekeninggegevens] . Rechts bovenaan in de hoek staat de datum en tijd van de foto's. De verdachten hebben ook onrechtmatig geld gepind bij de pinautomaat Rabobank, gevestigd aan de Meent in Veldhoven , echter bleek uit onderzoek dat hier geen camera hing.
Door mij werden deze camerabeelden bekeken. Op deze camerabeelden is te zien hoe de vermeende daders te werk gaan, als mogelijke voorbereidingshandelingen van de daadwerkelijke diefstal van de pinpas en daarna het geld van de bankrekening van aangeefster/benadeelde. Van de bovengenoemde bewegende camerabeelden van supermarkt Plus heb ik meerdere screenshots gemaakt om overzichtelijk weer te geven hoe de verdachten te werk zijn gegaan. Ik zag op de camerabeelden van de supermarkt Plus het volgende:
Foto 1: 15-01-2015, omstreeks 11:33:35 uur, staat aangeefster/benadeelde samen met haar man bij de kassa. Ze leggen beiden de boodschappen vanuit hun winkelwagentje op de loopband.
Foto 2: 15-01-2015, omstreeks 11:33:52 uur, komt de vrouwelijk verdachte achter de kassa staan bij aangeefster/benadeelde. De vrouwelijke verdachte draagt een donkerkleurige winterjas en heeft een grijskleurige muts op haar hoofd. Op de beelden is te zien dat de vrouwelijke verdachte met de grijze muts niet meteen aansluit bij de kassa. Op de beelden is te zien dat ze zoekend rondkijkt in de winkel. Verder is op de beelden te zien dat bij de andere kassa geen personen staan.
Foto 3: 15-01-2015, omstreeks 11:34:45 uur, sluit de vrouwelijke verdachte met de grijze muts daadwerkelijk aan bij de kassa en staat naast aangeefster/benadeelde. De vrouwelijke verdachte legt haar boodschap op de loopband.
Foto 4: 15-01-2015, omstreeks 11:34:51 uur, komt de mannelijk verdachte naar de vrouwelijke verdachte gelopen. De mannelijke verdachte draagt een donkerkleurige pet en heeft een grijskleurige jas aan. De mannelijke verdachte heeft ook een boodschap in zijn hand en deze wordt bij de boodschap van de vrouwelijke verdachte met de grijze muts gelegd. De mannelijke verdachte blijft bij de kassa staan en op de beelden is te zien dat hij bij de vrouwelijke verdachte hoort met de grijze muts.
Foto’s 5 en 6: 15-01-2015, omstreeks 11:34:59 uur en 11:35:01 uur. Op deze beelden is de kleding en het postuur van de mannelijke en vrouwelijke verdachten goed te zien. Op foto 6 zijn beiden verdachten van de zijkant te zien. Te zien is dat zowel de mannelijke verdachte als de vrouwelijke verdachte allebei een gezet buikje hebben. De vrouwelijke verdachte is mogelijk zwanger.
Foto 7: 15-01-2015, omstreeks 11:35:40 uur. Vervolgens rekent aangeefster/benadeelde haar boodschappen af, middels een pintransactie. Op de beelden is te zien dat aangeefster/benadeelde haar pinpas in het apparaat stopt. Op de beelden is te zien dat de mannelijke verdachte en de vrouwelijke verdachte dicht tegen aangeefster/benadeelde aan staan. De vrouwelijke verdachte met de grijze muts, staat naast aangeefster/benadeelde. Zij staan zij aan zij aan de kassa. De mannelijke verdachte gaat achter de vrouwelijke verdachte staan, als aangeefster/benadeelde wil gaan pinnen. De mannelijke verdachte staat dan schuin achter aangeefster/benadeelde.
Foto 8: 15-01-2015, omstreeks 11:35:46 uur. Aangeefster/benadeelde toetst hier haar pincode in om haar boodschappen te kunnen betalen. Op de beelden is nog steeds te zien dat aangeefster/benadeelde zij aan zij staat met de vrouwelijke verdachte. Verder is op de beelden te zien dat de vrouwelijke verdachte met de grijze muts, meerdere keren opvallend en veel gaapt. De mannelijke verdachte staat nog steeds direct achter de vrouwelijke verdachte met de grijze muts en schuin achter aangeefster/benadeelde. Op de beelden is te zien dat de mannelijke verdachte naar de richting van het betaalautomaatje kijkt, terwijl aangeefster/benadeelde haar pincode aan het intoetsen is.
