In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingesteld door de bewindvoerder van een betrokkene. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap [B.V.] B.V., had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant aangevochten. De rechtbank had op 25 januari 2021 een beslissing genomen in een zaak betreffende de goederen van de betrokkene, die onder bewind waren gesteld. De bewindvoerder verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en een schadevergoeding van € 14.450,-- vast te stellen, of een bedrag dat het hof passend achtte, en de Staat der Nederlanden te veroordelen tot betaling van dit bedrag.
Tijdens de procedure in hoger beroep werd er geen verweerschrift ingediend door de Staat der Nederlanden, die in deze zaak werd vertegenwoordigd door de Raad voor de rechtspraak. De mondelinge behandeling die gepland stond op 16 december 2021, werd geannuleerd omdat partijen een schikking hadden bereikt. Dit werd bevestigd door een e-mail van de advocaat van de bewindvoerder, mr. J.H.P.M. Verhagen, waarin hij aangaf dat het beroepschrift werd ingetrokken.
Het hof concludeerde op basis van de ontvangen correspondentie dat de grieven van de bewindvoerder niet werden gehandhaafd. Hierdoor werd de bewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 30 december 2021 door de rechters E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en A.M. Bossink, waarbij mr. Antens de uitspraak in het openbaar deed.