In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 april 2021. De rechtbank had de verzoeken van de moeder om een omgangsregeling met haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], afgewezen en haar het recht op omgang voor onbepaalde tijd ontzegd. De moeder is van mening dat de rechtbank onredelijk lang heeft gedaan over de behandeling van haar verzoeken en dat de ontzegging van het contact met haar kinderen niet in hun belang is. De GI, Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de beschikking van de rechtbank in stand te laten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2021 zijn de moeder, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De kinderen hebben in het verleden veel meegemaakt, waaronder een uithuisplaatsing en de dood van hun vader. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om op een goede manier omgang met de kinderen te hebben, en dat het opleggen van een contactregeling op dit moment ernstig nadeel voor hun geestelijke ontwikkeling zou opleveren. De moeder heeft niet voldoende inzicht in de gevolgen van haar handelen en de kinderen hebben aangegeven geen contact te willen met haar. Het hof heeft geconcludeerd dat aan alle vereisten van artikel 1:377a BW is voldaan en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de verzoeken van de moeder zijn afgewezen.