ECLI:NL:GHSHE:2021:3914

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
20-001183-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van de rechtbank Limburg in hoger beroep met betrekking tot mishandeling en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 11 juni 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van €750,00 betalen aan de benadeelde partij. De benadeelde partij was voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tenlastegelegde feit en voerde een straftoemetingsverweer aan.

Het hof heeft het beroep van de verdachte beoordeeld en heeft de bewijsvoering van de rechtbank aangevuld en verbeterd. De kwalificatie van het tweede feit werd aangepast naar handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Het hof oordeelde dat, ondanks de ernst van de feiten, de omstandigheden van de verdachte in overweging moesten worden genomen. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar voegde enkele verbeteringen toe aan de bewijsvoering en de overwegingen met betrekking tot de op te leggen sanctie. De beslissing van het hof was om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de aangebrachte verbeteringen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001183-20
Uitspraak : 11 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-100479-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
1. subsidiair: medeplegen van mishandeling;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 750,00 aan immateriële schade, waarvoor de verdachte en de mededader hoofdelijk aansprakelijk zijn, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 april 2019
en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf. Geëist is dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering. De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, aanvulling en verbetering, op de wijze als hierna is vermeld. Daarnaast dient de kwalificatie van feit 2 te worden verbeterd en zal het hof de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de op te leggen sanctie aanvullen.
Aanvulling/verbetering bewijs
De bewijsmiddelen zoals die door de rechtbank zijn opgenomen op pagina 3 van het vonnis ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde dienen in de navolgende zin verbeterd te worden gelezen:
  • in de weergave van de verklaring van aangever [benadeelde] worden in de 6e regel de woorden “voorzien van een boksbeugel” en in de 11e regel de woorden “met de boksbeugel” geschrapt;
  • in de weergave van de verklaring van de getuige [getuige 1] wordt toegevoegd dat hij zijn waarnemingen deed op 25 april 2019 in garagebedrijf [bedrijf] ;
  • in de weergave van de verklaring van de getuige [getuige 2] wordt toegevoegd dat hij zijn waarnemingen deed op 25 april 2019 in autogarage [bedrijf] . Daarnaast wordt de laatste zin, te weten “Op het moment dat het gebeurde, had de automonteur niets in zijn handen” geschrapt;
  • in de weergave van de verklaring van de verdachte van 25 april 2019 wordt in de 1e regel na “garage” ingevoegd “ [plaats] ”.
Aan de bewijsmiddelen zoals die door de rechtbank zijn opgenomen op pagina 4 van het vonnis ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde wordt aan het einde van de 2e regel wordt na “kogelgeweer aangetroffen” ingevoegd “in beslaggenomen. [1]
Verbetering kwalificatie feit 2
Het bewezenverklaarde onder 2 dient te worden gekwalificeerd als:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een
vuurwapen van categorie III.
Aanvullende overweging m.b.t. op te leggen sanctie
Op pagina 6 van het vonnis worden aan de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de straftoemeting in de 3e regel van de 2e alinea voetnoten toegevoegd op de navolgende wijze: “daarnaast nog kogelpatronen [2] , traangas [3] en een ploertendoder [4] aangetroffen”.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden zal worden opgelegd, aangezien het bij het bezit van een vuurwapen gaat om een zeer ernstig feit. Evenals de rechtbank betrekt het hof bij zijn oordeel omtrent de straftoemeting evenwel dat in het geweer de slagpin ontbrak, zodat het wapen niet direct bruikbaar was. Ook het hof ziet daarin aanleiding om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, op de wijze zoals de rechtbank dat heeft gedaan.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht het hof geen termen aanwezig om, zoals door de raadsman met het oog op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is bepleit, te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 11 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.N. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 25 april 2019, pagina’s 143-144.
2.Pagina’s 99-100 en 124.
3.Pagina’s 99-100 en 110-111.
4.Pagina’s 99-100 en 110-111.