ECLI:NL:GHSHE:2021:3767

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
000958-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek voorlopige hechtenis in zaak van poging doodslag op agenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank, waarbij het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte werd afgewezen. De verdachte, die veertien maanden in voorarrest heeft gezeten, werd beschuldigd van poging doodslag op twee agenten tijdens een achtervolging op de snelweg. De raadsvrouw van de verdachte betoogde dat door het tijdsverloop geen maatschappelijke onrust meer zou ontstaan bij vrijlating van de verdachte. Het hof oordeelde echter dat er, ondanks het tijdsverloop, nog steeds sprake was van een geschokte rechtsorde. Het hof benadrukte dat de ernst van de feiten en de rol van de politie in de samenleving een belangrijke rol spelen in de beoordeling van de voorlopige hechtenis. Het hof concludeerde dat de vrijlating van de verdachte zou kunnen leiden tot onbegrip en onacceptabel gedrag van de samenleving, en dat er bovendien gevaar voor herhaling bestond gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof wees het hoger beroep af en bevestigde de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank [plaats] van [datum] , waarbij namens:

[naam verdachte]

geboren [datum] te [plaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
thans verblijvende in [plaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank [plaats] van [datum] , bij welke beslissing het verzoek tot opheffing van de aan [naam verdachte] opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M. Schwab.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten primair poging doodslag op twee agenten, subsidiair poging tot het toebrengen aan twee agenten van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair bedreiging met een misdrijf gericht tegen het leven van twee agenten. In de kern komt het verwijt er op neer dat verdachte tijdens een achtervolging op de snelweg na het negeren van een stopteken door de politie, geprobeerd heeft met hoge snelheid onder het begaan van meer verkeersovertredingen zich te onttrekken aan aanhouding. Daarbij zou verdachte rijdend met een snelheid van ongeveer 190 kilometer per uur een plotse stuurbeweging hebben gemaakt om zo een voertuig van de politie van de weg en in de vangrail te drukken.
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake het primair aan verdachte verweten feit. Het hof verwijst naar de aangiften, naar de verklaringen van getuigen, en naar de processen-verbaal van bevindingen onder meer met betrekking tot de schade aan de voertuigen van verdachte en de agenten van politie.
Hetgeen verdachte wordt verweten is een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving 12 jaar of meer gevangenisstraf op staat en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.
Door de raadsvrouw is betoogd dat er door tijdsverloop thans geen sprake meer is van maatschappelijke onrust wanneer de verdachte zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten. Verachte zit inmiddels veertien maanden voor deze zaak vast en door dat tijdsverloop is niet meer te verwachten dat er door de vrijlating van verdachte nog maatschappelijke onrust zal ontstaan.
Het hof overweegt als volgt.
De wet kent als een van de gronden voor voorlopige hechtenis de zogenaamde schokgrond bij een verwijt van een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat. Het gaat hier om een cumulatieve eis in de zin dat er zowel sprake moet zijn van een strafbaar feit waar naar de wettelijke omschrijving twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat en er moet tevens sprake zijn van een geschokte rechtsorde. Wat onder een geschokte rechtsorde moet worden verstaan is door de wetgever niet omschreven maar algemeen lijkt te zijn aangenomen dat het moet gaan om een situatie waarbij gelet op de feiten en omstandigheden waaronder het aan verdachte verweten strafbaar feit zou zijn gepleegd, het in strijd zou zijn met de geldende rechtsopvatting dat de verdachte zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten, althans dat het in strijd zou zijn met de geldende rechtsopvatting wanneer de verdachte niet onverwijld in voorarrest zou worden genomen en voorlopig gehouden.
