In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006, die sinds 30 juli 2020 onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI). De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2021 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling werd verlengd tot 30 juli 2022. De moeder betoogt dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is en dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De GI en de vader van de minderjarige zijn van mening dat de ondertoezichtstelling moet worden voortgezet, gezien de kwetsbaarheid van de minderjarige en de eerdere problemen met schoolgang en contact met de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 december 2021 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te uiten. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerdere behandeling en verklaringen van betrokkenen. Het hof overweegt dat, hoewel er positieve ontwikkelingen zijn in de schoolgang van de minderjarige, de zorgen over haar ontwikkeling en de thuissituatie nog steeds aanwezig zijn. De moeder heeft in het verleden wisselend gereageerd op hulpverlening, wat de noodzaak van de ondertoezichtstelling onderstreept.
Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen is genomen met het oog op de bescherming van de minderjarige en haar ontwikkeling.