ECLI:NL:GHSHE:2021:3803

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.294.470_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorg- en opvoedingstaken in hoger beroep met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder over de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2017. De vader is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de zorgregeling was gewijzigd. De vader was het niet eens met de gewijzigde regeling en verzocht het hof om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De moeder heeft in haar verweerschrift verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, en heeft tevens incidenteel hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vader heeft aangegeven dat de eerdere afspraken over de zorgregeling niet meer uitvoerbaar zijn en dat de huidige regeling leidt tot conflicten tussen de ouders, wat nadelig is voor het kind. De moeder daarentegen stelt dat de afspraken niet tijdelijk waren en dat de vader niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek.

Uiteindelijk hebben de ouders tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over een nieuwe regeling voor de haal- en brengregeling van hun kind. Het hof heeft deze afspraken vastgelegd in de beschikking en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de weekendregeling. De nieuwe regeling houdt in dat de moeder en de vader om de beurt hun kind op vrijdag en zondag naar een afgesproken locatie brengen en ophalen. Het hof heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 december 2021
Zaaknummer: 200.294.470/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/364064 / FA RK 20-5217
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.R. Bissessur,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H. Kroon.
Deze zaak gaat over: [minderjarige] , geboren in [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2017.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De vader is het niet eens met de door de rechtbank gewijzigde zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
rechtbank Oost-Brabant van 18 februari 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 13 mei 2021, met producties, ingekomen bij het hof op 14 mei 2021, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en zo nodig met
verbetering van de gronden opnieuw rechtdoende alsnog een zorgregeling vast te stellen met inachtneming van de door de man opgeworpen grieven.
2.1.1.
Namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof het verzoek van de vader verduidelijkt in die zin dat de vader verzoekt te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld als volgt:
- primair: gedurende een weekend per veertien dagen verblijft [minderjarige] van vrijdagmiddag 11.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de vader, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de moeder in [woonplaats moeder] en de moeder [minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt;
- subsidiair: gedurende een weekend per veertien dagen verblijft [minderjarige] van vrijdagmiddag 11.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de vader, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de vader en de vader [minderjarige] op zondag bij de moeder thuisbrengt.
2.2.
Bij verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, van 7 juni 2021, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder primair verzocht de vader alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek voor zover dat betrekking heeft op de wijziging van de haal- en brengregeling, subsidiair het beroep van de vader ongegrond te verklaren en opnieuw rechtdoende de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep van 13 juli 2021, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader verzocht het incidentele hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en de overige verzoeken af te wijzen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 januari 2021, ingekomen bij het hof op 16 juli 2021.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [minderjarige] .
2.5.1.
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd.
2.5.2.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het door hem opgestelde stuk dat als bijlage bij het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek was ingediend in te trekken. Dit betekent dat dit stuk geen onderdeel uitmaakt van het procesdossier.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de vader en de moeder is geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ).
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.3.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .
3.4.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.5.
Bij beschikking van 21 februari 2020 heeft de rechtbank de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- [minderjarige] is bij de vader gedurende een weekeinde per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag 11.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt als hij in [woonplaats vader] is en waarbij de moeder [minderjarige] haalt of brengt als de vader in [plaats 1] is;
- op Moederdag is [minderjarige] bij moeder en op Vaderdag bij vader;
- tijdens de religieuze feestdagen van vader is [minderjarige] bij de vader en tijdens de religieuze feestdagen van de moeder is [minderjarige] bij de moeder;
- het ene jaar verblijft [minderjarige] op Eerste Kerstdag bij de moeder en de Tweede Kerstdag bij de vader en deze dagen worden vervolgens jaarlijks afgewisseld;
- het ene jaar verblijft [minderjarige] tijdens oud en nieuw bij de moeder en het jaar daarop bij de vader;
- de verdeling van de zorg tijdens de vakanties wordt in nader overleg bepaald.
3.6.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank de beschikking van 21 februari 2020 gewijzigd voor wat betreft het eindtijdstip op zondag en bepaald als volgt:
- gedurende één weekeinde per veertien dagen vanaf vrijdagmiddag 11.00 uur tot zondagavond 18.00 uur verblijft [minderjarige] bij de vader, waarbij de vader [minderjarige] haalt en brengt als hij in [woonplaats vader] is en waarbij de moeder [minderjarige] haalt of brengt als de vader in [plaats 1] is.
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.1.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan. De haal- en brengregeling die partijen eerder zijn overeengekomen was van tijdelijke aard. Inmiddels woont de man weer fulltime in [woonplaats vader] en past de regeling niet meer. De regeling is bovendien in praktische zin niet uitvoerbaar. Ook de moeder heeft een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het vervoer ten behoeve van de zorgregeling. De onenigheid over het halen en brengen zorgt voor ruzies tussen de ouders. [minderjarige] wordt hier de dupe van.
3.8.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan. De afspraken die zijn gemaakt over het halen en brengen waren niet van tijdelijke aard. De moeder voert in incidenteel hoger beroep aan dat de vader alsnog niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, omdat de wijziging van omstandigheden die de vader aanvoert in verband met zijn wisselingen in werkgevers niet als zodanig kunnen worden gekwalificeerd.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de ouders in het belang van hun zoon in onderling overleg tot een oplossing te komen.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden
voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a
lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of
onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling bij het hof hebben de moeder en de vader overeenstemming bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield. De ouders zijn de navolgende regeling overeengekomen:
  • de moeder brengt [minderjarige] het ene weekend op vrijdag om 15.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar zij [minderjarige] overdraagt aan de vader, en op zondag brengt de vader [minderjarige] om 18.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar de vader [minderjarige] overdraagt aan de moeder;
  • de moeder brengt [minderjarige] het andere weekend op vrijdag om 15.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar zij [minderjarige] overdraagt aan de vader, en op zondag brengt de vader [minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder in [woonplaats moeder] thuis.
3.10.3.
De ouders hebben het hof verzocht om deze afspraken vast te leggen in de te wijzen beschikking. Het hof zal aan dit verzoek tegemoet komen en beslissen zoals hierna in het dictum is opgenomen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
18 februari 2021, uitsluitend ten aanzien van de weekendregeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2021 voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
uitsluitend ten aanzien van de weekendregeling, en bepaalt als volgt:
  • de moeder brengt [minderjarige] het ene weekend op vrijdag om 15.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar zij [minderjarige] overdraagt aan de vader, en op zondag brengt de vader [minderjarige] om 18.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar de vader [minderjarige] overdraagt aan de moeder;
  • de moeder brengt [minderjarige] het andere weekend op vrijdag om 15.00 uur naar [plaats 2] (bij [locatie] naast de snelweg) waar zij [minderjarige] overdraagt aan de vader, en op zondag brengt de vader [minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder in [woonplaats moeder] thuis.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en M.L.F.J. Schyns en is op 23 december 2021 uitgesproken door mr. C.N.M. Antens in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.