Foto’s 9 en 10: 15-01-2015, omstreeks 11:35:59 en 11:36:23 uur, aangeefster/benadeelde haalt vervolgens haar pinpas uit het betaalautomaatje en op de beelden is te zien dat de mannelijke verdachte vervolgens weer naast de vrouwelijke verdachte gaat staan.
Ik zag op de camerabeelden van de pinautomaat van de Rabobank, gevestigd aan de Dommelshei te Veldhoven het volgende: Op deze beelden is op 15-01-2015 te 12:00:13, 15-01-2015 te 12:00:32 en 15-01-2015 te 12:00:46 uur, een en dezelfde vrouwelijke verdachte te zien. Zij draagt op deze beelden een zwarte muts, een donkerkleurige jas en lichtkleurige sjaal. Deze vrouw was niet op de beelden van de supermarkt Plus te zien.
De eigen waarneming van het hof, inhoudende:
Het hof neemt waar dat op pagina 47 van het politiedossier, zijnde een foto van de camerabeelden van de Rabobank Dommelshei te Veldhoven , te zien is dat een vrouw op 15-01-2015 11:57:01 bij de pinautomaat staat. Voorts neemt het hof waar dat dit dezelfde vrouw betreft die is te zien op de foto’s van voornoemde camerabeelden op dezelfde datum te 12:00.32 en 12:00:46.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 12 februari 2015, p. 49-51, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 2] :
Ik ben [aangever 2] , geboren op [geboortedag 3] 1931. Ik wens aangifte te doen van tassenrollerij. Op zaterdag 7 februari 2015, omstreeks 10.15 uur, bevond ik mij aan het Wilhelminaplein te Best , voor de pinautomaat van de Rabobank. Ik had zojuist gepind, om mijn boodschappen te doen. Ik heb vervolgens mijn pasje in mijn portemonnee gedaan, en deze portemonnee in mijn tasje gedaan en dit tasje hing op mijn lijf. Ik ben vervolgens boodschappen gaan doen en heb contant afgerekend en ben vervolgens naar huis gegaan. Ik woon in de flat aan de [adres 2] . Dit zijn seniorenflats. Ik heb de deur naar het portiek opengemaakt en ben naar binnen gegaan. Toen de deur bijna dicht was, kwamen er een jongeman en 2 meisjes binnen. Ik sprak hen meteen aan met de vraag waar zij moesten zijn, want niet iedereen mag zomaar binnen. De jongeman zei dat hij op visite wilde gaan bij zijn oma, die daar een flat zou krijgen. Ik heb vervolgens doorgevraagd en het werd mij wel duidelijk dat zij hier niet thuishoorden en zijn oma ook niet hier woonde. Een meisje stond recht voor me, zij had een blauwe map, A4 formaat, bij zich, waarop een blanco geel papier aan de voorzijde achter het plastic zat. Naast haar stond de jongeman en daarnaast, nog net niet naast mij, stond het andere meisje. Ik geloofde zijn verhaal niet en ben vervolgens zo snel mogelijk met de lift naar mijn appartement gegaan. Op zaterdag 7 februari 2015, omstreeks 19.25 uur, keek ik naar het programma "Kassa" en het ging over babbeltrucs en oplichting. Ik schrok op en moest meteen aan vanochtend denken en ben meteen gaan kijken naar mijn tasje en de inhoud. Ik zag vervolgens dat mijn tasje bij de drukknoop kapotgescheurd was en dat mijn bankpasje uit mijn portemonnee was weggenomen. Ik heb vervolgens meteen melding bij de politie gemaakt en heb mijn bankpas laten blokkeren. Op maandag 9 februari 2015 heb ik gebeld naar de bank en de medewerker wist mij te vertellen dat een uur nadat ik gepind had er een bedrag van 1.180 Euro is gepind aan de pinautomaat: RABO Het Groene Woud Zuid 5684V . Mijn bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2] op naam van: [aangever 2] . Verwerkingstijdstip: 07-02-2015 11.15.00. Kennelijk heeft iemand opzettelijk en wederrechtelijk mijn bankpas uit mijn portemonnee weggenomen met als oogmerk zich deze toe te eigenen om vervolgens met een vals verkregen sleutel geld van mijn rekening af te nemen en zich dit toe te eigenen. Ik begrijp niet hoe ze aan mijn code zijn gekomen.
Ik kan mij nog wel herinneren dat toen ik klaar was met pinnen deze ochtend ik de jongeman ook bij de Primera heb zien staan, maar toen had hij een gebreide muts op met oorflappen. Ik kan het volgende vertellen over de 3 personen, welke in de portiek stonden die ochtend:
Jongeman: ongeveer begin 20, zwart kort haar, brede zwarte wenkbrauwen, bol gezicht, geen gezichtsbeharing, was netjes gekleed, droeg een jas met rood, wit en zwart, kort model, Slavisch uiterlijk (zigeunertype), licht getint, bruine ogen, sprak zuiver Nederlands.
