ECLI:NL:GHSHE:2021:3872
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepplanten
Op 30 december 2021 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 20-000888-19 OWV, waarin het hoger beroep werd behandeld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 20 maart 2019. In deze zaak ging het om de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene was vastgesteld op € 128.816,22. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak in de onderliggende hoofdzaak.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. In de onderliggende strafzaak, met parketnummer 20-000887-19, was de betrokkene veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene daadwerkelijk voordeel had genoten uit het aanwezig hebben van deze hennepplanten. Het hof benadrukte dat, hoewel hennepplanten vermogenswaarde kunnen genereren, dit niet automatisch betekent dat de betrokkene daaruit financieel voordeel heeft behaald.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat er geen overtuigende aanwijzingen waren dat de betrokkene enig financieel voordeel had genoten uit de hennepplanten of andere strafbare feiten. De vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel werd derhalve afgewezen. Het hof heeft de beslissing op 30 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.