ECLI:NL:GHSHE:2021:3755

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
200.270.296_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verdeling van de zorgregeling voor minderjarigen in een echtscheidingsprocedure met beschuldigingen van mishandeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van een echtscheidingsprocedure tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een contactregeling vast te stellen. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft de verzoeken van de moeder betwist en verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De ouders zijn in een heftige strijd verwikkeld, waarbij beschuldigingen van mishandeling over en weer worden geuit. De kinderen staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant en de Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandelingen de zorgen van beide ouders over de veiligheid van de kinderen gehoord en heeft vastgesteld dat er een loyaliteitsconflict is ontstaan. Het hof heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen te behartigen en om meer informatie te verkrijgen over de situatie van de kinderen. De bijzondere curator zal de ouders adviseren over de contactregeling en de benodigde hulpverlening. De zaak is aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 december 2021
Zaaknummer: 200.270.296/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/330726 / FA RK 18-659
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Poort-van der Meeren,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C. Trovatello.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant (hierna: de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 6 december 2019, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking – naar het hof begrijpt – te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de moeder te bepalen;
  • te bepalen dat de moeder recht heeft op contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende alle oneven weken, waarbij als moment van overdracht heeft te gelden maandag om 8.30 uur, waarbij de ouder bij wie de kinderen verbleven hen naar school brengt (zo lang [minderjarige 2] niet naar school gaat wordt zij naar de nadere ouder gebracht op dat tijdstip), alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen, althans een zodanige beslissing te nemen welke het hof juist acht,
kosten rechtens.
2.1.2.
Bij na te noemen bericht van 9 juli 2021 heeft de moeder haar verzoek gewijzigd c.q. aangevuld en verzocht een contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen altijd op maandag en dinsdag bij de vader verblijven, altijd op woensdag en donderdag bij de moeder en in het weekend (inclusief de vrijdag) om en om bij ieder van de ouders en verder zoals in dit bericht is weergegeven.
2.2.1.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 16 januari 2020, heeft de vader verzocht de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans haar beroep als ongegrond en/of niet bewezen te ontzeggen en voormelde beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.2.2.
Bij na te noemen bericht van 12 juli 2021 heeft de vader verzocht een contactregeling vast te stellen waarbij de kinderen bij de moeder verblijven eenmaal per veertien dagen van vrijdag om 14.45 uur tot zaterdag om 18.00 uur, alsmede iedere maandag van 8.30 uur tot dinsdag 18.00 uur, en verder zoals in dit bericht is weergegeven.
2.3.1.
De eerste mondelinge behandeling – waarvan een verkort proces-verbaal is opgemaakt – heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Poort-van der Meeren;
  • de vader, bijgestaan door mr. Trovatello;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.3.2.
Het vervolg van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Poort-van der Meeren;
  • de vader, bijgestaan door mr. Trovatello;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 2] ;
  • wegens de RIVM-maatregelen rondom COVID-19 (coronavirus) door middel van verbinding met videobeeld de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 3] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 augustus 2018;
  • de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 1 oktober 2020;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 1 oktober 2020;
  • de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 8 oktober 2020;
  • het verkort proces-verbaal van voormelde mondelinge behandeling gehouden op 13 oktober 2020;
  • de brief van de GI d.d. 8 januari 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 25 januari 2021;
  • de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 25 januari 2021;
  • de brief van de GI d.d. 29 juni 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 9 juli 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 12 juli 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 21 oktober 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 28 oktober 2021;
  • de brief met bijlagen van de GI d.d. 1 november 2021;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 4 november 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 16 augustus 2018 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 16 augustus 2022.
3.3.