Meisje met blauwe map: ongeveer 17 a 18 jaar, donker, lang, loshangend haar, smal gezicht, licht getint bruine ogen, netjes gekleed, zwarte jas, lang gewatteerd model, sprak zuiver Nederlands.
Meisje: ongeveer 16 jaar, smal gezicht, licht getint, bruine ogen, netjes gekleed, zwarte jas, lang gewatteerd model, heeft niet gesproken.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 5 maart 2016, p. 55-57, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangever 2] :
Ik kan mij nog heel goed herinneren dat ik een jaar geleden aangifte heb gedaan van zakkenrollerij/tassenrollerij omdat men toen mijn bankpas had gestolen en dat er vervolgens met deze gestolen bankpas geld van mijn rekening is weggenomen. Toen hebben ze waarschijnlijk mijn pincode afgekeken, toen ik aan het pinnen was. Voordat ik geld ging pinnen, ben ik eerst naar de Primera geweest, om puzzels te kopen. Toen heb ik die man al gezien, die achter mij heeft gestaan bij het pinnen en die later ook bij de toegangsdeur van mijn flat heeft gestaan. Ik ben toen geld gaan halen op 7 februari 2015, omstreeks 10.41 uur, bij de Rabobank automaat aan de Wilhelminaplein in Best . Ik heb toen 70 euro opgenomen.
Toen ik daar geld aan het pinnen was, toen lukte die even niet. Het apparaat haperde. Dit gebeurt weleens vaker. Toen hoorde ik de man achter mij vragen: "Moet ik u helpen?". Dit was dezelfde man die ik bij de Primera heb gezien en die later ook bij mijn toegangsdeur van mijn flat heeft gestaan. Ik heb toen tegen hem gezegd dat dit niet nodig was en dat hij maar naar achteren moest gaan. Ik zag dat hij naar achteren ging. Vervolgens heb ik mijn geld gepind. Ik ben vervolgens naar mijn flat gelopen. Toen deed ik de deur open van het portiek. Toen voelde ik dat deze werd open geduwd. Ik zag toen weer die man staan, die ik bij het pinnen heb gezien. Verder zag ik nog twee meisjes staan. Ik hoorde hun zeggen dat ze voor hun oma kwamen. Ik dacht toen nog, nu moet ik opletten, want ik heb hem ook al bij het pinnen gezien. Verder geloofde ik het verhaal van hun oma niet, dat deze hier in de flat zou wonen, want in mijn flat wonen geen buitenlanders. Ik zag duidelijk dat de man en vrouwen buitenlands waren. Ik vermoed dat ze uit de omgeving van Roemenië of Joegoslavië kwamen.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2016, p. 74-76, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik heb de bewegende camerabeelden en foto's bekeken horende bij aangifte zakkenrollerij/tassenrollerij met bvhnummer 2015031962-1.
Ik zag het volgende op deze beelden:
Foto 1: 7 februari 2015 te 10:30:17 uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. Achter haar staat een rollator. Op gepaste afstand staat achter de aangeefster/benadeelde een man met een zonnebril en pet op.
Foto 2: 7 februari 2015 te 10:30:2 2 uur
Op deze beelden is te zien dat bij de man nog een vrouw staat met een pet en wit met zwarte jas. De man heeft zijn bril verder op zijn neus staan en de zonnebril zit niet meer voor zijn ogen.
Foto 3: 7 februari 2015 te 10:30:27 uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. De man staat dicht achter aangeefster/benadeelde. De man staat met zijn knie tegen de rollator en hij wijst naar de pinautomaat. Hij heeft nog steeds zijn zonnebril half afgezet. Deze zit niet voor zijn ogen. De vrouw met de wit zwarte jas kijkt ook in de richting van aangeefster/benadeelde [aangever 2] . Op deze foto is te zien dat de vrouw met de wit zwarte jas een bol buikje heeft. Het lijkt erop dat zij zwanger is.
Foto 4: 7 februari 2015 te 10:30:30 uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. De man staat direct achter aangeefster/benadeelde en heeft zich wat voorover gebogen richting de
pinautomaat toe. Verder heeft hij zijn rechter arm uitgestrekt naar de automaat toe. De vrouw met de wit zwarte jas is een stapje dichterbij komen staan en kijkt over de schouders van aangeefster/benadeelde [aangever 2] en de man mee, in de richting van de pinautomaat.
