ECLI:NL:GHSHE:2021:389

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
200.285.191_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht staan van de Gecertificeerde Instelling (GI) Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De ouders, hierna gezamenlijk aangeduid als de ouders, hebben in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 september 2020 te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd. De ouders stellen dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is, omdat zij op eigen initiatief hulp hebben gezocht en zich coöperatief hebben opgesteld. De GI daarentegen pleit voor verlenging van de ondertoezichtstelling om continuïteit in de hulpverlening te waarborgen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2021 zijn de ouders niet verschenen, maar de GI was vertegenwoordigd. Het hof heeft kennisgenomen van de zorgen die bestaan over de opvoedsituatie van de minderjarigen, waaronder een lopend politie- en NIFP-onderzoek naar letsel bij [minderjarige 2]. Het hof concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarigen nog steeds ernstig bedreigd is en dat de GI een belangrijke rol speelt in de ondersteuning van de ouders. Het hof oordeelt dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.

De beslissing van het hof houdt in dat de ouders de eigen proceskosten dragen en dat de GI de nodige ondersteuning blijft bieden aan de ouders, met het oog op een toekomstige overgang naar vrijwillige hulpverlening indien de situatie dat toelaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 11 februari 2021
Zaaknummer : 200.285.191/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/279648 / JE RK 20-1932 en C/03/279649 / JE RK 20-1393
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. S.L.M. van Venrooij,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
regio Noord-Limburg, locatie [locatie] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 29 oktober 2020, met producties, ingekomen bij het hof op
30 oktober 2020, hebben de ouders verzocht voormelde beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden zal worden afgewezen, met veroordeling van de GI in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
2.2.
Bij verweerschrift van 11 januari 2021, ingekomen bij het hof op 12 januari 2021, heeft de GI verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V6-formulier van 19 november 2020 van de advocaat van de ouders, met productie, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V2-formulier de advocaat van de ouders van 18 januari 2021, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 januari 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.3.1.
De raad is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De moeder is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders.
3.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan met ingang van 3 juni 2019 onafgebroken onder toezicht van de GI.
3.5.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging bij beschikking van 3 juni 2019 uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin (grootouders) tot 5 juli 2019.
3.6.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 2 september 2021.
3.7.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.1.
De ouders voeren – kort samengevat – het volgende aan. De ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk: de ouders hebben op eigen initiatief een hulpverleningstraject doorlopen en zullen hulp vragen indien dat nodig zou blijken. De GI heeft de contactmomenten al geruime tijd verminderd. De ouders hebben het afgelopen jaar zich zeer coöperatief opgesteld en zich aan alle afspraken gehouden. De ondertoezichtstelling biedt op dit moment nauwelijks nog ondersteuning en heeft geen toegevoegde waarde meer. Daar is de ondertoezichtstelling niet voor bedoeld.
3.8.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De ondertoezichtstelling dient verlengd te worden, zodat de GI kan zorgen voor continuïteit van de hulpverlening en een bemiddelende rol kan spelen. De GI verwacht dat indien de ondertoezichtstelling nu beëindigd zou worden en overgeschakeld dient te worden naar hulpverlening in het vrijwillig kader, dit voor nieuwe spanning en onrust zal zorgen in de thuissituatie van de ouders.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.9.3.Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen afweging en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:260 BW.
3.9.4.
Gebleken is dat er al lange tijd zorgen bestaan over de opvoedsituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de ouders thuis. Op dit moment is er nog steeds geen duidelijkheid over de oorzaak van het ernstige letsel dat [minderjarige 2] als baby heeft opgelopen. Het politie- en NIFP-onderzoek naar de oorzaak van de ribfracturen van [minderjarige 2] loopt nog altijd door. De ouders geven aan de ondertoezichtstelling als spanningsvol te ervaren, omdat zij voor hun gevoel zich voor iedere blauwe plek van [minderjarige 2] of [minderjarige 1] dienen te verantwoorden. De GI heeft aangegeven (onder andere) juist om die reden als bemiddelaar te kunnen optreden. De GI heeft dit recentelijk ook gedaan toen bij [minderjarige 1] door het kinderdagverblijf blauwe plekken zijn geconstateerd. Het hof ziet de komende periode hierin zeker een de-escalerende rol voor de GI weggelegd.
Het hof is op de mondelinge behandeling gebleken dat daags voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij het hof bij Veilig Thuis een zorgmelding is gedaan over de thuissituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De precieze inhoud van die zorgmelding en de eventuele vervolgstappen van Veilig Thuis zijn het hof niet bekend. Op de mondelinge behandeling is tevens gebleken dat Veilig Thuis hulp in het gedwongen kader alsnog nodig acht, indien de ondertoezichtstelling op dit moment beëindigd zou worden, en hulp in het vrijwillig kader niet op gang zou komen. Hoewel de GI aangeeft dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich verder goed ontwikkelen en de samenwerking met de ouders goed verloopt, neemt dit niet weg dat er naar het oordeel van het hof op dit moment derhalve nog steeds grote zorgen bestaan.
Het is van groot belang dat de GI de ouders de komende periode de nodige ondersteuning blijft bieden, en dat – indien de situatie daar te zijner tijd aanleiding toe geeft – de hulpverlening op een verantwoorde en zorgvuldige wijze wordt overgedragen naar hulpverlening in het vrijwillig kader. Het hof tekent daarbij aan dat de GI tijdens de mondelinge behandeling bij het hof opnieuw heeft herhaald hier naartoe te werken, indien de situatie zich in positieve zin blijft ontwikkelen.
Alles overziende wordt naar het oordeel van het hof de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment nog steeds ernstig bedreigd. Nu het hof de gerechtvaardigde verwachting heeft dat de ouders binnen een gelet op de persoon en ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen, is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 1 september 2020;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.P. de Beij, en
M.A. Ossentjuk en is op 11 februari 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.