ECLI:NL:GHSHE:2021:3806

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.294.891_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na relatiebreuk met huiselijk geweld en psychische problemen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om de vernietiging van de beschikking die gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2016, aan zowel haar als de vader toekent. De moeder stelt dat er sprake is van huiselijk geweld en dat zij psychische problemen heeft, waaronder PTSS, die haar in staat stellen om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De vader daarentegen betwist de beschuldigingen van de moeder en stelt dat er voldoende mogelijkheden zijn om de samenwerking te verbeteren. Het hof heeft de zaak op 25 november 2021 mondeling behandeld en heeft kennisgenomen van de standpunten van beide partijen, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling. Het hof oordeelt dat, ondanks de problemen tussen de ouders, het in het belang van het kind is dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezamenlijk gezag is vastgesteld, en wijst de grieven van de moeder af. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van het kind en de noodzaak voor beide ouders om betrokken te blijven in de opvoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 december 2021
Zaaknummer: 200.294.891/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/362799 / FA RK 20-4522
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. F. Putmans-de Kok.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 mei 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen (naar het hof begrijpt: voor zover het betreft
de beslissing over het gezag over [minderjarige] ) en het verzoek om gezamenlijk gezag over [minderjarige] af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2021, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen wat betreft het gezamenlijk gezag.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Wijk;
-de vader, bijgestaan door mr. Putmans-de Kok;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
Als informant is gehoord Stichting Jeugdbescherming Brabant,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 februari 2021;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder van 24 november 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die inmiddels is verbroken.
Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] woont bij de moeder.
[minderjarige] staat sinds 30 april 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 30 april 2022.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep aan de orde, bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de moeder en de vader gezamenlijk toekomt.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Standpunten
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er nog voldoende mogelijkheden voor partijen aanwezig zijn om te leren als ouders ook na hun relatie gezamenlijk invulling te blijven geven aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Tijdens de relatie en de samenwoning van partijen heeft de vader de moeder stelselmatig
mishandeld. De kinderen zijn hier meerdere malen bij aanwezig geweest. De vader heeft de moeder ook afhankelijk gemaakt van verdovende middelen. De moeder is op 9 februari 2020 met de kinderen naar haar moeder gevlucht. Na het verbreken van de relatie heeft de vader nog vernielingen gepleegd op het adres waar de moeder woonde. De moeder heeft zich meerdere keren onder doktersbehandeling moeten laten stellen en zij heeft zich gewend tot de eerste hulp. De laatste mishandeling dateert van 23 mei 2020, waarbij de moeder een gebroken pols heeft opgelopen. De vader is manipulatief en onvoorspelbaar. De moeder is bang voor hem.
Door wat er tijdens de relatie van partijen heeft plaatsgevonden heeft de moeder zich gewend tot een psycholoog voor hulp. De diagnose PTSS is gesteld. Traumatherapie is geadviseerd.
Hiervoor is nodig dat de moeder stabiel is. Uit het observatieverslag van ORO van 21 januari
2021 blijkt dat bij oplopende spanningen bij de moeder de verhouding tussen draagkracht en
draaglast uit balans raakt en dat dit van invloed is op haar handelen in contact met [minderjarige] .
Er is bij partijen geen basis voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag. Partijen zijn niet in staat om met elkaar te communiceren. De voormalige gezinsvoogd heeft in haar verslag gewezen op het risico dat [minderjarige] klem komt te zitten. De moeder betwist dat partijen tijdens de relatie gezamenlijk invulling hebben gegeven aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Alleen de moeder heeft toen de zorg voor [minderjarige] voor haar rekening genomen.
Het is onduidelijk of partijen in staat zullen zijn hun onderlinge samenwerking te verbeteren. De ondertoezichtstelling heeft nog niet veel opgeleverd. De moeder is een kwetsbaar persoon. Zij heeft ook diverse lichamelijke klachten zoals hartkloppingen en hyperventileren. De moeder heeft zelfs een licht hartinfarct gehad. Elk contact met de vader levert voor haar angst op, boosheid en problemen met haar impulsbeheersing. De situatie van de moeder zal door contact met de vader alleen maar verslechteren. De kans bestaat dat zij dan niet meer op de been blijft en niet meer voor [minderjarige] kan zorgen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder hier - in het kort - het volgende aan toegevoegd.
In juni 2021 heeft de moeder toenadering gezocht tot de vader. Partijen hebben toen weer een relatie of een soort van relatie gehad. In september 2021 is de relatie weer verbroken, omdat oude patronen herleefden. Daarna is het heel slecht gegaan tussen partijen. De vader brengt [minderjarige] vaak te laat terug na de omgang. De moeder heeft daarom een keer de politie gebeld. Ook de overdracht van [minderjarige] verloopt met problemen. Twee recente gesprekken tussen partijen bij [instantie] zijn geëscaleerd. Verder heeft er begin oktober 2021 een handgemeen tussen partijen plaatsgevonden. De moeder is daarbij geblesseerd geraakt aan haar voet en heeft daarvoor de huisarts bezocht.
Op 23 november 2021 heeft de moeder een eerste gesprek gehad bij de psycholoog. De psycholoog denkt aan een depressie. De moeder wordt overbelast en zij heeft rust nodig.
De samenwerking tussen partijen is niet verbeterd. [minderjarige] is nog meer klem komen te zitten.
De moeder verzoekt subsidiair om de beslissing aan te houden voor een periode van zes maanden in afwachting van de resultaten van het traject bij [instantie] .