Foto 5 en 6: 7 februari 2015 te 10:30:32 en 10:30:34uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. Direct achter haar staat de man met de pet. Hij heeft zijn zonnebril niet voor zijn ogen. De man kijkt over de schouders van aangeefster/benadeelde in de richting van de pinautomaat. Vermoedelijk met het doel om de pincode af te kijken.
Foto 7: 7 februari 2015 te 10:30:34 uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. De man met de pet op staat dicht achter haar. Hij heeft zijn rechterarm uitgestrekt naar de richting van de pinautomaat. De vrouw met de pet en de wit met zwarte jas staat tussen een halve meter en een meter achter hun. Zij kijkt in de richting van de pinautomaat. De vrouw is van de zijkant gefilmd en hier zie je duidelijk dat zij een bol buikje heeft. Vermoedelijk is zij zwanger.
Foto 8: 7 februari 2015 te 10:30:39 uur
Aangeefster/benadeelde [aangever 2] staat voor de pinautomaat. De man is een klein stukje achteruit gaan staan. Hij kijkt naar de richting van de pinautomaat. Verder heeft hij zijn rechterbeen naar achter gebogen en raakt met zijn rechterhand zijn rechter enkel vast. Hierdoor komen zijn schoen goed in beeld. Hij draagt donkerkleurig schoenen met een witte zool en aan de zijkant zitten drie witte schuine strepen. Vermoedelijk zijn deze schoenen van het merk Adidas.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2016, p. 98-100, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik heb de camerabeelden van supermarkt Jumbo te Cuijk bekeken, horende bij aangifte overige diefstal met proces-verbaalnummer 2015224307. Dit betreffen camerabeelden van woensdag 7 oktober 2015. Van deze camerabeelden heb ik meerdere screenshots genomen. Toen ik deze beelden bekeek zag ik, de voor mij ambtshalve bekende, [verdachte] op deze beelden. Ik ken [verdachte] niet persoonlijk, maar ik ken haar van foto's.
[verdachte] is verdachte in twee soortgelijke zaken waar ik doende mee ben. Verdachte [verdachte] heeft deze twee zaken vermoedelijk met haar vriend/man gepleegd. Hij is herkend in deze zaken als verdachte [medeverdachte 1] . Dit betreffen de volgende twee zaken:
 overige diefstal gepleegd op 15 januari 2015 in Veldhoven bvhnr. 2015011522.
 zakkenrollerij gepleegd op 7 februari 2015 in Best bvhnr. 2015031962.
Ik heb ook de bewegende camerabeelden bekeken van de twee bovengenoemde zaken in Veldhoven en Best . Ik vermoed dat de man [medeverdachte 1] is. Ik vermoed dat hij [medeverdachte 1] is, om het volgende:
 Ik zag dat zijn houding overeenkwam. Ik zag dat hij op alle beelden wat in elkaar gedoken stond.
 Ik zag dat zijn postuur overeenkwam. Ik zag dat hij een wat dikker postuur heeft met een buikje.
 Ik zag dat zijn schoenen overeenkwamen. Bij alle zaken draagt de verdachte soortgelijke schoenen. Vermoedelijk schoenen van het merk Adias. Ik zag dat dit donkerkleurig schoenen betrof met een witte zool en drie schuine witte strepen aan de zijkant.
 Ik zag dat hij donkere volle wenkbrauwen heeft.
 Betreffen soortgelijke zaken met soortgelijke werkwijze van de verdachten.
