ECLI:NL:GHSHE:2021:3852

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
20-000103-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal en fietsendiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft twee tenlasteleggingen: de eerste betreft de diefstal van levensmiddelen op 24 december 2019 in Brunssum, en de tweede betreft de diefstal van een fiets op 12 oktober 2019 in Heerlen. De verdachte heeft in beide gevallen samen met een ander gehandeld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal bevestigd dat het vonnis van de politierechter moest worden gehandhaafd, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak heeft bepleit. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, waarbij het hof de omstandigheden van de zaak en het verleden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000103-20
Uitspraak : 7 december 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 januari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03/305940-19 en 03/244855-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Nieuwegein, locatie Zeist te Soesterberg.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte in beide strafzaken ter zake van ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 03/244855-19 tenlastegelegde. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03/305940-19:
hij op of omstreeks 24 december 2019 te Brunssum tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, levensmiddelen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03/244855-19:
hij op of omstreeks 12 oktober 2019 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een(of meer) ander(en), althans alleen, een fiets, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan een onbekend gebleven aangever, heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03/305940-19 en in de zaak met parketnummer 03/244855-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03/305940-19:
hij op 24 december 2019 te Brunssum tezamen en in vereniging met een ander levensmiddelen, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 03/244855-19:
hij op 12 oktober 2019 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander een fiets, die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03/244855-19. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. Er was geen sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en evenmin van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte] . De verdachte was door medeverdachte [medeverdachte] gevraagd om te helpen bij het ophalen van een fiets van een bekende van de medeverdachte, ene [naam] (fonetisch). Dat de verdachte daarbij volgens een getuige schichtig om zich heen keek toen de fiets werd opgetild door de medeverdachte, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte kijkt namelijk altijd schichtig om zich heen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bevonden zich op 12 oktober 2019 omstreeks 23:05 uur op de Stationstraat in Heerlen. In de aldaar aanwezige fietsenrekken stond een damesfiets, waar de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij stonden. De fiets was op slot. Medeverdachte [medeverdachte] droeg een capuchon op zijn hoofd. Zij draaiden om de fiets heen. Op enig moment tilde medeverdachte [medeverdachte] de fiets op en tilde hij het achterwiel van de grond. Verdachte keek daarbij schichtig om zich heen. Beide verdachten liepen vervolgens weg, terwijl medeverdachte [medeverdachte] de fiets bleef dragen door het achterwiel van de grond op te tillen. Tijdens het weglopen bleef de verdachte schichtig om zich heen kijken. Voorts droeg de verdachte tijdens het weglopen op enig moment ook de fiets.
Het hof stelt vast dat de verdachte inwonend was bij medeverdachte [medeverdachte] . Zij voerden een gezamenlijke huishouding. Medeverdachte [medeverdachte] was verslaafd aan heroïne, waarvan de verdachte, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, op de hoogte was. Naar het oordeel van het hof is het een feit van algemene bekendheid dat gebruikers van verdovende middelen criminele activiteiten plegen te ondernemen om in de kosten van hun verslaving te kunnen voorzien.
Onder de hiervoor vastgestelde, uit de bewijsmiddelen naar voren komende, feiten en omstandigheden – meer in het bijzonder dat om 23:05 uur in de late avond kennelijk vrij plots een op slot staande fiets uit een stalling wordt weggenomen onder de mededeling van medeverdachte [medeverdachte] dat zulks op verzoek van een vriend moest gebeuren – ligt het minst genomen in de rede dat de verdachte argwaan zou moeten krijgen over de hulpvraag die door medeverdachte [medeverdachte] aan hem is gesteld. Uit het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat de verdachte die argwaan kennelijk ook heeft gekregen, aangezien hij medeverdachte [medeverdachte] heeft gevraagd of de mededeling, inhoudende dat hij op verzoek van ene [naam] de fiets moest ophalen, wel klopte. De verdachte heeft naar eigen zeggen niet doorgevraagd naar de persoon van deze beweerdelijke vriend van medeverdachte [medeverdachte] .
Onder voormelde omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij, door te handelen zoals hiervoor vermeld, zich schuldig zou maken aan het medeplegen van de diefstal van een fiets. Bij dit oordeel betrekt het hof ten slotte de omstandigheid dat de verdachte schichtig om zich heen keek, hetgeen temeer een reden is om te veronderstellen dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat ‘het niet goed zat’.
Het hof ziet in dat laatste verband, anders dan de verdediging kennelijk lijkt te doen, geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de getuigenverklaring van [getuige] , die heeft verklaard dat de verdachte schichtig om zich heen bleef kijken. Gelet op de context kan deze gedraging niet anders worden gezien dan dat hij rondkeek of zij een veilige aftocht konden blazen met deze buit.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03/305940-19 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03/244855-19 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij levensmiddelen heeft gestolen en zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een fiets. Diefstallen veroorzaken hinder en brengen schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen. De verdachte heeft, door te handelen zoals bewezen is verklaard, er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 9 september 2021. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot onder meer onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Die eerder aan de verdachte opgelegde straffen hebben blijkbaar onvoldoende effect gehad om de benodigde gedragsverandering bij de verdachte teweeg te brengen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij geen medicatie of drugs gebruikt, buiten detentie werkt, spaarzaam is en familie in Nederland heeft wonen.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal, een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03/305940-19 en in de zaak met parketnummer 03/244855-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. J.W.E. Luiten, griffiers,
en op 7 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Buljevic voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.