3.5.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
Er zijn nog voldoende mogelijkheden om de samenwerking tussen partijen met betrekking tot [minderjarige] te verbeteren. Het traject bij [instantie] is nog niet afgerond. Tijdens de relatie hebben partijen altijd samen voor [minderjarige] gezorgd en beslissingen over haar genomen. De moeder doet er alles aan om de vader in een kwaad daglicht te stellen en hem buiten spel te zetten. De vader betwist met klem dat er tijdens de relatie van partijen sprake is geweest van huiselijk geweld. De strafzaak tegen de vader is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Partijen hebben inmiddels weer veel contact met elkaar en hebben zelfs gedurende drie maanden tot begin september 2021 hun relatie nieuw leven proberen in te blazen. Dit alles wijst niet op een voorgeschiedenis van huiselijk geweld tijdens de relatie. Dat de vader degene is die zorgt voor spanningen bij de moeder wordt door de moeder onvoldoende onderbouwd. De klachten van de moeder bestonden al voordat partijen in 2013 een relatie kregen.
Partijen zijn wel degelijk in staat om met elkaar te communiceren en overleg te voeren. Zo hebben zij afspraken gemaakt over de contacten tussen de vader en [minderjarige] . Deze contactregeling, die niet wordt begeleid, verloopt goed.
Verder is het belangrijk dat de vader beslissingen kan nemen met betrekking tot [minderjarige] als
de moeder daartoe als gevolg van haar gezondheidsklachten niet in staat is.
Voor aanhouding van de beslissing is geen reden. Het is in het belang van [minderjarige] dat de vader een belangrijke rol blijft vervullen.
3.6.
De GI heeft - samengevat - het volgende naar voren gebracht.
[minderjarige] ontwikkelt zich goed op sociaal-emotioneel gebied. De school heeft wel zorgen over haar cognitieve ontwikkeling en haar taalontwikkeling. De school adviseert logopedie.
Bij [instantie] werken de ouders aan verbetering van hun onderlinge communicatie. Dit is enige tijd goed gegaan. Recentelijk zijn er twee gesprekken geëscaleerd. [instantie] gaat nu eerst met [minderjarige] praten.
Het is in het algemeen goed voor de ontwikkeling van een kind dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De GI ziet in deze zaak geen problemen tussen de ouders rondom het gezamenlijk gezag. Incidenten hebben zich niet voorgedaan.
3.7.
De raad heeft het hof geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De ouders zitten nog middenin een hulpverleningstraject. De uitkomst van dit traject is ongewis. Ook als het de ouders niet lukt om hun onderlinge communicatie te verbeteren, zijn er nog mogelijkheden voor gezamenlijk gezag. Zo is bij voorbeeld de schottenaanpak nog niet geprobeerd.
Oordeel van het hof
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.2.
Het hof stelt het volgende voorop.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar
nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze
beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.8.3.
Met de raad en de GI is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader om partijen gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] te belasten moet worden toegewezen.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders ook na het verbreken van hun relatie gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Aan de twee in de wet genoemde gronden
om het verzoek van de vader af te wijzen wordt in deze zaak niet voldaan. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Partijen hebben tot februari 2020 met [minderjarige] in gezinsverband samengewoond. De vader had toen nog niet het gezag over [minderjarige] , maar partijen hebben in die tijd wel samen voor [minderjarige] gezorgd en beslissingen over haar genomen. De stelling van de moeder dat zij destijds alleen de zorg voor [minderjarige] had, is door de vader gemotiveerd betwist en staat daarom niet vast.
Verder is gelet op de inhoud van de stukken aannemelijk dat er tijdens de relatie veel conflicten zijn geweest tussen partijen en dat [minderjarige] ook getuige is geweest van huiselijk geweld. Over ieders aandeel in het huiselijk geweld lopen de verklaringen van partijen echter uiteen. Onvoldoende is gebleken dat in de persoon van de vader contra-indicaties liggen om hem samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] te belasten.
Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat de vader zijn rol als ouder met gezag in het leven van [minderjarige] behoudt. Het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk dat zij, bij gezamenlijk gezag, het signaal krijgt dat haar beide ouders de belangrijke beslissingen over haar nemen. Partijen zijn nu bij [instantie] aan het werk om hun onderlinge communicatie en verstandhouding te verbeteren. Dit traject gaat niet altijd van een leien dakje, maar het traject loopt nog. De GI kan op de voortgang hiervan toezicht houden. Positief en in het belang van [minderjarige] is dat partijen er zonder hulp in zijn geslaagd om een contactregeling tussen de vader en [minderjarige] af te spreken. Er zijn soms wat strubbelingen, maar over het algemeen verloopt deze regeling behoorlijk. Gelet op deze situatie zijn er geen aanwijzingen dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders wanneer zij gezamenlijk gezag over haar uitoefenen.
Verder staat vast dat de moeder gezondheidsklachten heeft als gevolg van stress en spanningen. Het hof is er echter niet van overtuigd dat de spanningen bij de moeder alleen maar of vooral worden veroorzaakt doordat zij samen met de vader het gezag over [minderjarige] uitoefent. Dat de moeder een beperkte draagkracht heeft acht het hof juist een reden om ook de vader met het gezag over [minderjarige] te belasten. Bovendien is de GI, indien ook de vader het gezag heeft, beter in staat om hem aan te sturen bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] ; bijvoorbeeld door het geven van een schriftelijke aanwijzing.
Ten slotte is niet gebleken dat de vader, sinds hij samen met de moeder het gezag over [minderjarige] heeft, de moeder heeft belemmerd bij het nemen van beslissingen over [minderjarige] die voor het dagelijkse leven of voor haar veiligheid van belang zijn.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dan ook bekrachtigen. Voor aanhouding van de beslissing zoals de moeder subsidiair heeft verzocht ziet het hof geen aanleiding.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 maart 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het Centraal Gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.J.F. Manders en H.M.A.W. Erven en is op 23 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.