Uitspraak
,
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te [vestigingsplaats] , de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.
- Ingeborg Sandig, h.o.d.n. Sandig Mediation , gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de bijzondere curator.
Raad voor de Kinderbescherming,
5.De beschikking van 7 mei 2020
6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de brief van de bijzondere curator d.d. 10 september 2020;
- de brief van de deskundige d.d. 8 december 2020;
- de email van de GI d.d. 16 februari 2021;
- het deskundigenbericht van D. Pront d.d. 9 maart 2021;
- het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 26 maart 2021;
- het verslag van de bijzondere curator I. Sandig d.d. 25 mei 2021;
- het V5-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 31 mei 2021;
- het V5-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 1 juni 2021;
- de brief van de raad d.d. 8 juni 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 25 juni 2021;
- het V5-formulier van de advocaat van de vader d.d. 8 juli 2021;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 9 juli 2021;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 30 juli 2021;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 5 oktober 2021;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 15 oktober 2021;
- de brief van de GI met bijlage d.d. 4 november 2021;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 november 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 5 november 2021;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 8 november 2021.
7.De verdere beoordeling
Het valt de bijzondere curator op dat de ouders ieder een andere beleving hebben over hoe het met de kinderen gaat. De vader vindt, net als de begeleider van de contacten tussen hem en [minderjarige 2] , dat het goed met [minderjarige 2] gaat, terwijl er bij de moeder juist veel zorgen zijn over [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vader. Ook [minderjarige 1] heeft in een gesprek met de GI en de bijzondere curator aangegeven dat [minderjarige 2] goed functioneert in de thuissituatie van de vader en dat [minderjarige 2] het bij de vader naar zijn zin heeft. [minderjarige 2] zou volgens [minderjarige 1] na een bezoek aan de vader niet anders reageren dan na een andere activiteit.