ECLI:NL:GHSHE:2021:3812
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de omgangsregeling tussen hem en zijn minderjarige dochter is vastgesteld. De vader, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling, heeft verzocht om de afwijzing van zijn zelfstandig verzoek tot uitbreiding van het contact met zijn dochter te vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader en de minderjarige slechts eenmaal per vier weken kaartcontact mochten hebben, begeleid door een neutrale hulpverlener. De vader is van mening dat het in het belang van zijn dochter is dat de omgangsregeling flexibeler wordt, zodat zij zelf kan bepalen hoe en wanneer het contact plaatsvindt.
De Gecertificeerde Instelling (GI) en de moeder van de minderjarige hebben het verzoek van de vader afgewezen. De GI stelt dat het niet in het belang van de minderjarige is om de verantwoordelijkheid voor de omgang bij haar te leggen, terwijl de moeder benadrukt dat de vader eerst moet laten zien dat hij het huidige kaartcontact kan volhouden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader in het verleden niet altijd aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wat heeft geleid tot teleurstelling bij de minderjarige.
Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Het is niet in het belang van de minderjarige om de verantwoordelijkheid voor de omgang bij haar neer te leggen. De vader moet eerst zijn huidige kaartcontact goed nakomen voordat er kan worden nagedacht over een uitbreiding van de omgang. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de vader in zijn grieven niet is geslaagd.