Bij beschikking van 13 september 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig bij de vader bepaald en een voorlopige contactregeling tussen de moeder en de kinderen vastgesteld, zoals in die beschikking is weergegeven.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
  • het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader bepaald;
  • inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de kinderen een contactregeling vastgesteld inhoudende dat de moeder gerechtigd is tot contact met de kinderen:
  • gedurende in ieder geval een middag per week van 12.00 uur tot 18.00 uur, waarbij het netwerk van de moeder bij alle bezoeken 100% aanwezig is en de overdracht zal plaatsvinden op locatie [locatie] ;
  • waarbij voor het overige de verdere uitbreiding van de contacten tussen de moeder en de kinderen op een nader door de GI te bepalen wijze moet worden vormgegeven en beide ouders daaraan hun volledige medewerking dienen te geven.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2020, kort samengevat, het volgende aan.
Bij de moeder is geen sprake van een stoornis binnen het autistisch spectrum of een persoonlijkheidsstoornis. De problemen in de agressieregulatie die de moeder heeft gekend, komen niet door persoonlijkheidsproblematiek maar lijken situationeel te zijn bepaald. Het zijn uitingen van onmacht en van coping die tekort schoot. Doordat de moeder sinds de geboorte van [minderjarige 1] langzaam overbelast en uitgeput is geraakt, had zij moeite met het reguleren van haar emoties en is zij een paar keer erg boos geworden in het bijzijn van de kinderen.
De moeder wil de zorg voor de kinderen met de vader delen in de vorm van een co-ouderschap. De huidige contactregeling is te summier voor een goede en gezonde hechting. De kinderen zijn toe aan een volgende stap en zij willen graag bij de moeder slapen. Tussen de moeder en de kinderen vindt nu geen normaal contact plaats, omdat er altijd iemand bij aanwezig is en de vader de kinderen het gevoel geeft dat zij bij de moeder op visite gaan. Volgens de professionals hoeft het contact niet meer begeleid plaats te vinden. De vader belast de kinderen door zijn gevoelens over de moeder met hen te delen en hen geen echte toestemming te geven om bij de moeder te zijn. De vader werkt niet mee aan de omgang.
Uit onderzoek is gebleken dat de blauwe plek, waarvan de vader bij Veilig Thuis een melding heeft gedaan, niet is ontstaan tijdens een omgangsmoment met de moeder. De vader moet de kinderen leren loslaten en het vertrouwen in de moeder herwinnen. De inzet van de schottenaanpak is een goed plan.
3.7.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2020, kort samengevat, het volgende aan.
Er zijn veel incidenten geweest. Het is zorgelijk dat de moeder de mishandelingen (van de vader en later ook van de kinderen) nu ontkent en bagatelliseert. Zij heeft haar gedrag wel erkend bij Veilig Thuis, [instantie 1] en [instantie 2] . De [GGZ] heeft vastgesteld dat de moeder spanningen opbouwt en dat zij kan exploderen.
De vader maakt zich zorgen om de veiligheid van de kinderen als zij bij de moeder zijn. Onvoorspelbare situaties kunnen bij de moeder nog steeds voor ontploffingen zorgen. Dit zorgt voor traumatische ervaringen bij de kinderen. Van Veilig Thuis mocht de moeder niet bij de kinderen blijven, omdat zij niet in staat was haar agressie te reguleren. De GI vindt het nog noodzakelijk dat de omgang wordt begeleid. Met de GI moet gewerkt worden aan een opbouw van de contactregeling. Wat de mogelijkheden voor een definitieve contactregeling zijn kan nu nog niet beoordeeld worden. De vader kan de kinderen wel degelijk emotionele toestemming geven voor contact met de moeder. Hij werkt ook mee aan de door de GI voorgestelde contactregeling. Doordat het contact nu wordt begeleid door het netwerk van de moeder, verlopen de overdrachtsmomenten moeilijker.
De vader blijft niet in het verleden hangen. Hij heeft allerlei hulp gezocht. Hij wil dat de kinderen op termijn bij de moeder gaan overnachten, maar hij kijkt wel naar de signalen van de kinderen. De inzet van de schottenaanpak is wenselijk.
3.8.
De raad brengt tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2020, kort samengevat, het volgende naar voren.
