ECLI:NL:GHSHE:2021:3843

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
20-001337-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzettelijk afleveren van een vals Italiaans rijbewijs en een valse brief van Italiaanse autoriteiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk afleveren van een vals Italiaans rijbewijs en een valse brief van de Italiaanse autoriteiten aan de gemeente Tilburg. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden bij verstek. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2017 een vals rijbewijs heeft afgeleverd en dat hij in november 2018 een valse brief heeft voorhanden gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat de documenten echt waren, maar het hof heeft geconcludeerd dat de documenten vals waren en dat de verdachte dit wist of had moeten weten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens is er onttrekking aan het verkeer bevolen van de in beslag genomen valse documenten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001337-20
Uitspraak : 13 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 24 juli 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-056054-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk gebruik maken van een vals reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang’ (feit 1 primair) en ‘opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afgeleverd terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst’ (feit 2) bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De politierechter heeft voorts de onttrekking aan het verkeer bevolen van een vals rijbewijs.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts is gevorderd de inbeslaggenomen goederen, te weten een vals rijbewijs en een valse brief, te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd reeds omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Tilburg opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam gesteld van verdachte, door deze af te leveren aan de gemeente Tilburg ter omwisseling voor een Nederlands rijbewijs;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Tilburg een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam gesteld van verdachte, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 27 november 2018, althans in november 2018, te Breda meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief, althans een document, van de Italiaanse autoriteiten voor afgifte en/of ophalen van een Italiaans rijbewijs, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was om gebruik te maken als ware het echt en onvervalst.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 oktober 2017 te Tilburg opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationaal rijbewijs van Italië (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam gesteld van verdachte, door deze af te leveren aan de gemeente Tilburg ter omwisseling voor een Nederlands rijbewijs;
2.
hij in november 2018, te Breda opzettelijk een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief van de Italiaanse autoriteiten voor afgifte van een Italiaans rijbewijs, heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was om gebruik te maken als ware het echt en onvervalst.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met opzet heeft gehandeld, aangezien hij niet wist dat het Italiaanse rijbewijs en de brief van de Italiaanse autoriteiten vals waren.
In voormeld verband heeft de verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat hij, op aanraden van een vriend, in 2017 naar Rome is afgereisd. In Italië zou hij namelijk zijn [rijbewijs] kunnen omwisselen voor een Italiaans rijbewijs. Aldaar heeft de verdachte naar eigen zeggen een rijexamen afgelegd, waarna hij een brief van het Ministerie van Transport heeft verkregen. De verdachte is vervolgens naar een kantoor van een Italiaanse overheidsinstantie gegaan om een aanvraag in te dienen voor het verkrijgen van een rijbewijs, waarvoor hij de verschuldigde leges heeft voldaan. Na een week heeft de verdachte het Italiaanse rijbewijs verkregen, welk rijbewijs hij – nadat hij terug was in Nederland – samen met de brief van het Ministerie van Transport heeft overgelegd aan een ambtenaar op het stadhuis in Tilburg teneinde het Italiaanse rijbewijs te kunnen omwisselen voor een Nederlands rijbewijs.
De verdachte was ervan overtuigd dat beide documenten echt waren en had naar eigen zeggen geen reden om te veronderstellen dat dit niet het geval zou zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt op grond van de tot het bewijs gebezigde processen-verbaal van onderzoek naar de echtheid van het Italiaanse rijbewijs en de brief van het Italiaanse Ministerie van Transport vast dat beide documenten vals zijn, hetgeen ook niet door de verdediging is bestreden. Het hof stelt tevens vast dat de verdachte dit valse rijbewijs op 11 oktober 2017 heeft afgeleverd aan de gemeente Tilburg ter omwisseling voor een Nederlands rijbewijs. De verdachte heeft daarnaast de valse brief van het Italiaanse Ministerie van Transport (in het procesdossier ook wel aangeduid als ‘brief van de gemeente Rome voor het ophalen van een Italiaans rijbewijs’) voorhanden gehad en afgeleverd aan zijn raadsman, waarna zijn raadsman deze brief – conform afspraak bij gelegenheid van het verhoor van de verdachte op 25 oktober 2018 – aangetekend naar de politie heeft gezonden. Deze brief is op 23 november 2018 bij de politie te Breda afgeleverd en in beslag genomen.