In zowel de zaak van Veldhoven en Best werd de pincodes afgekeken door verdachte [medeverdachte 1] . Op de camerabeelden van deze zaken is te zien dat verdachte [medeverdachte 1] op een andere positie gaat staan, zodat hij zicht heeft op het pinapparaat, waar op dat moment het slachtoffer aan het pinnen is. Verdachte [medeverdachte 1] keek deze pincode af, met behulp van verdachte [verdachte] . Bij de zaak in Veldhoven is te zien dat verdachte [verdachte] de kassière afleidt als de klanten voor haar aan het pinnen zijn. Later werden de bankpassen van de aangevers/benadeelden gestolen, waar verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] achter hadden gestaan tijdens het pinnen. Bij de zaak in Best hebben de verdachten het slachtoffer gevolgd naar de woning en daar werd de bankpas vermoedelijk gestolen door middel van een babbeltruc. Bij de zaak in Best spreken ze de slachtoffers aan met een vraag over "hun oma". Vervolgens ging in de zaak van Veldhoven en de zaak in Best een andere vrouwelijke verdachte, die herkend werd als verdachte [medeverdachte 2] , met de gestolen bankpas geld pinnen. In de zaken Veldhoven en Best werd kort nadat de bankpas werd gestolen, in de directe omgeving geld van de rekening gepind.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2015, p. 117-118, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 13 april 2015, keek ik, verbalisant, voor onderzoek op de opsporingssite van RI-online van politie Nederland. Onder de kop "geldopnames met gerolde pinpas in Veldhoven ", bekeek ik een tweetal bijgeplaatste foto's. Ik sloeg gelijk aan op de eerste foto van een pinnende vrouw. Ik vond dat de vrouw grote gelijkenis vertoonde met de vrouw van een pinactie onder die van Best . Hierop zocht ik contact met de betrokken verbalisant, met het verzoek mij de bewegende beelden te doen toekomen van de actie wellicht voorafgaande aan de pinacties met de gestolen pinpas te Veldhoven . Uit de beelden bekomen van de plus-markt, de locatie waar het slachtoffer van de diefstal van Veldhoven , voor de diefstal van haar pinpas, gebruik had gemaakt van haar pinpas, zag ik de volgende beelden. Op de beelden herkende ik een tweetal personen. Ik herken de jongeman met de donkergekleurde pet en iets wat grijze jas, als zijnde betrokkene [medeverdachte 1] . De vrouw bij hem, een jonge vrouw met donkerkleurige jas en een grijsachtige wollen muts, herken ik als zijnde [verdachte] . Op foto drie is enigszins de overbite te zien van [verdachte] . Op de bewegende beelden is te zien dat de betrokkene [verdachte] meerdere keren vermeend gaapt met haar hand voor de mond ten tijde van het pinnen door het slachtoffer. Op de foto’s van de pinster herken ik de betrokkene [medeverdachte 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen herkenning fotobeelden d.d. 24 maart 2015, p. 127-128, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van een onderzoek van shouldering als mede pinpasfraude / diefstal, gepleegd te Wolvega op 4 september 2014 en een gedane aangifte hiervan, ben ik naar aanleiding van de bestaande film en fotobeelden een onderzoek gestart naar de vermeende daders. Hiertoe bleek mij dat er drie personen in aanmerking kwamen voor deze zaak. Uit onderzoek is verder gebleken dat middels een fotoherkenning van twee van de betrokkenen als vastgelegd in de zaak van Wolvega , betreft de betrokkenen: [medeverdachte 1] en [verdachte] .
De betrokkene [medeverdachte 1] is inmiddels aangehouden. Uit het onderzoek is verder gebleken dat er een derde persoon betrokken is bij de pinpasfraude/diefstal. Zij is in vele gevallen de vrouw die de daadwerkelijke inmiddels gestolen pinpas gebruikt bij geldopnames bij hoofdzakelijk pinapparaten van banken. Ten tijde van de aanhouding van de betrokkene [medeverdachte 1] , te weten 16 februari 2015, werd in de fouillering van de betrokkene een Duitse zorgpas aangetroffen op naam van de betrokkene, [medeverdachte 2] met bijpassende kleurenfoto.