De vader is meerdere malen geadviseerd om hulpverlening te zoeken, maar heeft dat niet gedaan. Hij blijft in het verleden hangen en dat is een blok aan het been van de kinderen. De vader zet hierdoor niet de benodigde stappen, waardoor niet verder wordt gekomen. Aan de kant van de moeder worden wel stappen gezet. Vanuit de kinderen is er geen beletsel om de volgende stap te zetten. Er moet een volgende stap worden gezet. De raad adviseert de GI om een volgende stap te zetten en hierbij eventueel meer druk uit te oefenen.
3.9.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2020, kort samengevat, het volgende naar voren.
Bij de vader bestaat weinig ruimte om het beeld van de moeder bij te stellen op basis van alle positieve ontwikkelingen die zij de afgelopen periode heeft laten zien. Gelet op de zorgen in het verleden is dat begrijpelijk, maar de omgang tussen de moeder en de kinderen stagneert hierdoor. De GI vraagt zich af wat de gevolgen hiervan zijn voor de hechting tussen de kinderen en de moeder. Het is belangrijk dat de vader aan de kinderen emotionele toestemming geeft voor het contact met de moeder. Het is de vraag in hoeverre zaken echt vanuit de kinderen komen. De school ziet geen bijzonderheden in het gedrag van de kinderen. Het traject bij [instantie 3] is recent opgestart.
3.10.
Tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling op 13 oktober 2020 zijn de ouders met de GI, kort samengevat, het volgende overeengekomen. De contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt onder regie van de GI als volgt wordt uitgebreid:
  • het netwerk van de moeder trekt zich geleidelijk wat meer terug bij de omgangsmomenten; aan het einde van ieder omgangsmoment sluit een ambulant hulpverlener aan om te kijken hoe het met de kinderen en de moeder gaat; het netwerk van de moeder is hierbij niet aanwezig; de verdere uitbreiding wordt door de GI bepaald na overleg met de ambulant hulpverlener, afhankelijk van de bevindingen van de ambulant hulpverlener;
  • tenzij er uit het gesprek tussen de GI met de school signalen blijken om dit niet te doen, zal de moeder iedere woensdag en iedere vrijdag de kinderen uit school halen als begin van het contactmoment; na afloop van de contactmomenten worden de kinderen in aanwezigheid van het netwerk van de moeder op een neutrale locatie overgedragen aan de vader;
  • afhankelijk van hoe voorgaande uitbreiding verloopt, zullen de kinderen na deze periode van uitbreiding op vrijdag bij de moeder gaan logeren; na dit logeermoment gaan de kinderen op zaterdagochtend terug naar de vader onder begeleiding van iemand van het netwerk van de moeder waarbij de overdracht op een neutrale locatie plaatsvindt;
  • de communicatie tussen de ouders vindt voortaan plaats via een heen-en-weer-schriftje dat met de kinderen meegaat en waarin de ouders elkaar op neutrale wijze informeren over eventuele bijzonderheden over hoe het met de kinderen is gegaan in de tijd dat ze bij de ene ouder zijn geweest; de richtlijn is dat de lengte van dit bericht één behoorlijke alinea is (niet pagina’s vol);
  • indien de ouders samen een belangrijke beslissing moeten nemen over de kinderen (gedacht kan worden aan medische behandelingen of sportaangelegenheden) die niet geschikt zijn voor het heen-en-weer-schriftje, zoekt de ouder die het aan gaat contact met de GI; de GI zal de kwestie dan met de andere ouder bespreken; via de GI zullen de ouders zo tot een besluit geraken.
Het hof heeft de mondelinge behandeling aangehouden tot 13 januari 2021 in afwachting van de berichten van de GI over het verloop van de uitbreiding van de contactmomenten.
3.11.
De GI brengt in voormeld bericht van 8 januari 2021, kort samengevat, het volgende naar voren.
