Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- met ingang van 16 september 2019 tot 1 maart 2020 aan de vrouw heeft te betalen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 169,- per maand;
- met ingang van 1 maart 2020 tot 1 september 2020 aan de vrouw heeft te betalen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 25,- per maand;
- met ingang van 1 september 2020 aan de vrouw heeft te betalen een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 193,- per maand.
- met ingang van 6 december 2019 tot 1 maart 2020 nader te bepalen op een bedrag van € 82,- per maand;
- met ingang van 1 maart 2020 tot 1 september 2020 nader te bepalen op een bedrag van € 25,- per maand;
- met ingang van 1 september 2020 nader te bepalen op een bedrag van € 90,- per maand,
5.De motivering van de beslissing
geenpensioenpremie in mindering te worden gebracht, omdat de man op de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat er op zijn salaris geen pensioenpremie wordt ingehouden.
geenpensioenpremie in mindering te worden gebracht, omdat de man op de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat er op zijn salaris geen pensioenpremie wordt ingehouden.
- € 135,- per maand in de periode van 1 november 2019 tot 1 maart 2020;
- € 25,- per maand in de periode van 1 maart 2020 tot 1 september 2020 (in hoger beroep niet in geschil);
- € 62,- per maand in de periode van 1 september 2020 tot 1 maart 2021;
- € 193,- per maand in de periode met ingang van 1 maart 2021 (conform de bestreden beschikking), gelet op de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep.
6.De slotsom
7.De beslissing
- een bedrag van € 135,- per maand in de periode van 1 november 2019 tot 1 maart 2020;
- een bedrag van € 25,- per maand in de periode van 1 maart 2020 tot 1 september 2020;
- een bedrag van € 62,- per maand in de periode van 1 september 2020 tot 1 maart 2021;
- een bedrag van € 193,- per maand met ingang van 1 maart 2021,