ECLI:NL:GHSHE:2021:3788

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
20-000855-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugsbezit en bezit van pepperspray met beperkte hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van mishandeling met voorbedachten rade, maar in hoger beroep werd hij veroordeeld voor het bezit van drugs en pepperspray. Het hof heeft de verdachte ter zake van drugsbezit (feit 2) en het bezit van pepperspray (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hoger beroep was beperkt tot de feiten 2 en 3, aangezien de officier van justitie zijn hoger beroep had ingetrokken. De verdachte had in eerste aanleg een vrijspraak gekregen voor feit 1, de mishandeling. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor deze feiten. De beslissing om de straf te beperken tot de duur van het voorarrest is genomen in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die recentelijk een behandeling voor zijn verslavingsproblematiek had afgerond. Het hof heeft de op te leggen straf gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de risico's die het bezit van harddrugs en een wapen met zich meebrengt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000855-20
Uitspraak : 21 december 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 5 maart 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-800571-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder 1. ten laste werd gelegd en ter zake van het:
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod; en
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd -:
- een meldplicht bij Reclassering Nederland te [woonplaats] ;
- verplichte medewerking aan een onderzoek (zoals een verdiepingsonderzoek door Novadic-Kentron) en een eventuele behandeling.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft bij akte van 4 juni 2021 het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken, zodat uitsluitend het hoger beroep van de verdachte aan de orde is.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de aanvulling op akte rechtsmiddel d.d. 19 maart 2020 heeft de verdachte het hoger beroep beperkt ingesteld tegen de feiten 2 en 3. In eerste aanleg was nog aan de orde het tenlastegelegde onder feit 1, te weten de verdenking van mishandeling met voorbedachten rade van meerdere personen door pepperspray te verspreiden in een horecagelegenheid. Verdachte is hiervan in eerste aanleg vrijgesproken.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en te dien aanzien opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd, echter zonder het stellen van bijzondere voorwaarden.
De verdediging heeft:
  • zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het onder 2 en het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof:
  • met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, te weten: 41 dagen, subsidiair in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar zonder bijzondere voorwaarde(n).
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan de orde in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te [woonplaats] opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan de [adres] ), (in totaal) ongeveer 117 zogenoemde XTC pillen, bevattende (o.a.) MDMA en/of 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) zijnde MDMA en/of 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te [woonplaats] een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje met pepperspray (CS gas) (merk Pfeffer KO JET), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. en 3. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 13 oktober 2018 te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning aan de [adres] , 117 pillen, bevattende (o.a.) MDMA en/of 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) zijnde MDMA en 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 13 oktober 2018 te [woonplaats] een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje met pepperspray (CS gas) (merk Pfeffer KO JET), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2. bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3. bewezenverklaarde levert op:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijk strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat harddrugs als vermeld in de bewezenverklaring onder 2., eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren;
  • de omstandigheid dat de verdachte, zoals onder 3. bewezen is verklaard, een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje met pepperspray, voorhanden heeft gehad, hetgeen aanzienlijke veiligheidsrisico's met zich brengt en om die reden een maatschappelijk kwaad vormt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2021, waaruit blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld, maar niet ter zake van feiten als de onderhavige;
  • de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Advies- & Toezichtunit 2 Zuid, d.d. 10 januari 2019, opgemaakt door mevrouw [naam] , reclasseringswerker;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, te weten de omstandigheden dat hij met goed gevolg een behandeling heeft afgerond (bij de instelling [naam] ’) in verband met zijn verslavingsproblematiek en daarna uit eigen beweging aansluitende psychologische behandeling heeft gevolgd (bij de instelling ‘ [naam] ’) en voorts dat hij werkzaam is als zzp’er en/of als huisvuilbelader (middels tussenkomst van uitzendbureau [naam] bij [naam] .
Het hof is van oordeel dat, gelet op al het voorgaande, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op de in gunstige zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte, die intrinsiek gemotiveerd lijkt om zijn verslavingsverleden achter zich te laten, is het hof van oordeel dat moet worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Het hof ziet – anders dan de advocaat-generaal – geen redenen aan verdachte een aanvullende voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2. en 3. tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 2. en 3. bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
41 (eenenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. J.W.E. Luiten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 21 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Meijde is wegens afwezigheid buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.