Uit het stelsel van de wet volgt dat [geïntimeerde] een redelijke termijn moest krijgen om gebreken te herstellen, indien er gebreken waren en hij verplicht was om die te herstellen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] deze redelijke termijn niet aan [geïntimeerde] heeft gegeven en heeft de vorderingen van [appellant] om die reden afgewezen. De kantonrechter heeft daarover onder meer overwogen:
‘Geoordeeld wordt dat uit de overgelegde WhatsAppcorrespondentie niet blijkt dat [appellant]
[handelsnaam] in de gelegenheid heeft gesteld om de gebreken te herstellen. Uit de
berichten blijkt enkel dat hij aan [handelsnaam] mededeelt dat er problemen zijn
aan de auto, dat hij bij andere garages is geweest en dat hij de kosten voor herstel wil delen
met [handelsnaam]. Daarbij blijkt ook uit de apps dat [appellant] al betaald heeft voor
reparaties en deze dus al uitgevoerd waren toen hij [handelsnaam] benaderde.
[appellant] schrijft immers “
Ik heb nu 189 euro betaald voor reparatie en moet terug de kosten
gaan omhoog koelvloeistof blijft zakken“. Met betrekking tot de gebreken die in augustus
2019 aan het licht zijn gekomen heeft [handelsnaam] ter zitting aangegeven dat
partijen hier telefonisch contact over hebben gehad en dat [handelsnaam]
aangeboden heeft dat [appellant] de auto zou brengen zodat zijn vaste garage de auto kan
nakijken. [appellant] heeft ter zitting aangegeven dat hij niet op dit aanbod ingegaan is omdat
[handelsnaam] niet de garantie wilde geven dat de auto hersteld zou worden. De
kantonrechter is van oordeel dat niet van [handelsnaam] verwacht kan worden dat
hij een garantie zou afgeven dat de auto gerepareerd zou worden zonder dat duidelijk was
wat er precies aan de hand was met de auto. Het aanbod om de auto te laten controleren
door zijn vaste garage en daarna verder te kijken hoe het opgelost zou worden is een redelijk
aanbod. Ook met betrekking tot de gebreken in augustus is daarom duidelijk dat [appellant]
[handelsnaam] niet de kans heeft gegeven om het gebrek te herstellen.’