Betrokkene [medeverdachte 1] werd op 16 februari 2015 te Tilburg aangehouden nadat hij bij de gemeente Tilburg zijn op [geboortedag 4] 2015 geboren dochter bij de gemeente wilde aangeven. Deze dochter is van [medeverdachte 1] , met als moeder de betrokkene [verdachte] . Op 23 maart 2015, keek ik, verbalisant, voor onderzoek op de opsporingssite van RI-online, van politie Nederland. Onder de kop bankpasfraude na babbeltruc te Best bekeek ik de foto's van de betrokken personen op de bijgeleverde foto's. Ik herkende op de foto's de pinnende vrouw met muts als zijnde de betrokkene [medeverdachte 2] . Verder zag ik op de verdere foto's een vrouw met een zwart/witte jas met pet. Ik zag op de foto dat de vrouw een aanzienlijke dikke buik had. Verder zag ik op de foto een man met een pet. De werkwijze van de drie genoemde betrokkenen, is als volgt: Twee personen hebben de tactiek dat zij vaak in supermarkten, ten tijde van het pinnen van vaak zeer oude slachtoffers, zij enige reuring scheppen bij de kassa waar het slachtoffer op dat moment de boodschappen betaald middels gebruikmaking van de pinpas. Op vele beelden van de hiervoor genoemde zaken is te zien hoe zij op een vriendelijke manier iedereen afleiden, waarop de mannelijke betrokkene kans ziet de pincode af te kijken. Zo ook op de beelden van Best is te zien dat de mannelijke betrokkene erg dicht staat bij de bejaarde pinster ten tijde van het pinnen. Binnen een uur wordt er gepind met de inmiddels gestolen pinpas, zoals omschreven in de aangifte van Best . In de hiervoor genoemde zaken is daadwerkelijk te zien hoe de drie betrokkenen allen een rol hebben in het afleiden, volgen, afpakken en daarna daadwerkelijk pinnen met de gestolen pinpas. Ik heb hierop contact gezocht met de contactpersoon van de politie Best . Hij verstuurde mij de het proces-verbaal van aangifte van deze diefstal van pinpas te Best . Tevens verstuurde hij mij enige beelden van de vermoedelijke daders. Hieruit werd duidelijk dat er op 7 februari 2015 een geval had plaatsgevonden van diefstal pinpas. Op de bewegende beelden is te zien dat de beide betrokkenen op de foto's met de grijze petjes tijdens het pinnen van de vrouw met de rode jas haar meerdere keren afleiden. De mannelijke betrokkene komt op enig moment erg dicht bij haar staan. Na het pinnen is de vrouw lopend met haar rollator naar huis gegaan, waar zij door een tweetal jonge vrouwen en een jongeman werd aangesproken met de mededeling dat hun oma in dezelfde zorgflat als waar aangeefster woonde een flat zou krijgen. Aangeefster vertrouwde het niet helemaal, en uiteindelijk vertrok het drietal weer. Later die avond kwam aangeefster erachter dat zij haar pinpas mistte. Zij heeft toen de bank gebeld en die deelde haar mede dat na de opname die morgen van 70 euro binnen een uur nog eens 1180 euro van haar rekening was gepind, hetgeen niet door haar was gedaan. Het geheel komt overeen met de hiervoor omschreven werkwijze en dit keer betreft het een pinnend slachtoffer bij een geldautomaat. Mij, verbalisant, is het verder bekend dat betrokkene [verdachte] op [geboortedag 4] 2015 een kind heeft gebaard te Tilburg. Dit [tijdsbepaling] nadat het voorval van Best zich had voorgedaan. Op de film/fotobeelden van Best is duidelijk te zien de dikke buik van de vrouwelijke betrokkene.
Er zijn enige foto's genomen van de bewegende beelden. Tevens is er een foto van de betrokkene [medeverdachte 2] . Van de betrokken foto's kan ik verbalisant aangeven dat ik de pinster met de muts herken als zijnde de betrokkene [medeverdachte 2] . Van de beide anderen kan ik gevoeglijk aangeven dat het zijn de betrokkenen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Betrokkene: [medeverdachte 1] (man), geboren op [geboortedag 5] 1993 te [geboorteplaats 2]
Betrokkene: [verdachte] (vrouw), geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
Betrokkene: [medeverdachte 2] (vrouw), geboren op [geboortedag 6] 1994 te [geboorteplaats 3] .
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2015, p. 137-138, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 30 juni 2015 kreeg ik van collega [verbalisant 1] , werkzaam bij de Eenheid Oost-Brabant, een 15 tal foto's toegezonden met daarbij de vraag gesteld of ik de jongeman en vrouw die kennelijk een pincode af stonden te kijken in een supermarkt te Veldhoven eventueel zou kunnen herkennen. De jongeman op de foto's, gekleed in een grijs jack en donkerkleurige baseball pet, herkende ik als zijnde de mij ambtshalve bekende: [medeverdachte 1] , geboren [geboortedag 5] 1993 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres 3] . [medeverdachte 1] ken ik persoonlijk. Op 17 februari 2015 heb ik met hem in verhoor gezeten.
De jonge vrouw op de foto's, gekleed in een donkerkleurig jack en welke een grijskleurige muts draagt, herken ik als zijnde de mij bekende: [verdachte] , geboren [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats. Zij is de vrouw/echtgenote van eerder genoemde [medeverdachte 1] . Ik ken haar niet persoonlijk, maar ik herken haar van foto's. Onder andere staat zij afgebeeld op een identiteitsstaat SKDB (Strafrechtsketenbank).