De aanwezigheid van het netwerk van de moeder bij de omgangsmomenten is afgebouwd. De vader staat niet achter de snelle afbouw van de omgangsbegeleiding, maar hij werkt wel mee aan de omgang. De moeder wordt na afloop van de omgang door de ambulant hulpverlener geobserveerd aan de hand van door de GI gegeven kaders om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De kinderen worden na afloop van de omgang door de ambulant hulpverlener bij de vader thuis geobserveerd vanwege door de vader genoemde zorgen over de kinderen als zij bij de moeder zijn geweest. De kinderen hebben op 30 december 2020 voor het eerst bij de moeder gelogeerd. Volgens de ambulant hulpverlener heeft de moeder voldoende draagkracht en biedt zij de kinderen de benodigde veiligheid. De moeder krijgt steeds meer een opvoedrelatie met de kinderen. De moeder stelt zich open, kwetsbaar en leerbaar op ten opzichte van hulpverlening. Via Veilig Thuis is een zorgmelding ontvangen van de praktijkondersteuner van de huisarts, welke zorg is gebaseerd op informatie vanuit de vader en overeenkomt met eerder door de vader geuite zorgen.
Op basis van de observaties van de ambulant hulpverlener is de GI, anders dan de school, van mening dat het ophalen van de kinderen door de moeder op school niet voor onveiligheid bij de kinderen zal zorgen. De moeder heeft nagedacht hoe het ophaalmoment zo prettig mogelijk voor de kinderen kan verlopen en haar netwerk is voor de zekerheid aanwezig. Inmiddels haalt de moeder de kinderen op school op en dit verloopt positief.
Er is hulpverlening van [instantie 3] ingezet gericht op parallel ouderschap, waarbij iedere ouder zich op zijn eigen huishouden en opvoedsituatie moet richten, wat nog onvoldoende lukt. De vader heeft onvoldoende vertrouwen in de moeder in relatie tot de veiligheid van de kinderen. Er wordt onderzocht wat de vader nodig heeft om meer vertrouwen in de moeder te krijgen. Het werken met het schriftje leidt tot minder discussies en spanningen tussen de ouders. Het lukt de ouders nog niet om via de GI overeenstemming te bereiken over gezagsbeslissingen.
Vanaf januari 2021 wordt een kindercoach voor de kinderen ingezet. Volgens de school en de GGD moet een zwaardere vorm van hulpverlening worden ingezet. De GI wil eerst starten met de kindercoach en eventueel opschalen, wat [instantie 3] een goede volgorde vindt.
Of de door de moeder verzochte 50/50-regeling passend is, is nog niet duidelijk. De logeermomenten worden uitgebreid. De GI gaat in overleg met de ouders en [instantie 3] kijken welke contactregeling uiteindelijk passend zal zijn.
De GI verzoekt de zaak aan te houden voor zes maanden.
3.12.
De moeder voert in voormeld bericht van 25 januari 2021, kort samengevat, het volgende aan.
Het is nog niet helder welke contactregeling uiteindelijk uitvoerbaar zal zijn voor de kinderen en de ouders. De moeder is het dan ook eens met aanhouding van de zaak. Wel moet de routekaart concreter worden uitgestippeld, op de wijze zoals weergegeven in het bericht, en dit moet worden vastgelegd in een tussenbeschikking. Het onbegeleid contact tussen de moeder en de kinderen verloopt goed en de kinderen en de moeder zijn toe aan een uitbreiding hiervan. De GI wil eerst de gesprekken rondom het parallel ouderschap afwachten. Dit traject loopt echter vertraging op, wat niet in het belang van de kinderen is.
3.13.
De vader voert in voormeld bericht van 25 januari 2021, kort samengevat, het volgende aan.
De vader stemt in met aanhouding van de zaak.
De vader hoeft niet tot in detail geïnformeerd te worden over de veiligheidsafspraken die betrekking hebben op de situatie bij de moeder maar hij wil wel de hoofdlijnen van het veiligheidsplan ontvangen. Het is niet redelijk om vertrouwen te vragen zonder informatie hierover met de vader te delen. Het gaat hierbij niet om vertrouwen in de moeder, maar om vertrouwen in de kwaliteit van de borging van de veiligheid. De vader heeft ernstige zorgen rondom de kinderen. De huisarts, en niet de praktijkondersteuner, heeft een zorgmelding bij Veilig Thuis gedaan, nadat de huisarts bepaalde zaken had geconstateerd. De GI heeft het niet met de huisarts besproken en neemt de melding dus niet serieus, wat alarmerend is.