Reeds omdat uit het onderzoek naar de echtheid van beide litigieuze documenten naar voren is gekomen dat deze vals zijn, kan de lezing van de verdachte, inhoudende dat hij deze documenten heeft verkregen van de Italiaanse autoriteiten, niet juist zijn. Immers, in redelijkheid kan in algemene zin niet met vrucht worden betoogd dat de Italiaanse autoriteiten valse documenten plegen af te geven, nog daargelaten dat zulks op grond van het onderzoek ter terechtzitting op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. Bij die stand van zaken stelt het hof de alternatieve lezing van de verdachte terzijde. Naar het oordeel van het hof kan het derhalve niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het gebruik maken en afleveren van zowel het Italiaanse rijbewijs als de brief heeft geweten dat deze documenten vals waren, nog daargelaten dat uit de echtheidsonderzoeken als conclusie naar voren is gekomen dat sprake is van geprinte exemplaren, spelfouten en een onjuiste stempel in de brief, waardoor de valsheid van beide documenten evident kan worden onderkend.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 primair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk gebruik maken van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk afleveren van een vals Italiaans rijbewijs aan de gemeente Tilburg en dat hij een valselijk opgemaakte brief van de Italiaanse autoriteiten heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad. De verdachte beschikte niet over een Nederlands rijbewijs en het lukte hem evenmin om een Nederlands rijbewijs te behalen. Kennelijk heeft hij om die reden getracht een vals Italiaans rijbewijs ter omwisseling aan te bieden aan de balie van het Tilburgse stadhuis, om zodoende alsnog de beschikking te kunnen krijgen over een Nederlands rijbewijs. Ter staving van zijn beweringen dat hij het Italiaans rijbewijs in Italië bij de daarmee belaste autoriteiten heeft opgehaald, heeft hij een valse brief bij zijn advocaat afgeleverd en hem gevraagd deze door te zenden naar de politie, hetgeen zijn advocaat heeft gedaan.
Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in van overheidswege verstrekte documenten met een bewijsbestemming, maar heeft hij tevens getracht om de politie in een jegens hem lopend onderzoek op het verkeerde been te zetten. Daarmee heeft hij de waarheidsvinding proberen te frustreren. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 augustus 2021, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij alleenstaand is, geen schulden heeft, een bijstandsuitkering geniet en vanwege fysieke klachten een auto nodig heeft om boodschappen te kunnen doen, maar dat die klachten niet dusdanig van aard zijn dat hij in het geheel niet kan werken.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Tijdens het vooronderzoek is er strafvorderlijk beslag gelegd op het valse Italiaanse rijbewijs en de valse brief van het Italiaanse Ministerie van Transport.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat het bewezenverklaarde met betrekking tot deze inbeslaggenomen goederen is begaan. Wat betreft de inbeslaggenomen valse brief heeft voorts te gelden dat deze bij gelegenheid van het onderzoek onder de verdachte is aangetroffen, aangezien deze brief in opdracht van de verdachte bij de politie is afgeleverd, terwijl deze valse brief bovendien kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als de onderhavige.
Het ongecontroleerde bezit van zowel het valse rijbewijs als de valse brief is naar het oordeel van het hof in strijd met de wet en het algemeen belang. Het hof zal daarom de onttrekking aan het verkeer bevelen van voormelde inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 57, 63, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vals rijbewijs met beslagnummer G1940519 en een valse brief met beslagnummer G1962559.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. E.E. van der Bijl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 13 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.