Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 31 juli 2020;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 10 november 2020.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, geboren in 2017, die sinds september 2018 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) en uit huis is geplaatst. De vader heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2020 te vernietigen, waarin zijn gezag over de minderjarige werd beëindigd en de GI tot voogd werd benoemd. De vader betwist dat er een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige is en stelt dat hij in staat is voor haar te zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2021 zijn de vader, de GI, de Raad voor de Kinderbescherming en de pleegmoeder gehoord. De raad heeft het verzoek van de vader bestreden en benadrukt dat de minderjarige goed gehecht is aan de pleegmoeder en dat een terugplaatsing bij de vader schadelijk zou zijn voor haar ontwikkeling. Het hof oordeelt dat het gezag van de vader moet worden beëindigd, omdat de minderjarige in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de vader niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn voor haar te zorgen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vader af.