Het gaat hier naar het oordeel van het hof om een lichtere toets dan vereist bij wat in het EVRM wordt verstaan onder social disturbance. Alsdan gaat het om de vraag of gelet op de feiten en omstandigheden waaronder het aan de verdachte verweten feit zou zijn gepleegd, de vrijlating van verdachte teneinde zijn berechting in vrijheid af te wachten, tot maatschappelijke onrust zou kunnen leiden omdat het voor de samenleving niet te begrijpen zou zijn en door die samenleving ook niet geaccepteerd zou worden wanneer de verdachte zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten dan wel verdachte niet onverwijld in voorarrest zou worden genomen en voorlopig gehouden. Dat zou dan, zoals gezegd, tot maatschappelijke onrust kunnen leiden.
De geschokte rechtsorde kan maar hoeft niet samen te vallen met verwachte maatschappelijke onrust.
Een van de aspecten die bij de geschokte rechtsorde een rol kunnen spelen is het tijdsverloop. Door tijdsverloop kan immers de schok die de rechtsorde heeft opgelopen getemperd worden doordat die schok enigermate verdampt. Bij de beoordeling daarvan gaat het om een inschatting waarbij de ernst van het feit, de feiten en omstandigheden waaronder het feit zou zijn gepleegd, alsmede de plaats en rol van eventuele slachtoffers of nabestaanden een rol spelen. Ook kan daarbij van belang zijn of de nationale en of de lokale media en de social media een rol van betekenis hebben gespeeld. Meer in het bijzonder kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen het macro- en het microniveau in die zin dat in plaats van landelijke aandacht er ook een rol kan zijn weggelegd voor lokale en social media die betrekking hebben op een kleinere kring van betrokkenen of belangstellenden.
In de onderhavige zaak is door de verdediging betoogd dat er door tijdsverloop geen sprake meer zal zijn van maatschappelijke onrust. Het hof verstaat het verweer aldus dat er geen sprake meer zou zijn van een geschokte rechtsorde.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in deze zaak ook na een tijdsverloop van ruim een jaar, er nog steeds gesproken kan worden van een geschokte rechtsorde. Zo er al sprake is van enige verdamping, dan geldt dat niet voor degenen die slachtoffer zijn van het strafbaar feit dat verdachte wordt verweten en evenmin voor de politie als geheel.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt en ter zake waarvan jegens verdachte ernstige bezwaren bestaan betreft een poging doodslag op twee agenten in de rechtmatige bediening van hun functie. Het zou naar het oordeel van het hof in strijd zijn met de geldende rechtsopvatting wanneer de verdachte thans zijn berechting in vrijheid zou mogen afwachten nu naar de inschatting van het hof dat bij de agenten op wie de aanslag op hun leven zou zijn gepleegd en bij de politie als organisatie tot een groot gevoel van onbehagen zou kunnen leiden. Gelet op de taak waar de politie voor staat en welke taak doorgaans in de frontlinie moet worden uitgevoerd, zou vrijlating van verdachte thans bij de politie tevens de indruk kunnen wekken dat de politie onvoldoende beschermd wordt in de uitoefening van haar taak, namelijk het handhaven van de rechtsorde. Nu de politie een wezenlijk onderdeel vormt van onze rechtsorde is het hof van oordeel dat ook thans nog sprake is van een ernstig geschokte rechtsorde en het hof verwerpt het namens verdachte gevoerde verweer.
Er is naar het oordeel van het hof ook sprake van gevaar voor herhaling. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen, onder meer voor vermogensdelicten en voor geweld, en is daar ook meermalen voor veroordeeld. Nu bestaan er ernstige bezwaren jegens verdachte ter zake poging doodslag. Verdachte is er kennelijk niet voor teruggeschrokken om het leven van een of meer anderen in gevaar te brengen kennelijk alleen voor eigen gewin. Verdachte lijkt gelet op eerdere veroordelingen enigermate resistent voor optreden van politie en justitie en uit een en ander leidt het hof af dat verdachte beschikt over een mentaliteit waarin weinig of geen ruimte is voor algemeen in onze samenleving aanvaarde normen en waarden, zoals respect voor andermans lijf en goed. Dat alles doet ernstig vrezen voor herhaling.
Het hof wijst af het beroep.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beslissing waarvan beroep.
Aldus gedaan op 13 december 2021
door mr. E.A.A.M. Pfeil, voorzitter, mr. G.P.M.F. Mols en mr. J.P.F. Rijken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S.J.H. van Beekveld, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 9 december 2021
Gezien d.d.
De directeur van de [plaats]