In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de omgang tussen een vader en zijn kinderen in het kader van een voogdijmaatregel. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om een omgangsregeling met zijn kinderen, die sinds 1 maart 2019 onder toezicht staan van de jeugdzorg. De kinderen zijn uit huis geplaatst vanwege een onveilige thuissituatie, gekenmerkt door huiselijk geweld tussen de ouders. De vader heeft de kinderen erkend, maar de moeder had het eenhoofdig gezag. De rechtbank heeft eerder de verzoeken van de vader afgewezen, wat de aanleiding was voor het hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2021 zijn zowel de vader als vertegenwoordigers van het Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming (LET) en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De vader stelt dat er geen zorgmeldingen zijn gedaan en dat hij niet agressief is in het bijzijn van de kinderen. Het LET daarentegen wijst op de onveiligheid en trauma's die de kinderen hebben opgelopen door de situatie tussen de ouders. Het LET en de Raad adviseren dat de vader eerst aan zijn emotionele en agressieproblemen moet werken voordat er een veilige omgang kan plaatsvinden.
Het hof concludeert dat er geen veilige basis is voor contactherstel tussen de vader en de kinderen. De vader is niet in staat om constructief te communiceren, wat de veiligheid van de kinderen in gevaar zou kunnen brengen. Het hof bekrachtigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader af. Het hof adviseert de vader om een behandeltraject in de geestelijke gezondheidszorg te volgen om zijn problemen aan te pakken, zodat er in de toekomst mogelijk weer ruimte is voor contact met zijn kinderen.