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2016, p. 156-157, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik ben als Coördinator Speciale Doelgroepen werkzaam bij de Eenheid Rotterdam, district Zuid-Holland-Zuid, Basisteam Drechtsteden Binnen (Dordrecht). Eén van deze doelgroepen zijn zogenaamde ROMA zigeuners. Voorts behandel ik vanaf oktober 2008 nagenoeg alle zaken waarbij sprake is van zakkenrollerij/tassenrollerij en/of diefstal bankpas welke plaatsvinden in Dordrecht, Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht. Tevens raadpleeg ik veelvuldig het Recherche Informatieblad RI ON LINE met de onderwerpen fraude en diefstal. In deze onderwerpen, waarbij foto's zijn gevoegd, zijn onder andere de landelijke voormelde feiten ondergebracht ten behoeve van eventuele herkenningen. Onder nummer 15-0266 zag ik een onderwerp, met twee daarbij gevoegde foto's, staan met het opschrift:
GELDOPNAMES MET GEROLDE BANKPAS IN VELDHOVEN :
Op 07 september 2016 kreeg ik van collega [verbalisant 1] , werkzaam bij de Eenheid Oost-Brabant, een e-mailbericht waarin zij onder meer schreef dat [medeverdachte 2] was aangehouden voor het plegen van soortgelijke feiten, als hiervoor bedoeld. Zij was ingesloten aan het politiebureau, gevestigd aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven.
Daar ik het vermoeden had dat [medeverdachte 2] bij meerdere zaken, welke betrekking hadden op zakkenrollerij/tassenrollerij en/of diefstal bankpas, in Nederland betrokken was geweest heb ik op donderdag 08 september 2016 een bezoek gebracht aan bedoeld politiebureau.
Aldaar heb ik persoonlijk contact gehad met [medeverdachte 2] . Naar aanleiding van vorenstaande herken ik de vrouw, afgebeeld op foto 1 op de bij het item gevoegde foto's, voor 100% als zijnde: [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 6] 1994 te [geboorteplaats 3] , hier ten lande zonder vaste woon- of verblijfplaats. Ik herken haar aan haar gelaat en de vorm van haar gezicht.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2016, p. 172-173, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

BANKPASFRAUDE NA BABBELTRUC IN BEST

Op 07 september 2016 kreeg ik van collega [verbalisant 1] , werkzaam bij de Eenheid Oost-Brabant, een e-mailbericht waarin zij onder meer schreef dat [medeverdachte 2] was aangehouden voor het plegen van soortgelijke feiten, als hiervoor bedoeld. Zij was ingesloten aan het politiebureau, gevestigd aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven. Daar ik het vermoeden had dat [medeverdachte 2] bij meerdere zaken, welke betrekking hadden op zakkenrollerij/tassenrollerij en/of diefstal bankpas, in Nederland betrokken was geweest heb ik op donderdag 08 september 2016 een bezoek gebracht aan bedoeld politiebureau. Aldaar heb ik persoonlijk contact gehad met [medeverdachte 2] . Naar aanleiding van vorenstaande herken ik de vrouw, afgebeeld op foto 1 en 2, welke een grijze muts draagt, voor 100% als zijnde: [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 6] 1994 te [geboorteplaats 3] , hier ten lande zonder vaste woon- of verblijfplaats. Ik herken haar aan de vorm van haar gezicht.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2016, p. 205-206, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op de camerabeelden van zaak in Veldhoven en de zaak in Best is te zien dat verdachte [verdachte] een bol buikje had. Deze twee zaken zijn gepleegd toen de verdachte [verdachte] op het einde van haar zwangerschap liep. Op 16 februari 2015 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden in Tilburg toen hij zijn dochter wilde aangeven bij de gemeente. Uit de diverse politiesystemen bleek dat verdachte [medeverdachte 2] diverse keren gecontroleerd werd door de politie in verschillende plaatsen in Nederland. Zij werd meerdere keren samen gezien met personen van de Sejdic familie.
Aanvullende bewijsoverweging
Naast de overwegingen van de rechtbank overweegt het hof omtrent de betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten nog het volgende.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft zowel de zaak in Veldhoven als de zaak in Best de (bewegende) beelden bekeken. Er is geen enkele aanwijzing dat deze beelden niet van een goede kwaliteit waren. Het hof is derhalve van oordeel dat de verbalisant op grond van de beelden tot een herkenning is kunnen komen en acht deze herkenning ook voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te bezigen.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft van de zaak in Veldhoven enkel foto’s bekeken. Dit betreffen echter duidelijke en face foto’s. Gelet hierop is het hof van oordeel dat dit de herkenning van de verdachte mogelijk maakt en acht deze herkenning ook voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te bezigen.
Ook de herkenning van de medeverdachte W. Sejdic door verbalisant Oskam acht het hof voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te bezigen, nu hij de medeverdachte 4 maanden eerder heeft verhoord en hem derhalve kent.
Alle bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals is bewezenverklaard.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het hof bij een eventuele strafoplegging aansluiting dient te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS voor zakkenrollerij, te weten bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden per feit.
De raadsman miskent met dit standpunt echter het feit dat niet de zakkenrollerij, te weten de twee diefstallen van de pinpassen, maar drie gekwalificeerde diefstallen tenlastegelegd en bewezenverklaard zijn. Immers, bewezen is verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een drietal diefstallen door middel van valse sleutels, door met gestolen pinpassen (aanzienlijke) geldbedragen te pinnen met de afgekeken pincode. Bovendien heeft de verdachte deze gekwalificeerde diefstallen in vereniging gepleegd. Dit maakt dat niet artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, die een strafmaximum kent van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, maar artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dit artikel kent een strafmaximum van 6 jaren.
Gelet op het vorenstaande dient het hof in onderhavige zaak veel eerder aansluiting te zoeken bij het oriëntatiepunt dat het LOVS heeft geformuleerd ten aanzien van zakkenrollerij waarbij in georganiseerd verband en/of professioneel/geraffineerd te werk wordt gegaan. Gelet op dit oriëntatiepunt zou bij recidive een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden per feit passend zijn.
Hierbij overweegt het hof nog dat op grond van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 6 juli 2021 blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feiten.
Gelet op het vorenstaande zou derhalve in onderhavige zaak als vertrekpunt een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden gelden.
In strafverzwarende zin heeft het hof voorts nog rekening gehouden met het volgende.
Naast de bewezenverklaarde diefstallen door middel van valse sleutels is het hof op grond van het dossier eveneens voldoende gebleken dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een tweetal pinpassen. De verdachte ging bij de (gekwalificeerde) diefstallen gestructureerd en gewiekst te werk, waarbij er een taakverdeling was tussen de verdachten die betrokken waren bij het afkijken van de pincode en bij de latere diefstal van het geld, het daadwerkelijke pinnen. Als slachtoffers werden op hoge leeftijd zijnde personen uitgekozen die kennelijk voor de verdachte en de medeverdachten een gemakkelijk doelwit vormden als zij bezig waren met het doen van de dagelijks boodschappen of het opnemen van geld bij een geldautomaat. Zij schroomden niet om deze personen bedragen van 500, 5.000 en 1.180 euro afhandig te maken uit louter winstbejag. Ook hebben zij zich middels de gestolen bankpas en afgekeken pincode de toegang tot de rekening van het slachtoffer [aangever 1] verschaft om aldaar het geld van de spaarrekening op de lopende rekening te plaatsen en de daglimiet op de pinpas te verhogen.
Reeds vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Ook het betreffende de verdachte uitgebracht reclasseringsrapport d.d. 24 juli 2018 biedt geen enkele aanleiding om de verdachte te veroordelen tot een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf tot slot acht geslagen op de persoon van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. Namens de verdachte is hierover naar voren gebracht dat de verdachte inmiddels moeder is van drie jonge kinderen en zich nog enkel wenst bezig te houden met de opvoeding van haar kinderen. Het hof is echter van oordeel dat dit onvoldoende zwaarwegend is om alsnog te bepalen dat aan de verdachte niet een gevangenisstraf voor een langere duur wordt opgelegd.
Al het vorenstaande afwegende alsmede de ouderdom van de feiten is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaard is begaan.
Het hof zal derhalve een gevangenisstraf voor een langere duur opleggen dan is gevorderd door de advocaat-generaal en is verzocht door de verdediging, nu het hof van oordeel is dat een andere straf of een gevangenisstraf voor een kortere duur de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Tot slot heeft de verdediging nog een beroep gedaan op schending van de redelijke termijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In beginsel heeft als redelijke termijn te gelden dat de rechtbank binnen 2 jaren nadat de termijn een aanvang heeft genomen vonnis wijst. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit de verdachte heeft opgemaakt dan wel redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen haar een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 1 december 2016, de datum waarop de verdachte voor de eerste maal als verdachte is gehoord. Nu de rechtbank eerst op 18 april 2019 vonnis heeft gewezen, is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 4 maanden geschonden. Het hof is niet van bijzondere omstandigheden gebleken die deze overschrijding rechtvaardigen.
Voorts overweegt het hof dat als redelijke termijn in hoger beroep heeft te gelden 2 jaren na het instellen van appel. Nu de verdachte op 25 april 2019 appel heeft ingesteld en het hof op 19 oktober 2021 arrest wijst, is het de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 5 maanden geschonden. Enkel een overschrijding van de termijn met 15 dagen is te wijten aan het handelen zijdens de verdediging.
Nu de vertraging niet, althans maar voor een zeer beperkt gedeelte, te wijten is aan verzoeken of handelingen zijdens de verdediging, is het hof van oordeel dat bij de strafvervolging van de verdachte de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden.
Zonder schending van de redelijke termijn zou – zoals hiervoor is overwogen – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 19 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Pelsser is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.