Aan de begeleider van de vader bij [instantie 3] is niet gevraagd te onderzoeken wat de vader nodig heeft om meer vertrouwen te krijgen in de moeder. Hij beschikt ook niet over de zorgmeldingen en de adviezen van hulpverlening.
De GI geeft een onevenwichtig beeld van de adviezen die gegeven zijn over de hulpverlening voor de kinderen. Met de begeleider van de vader bij [instantie 3] is niet besproken of een kindercoach het meest passend is. De echtscheidingshulpverlener van [instantie 3] heeft aangegeven niet te kunnen zeggen of intensievere hulpverlening dan een kindercoach nodig is.
3.14.
Het hof heeft de zaak vervolgens aangehouden tot 2 juli 2021 in afwachting van de berichten van de GI over het verloop van de contactmomenten.
3.15.
De GI brengt in voormeld bericht van 29 juni 2021, kort samengevat, het volgende naar voren.
Wat in voormeld bericht van 8 januari 2021 staat vermeld is nog grotendeels actueel.
Over een passende contactregeling kunnen de ouders geen overeenstemming bereiken omdat hun visies dermate uiteen liggen. Binnen het traject parallel ouderschap zal bekeken worden waarover wel overeenstemming bereikt kan worden en zal worden gewerkt aan het richten op eigen ouderschap. Het traject bij [instantie 3] wordt voortgezet.
Het contact tussen de moeder en de kinderen verloopt positief. De kinderen slapen bij de moeder en zij zit nu echt in haar opvoedrol. De ambulant hulpverlener heeft vertrouwen in de opvoeding en de zorg van de moeder ten aanzien van de kinderen. Volgens de ambulant hulpverlener komt de moeder erg stabiel en rustig over op de kinderen. Er worden geen signalen van onveiligheid gezien en de kinderen wekken een ontspannen indruk bij de moeder. De omgang gaat uitgebreid worden met een doordeweekse overnachting.
Omdat de GGD en de school hebben aangegeven dat de inzet van een kindercoach te minimaal is, is gekozen voor een traject bij de [GGZ] . De [GGZ] heeft aangegeven geen hulpverleningsaanbod voor de kinderen of het systeem te hebben omdat de ouders niet in staat zijn constructief samen te werken en hun visies te veel verschillen. De [GGZ] adviseert het KUK-traject.
Op basis van meldingen van de vader over de veiligheidssituatie van de kinderen heeft de wethouder Veilig Thuis verzocht onderzoek te doen.
Voor de kinderen en de ouders is het belangrijk dat duidelijk wordt naar welke contactregeling toegewerkt kan worden. De GI ziet geen aanleiding om de ouders niet evenveel contact met de kinderen te laten hebben. Het hof wordt gevraagd hierover een beslissing te nemen. Tevens verzoekt de GI een tijdspad vast te stellen waarin contactregeling gerealiseerd moet zijn.
3.16.
De moeder voert in voormeld bericht van 9 juli 2021, kort samengevat, het volgende aan.
Vanwege de weerstand van de vader is het van belang dat het hof knopen doorhakt over de uitbreiding van de contactregeling. De moeder heeft zeer gedegen nagedacht over de door haar verzochte verdere invulling van de zorgverdeling en het ouderschapsplan.
3.17.
De vader voert in voormeld bericht van 12 juli 2021, kort samengevat, het volgende aan.
Er moet duidelijkheid komen over de uiteindelijke contactregeling door middel van een beslissing van het hof.
De reële zorgen van de vader welke voortvloeien uit allerlei incidenten in de bejegening van de kinderen door de moeder, die hebben plaatsgevonden, worden volledig genegeerd. Op de zorgmeldingen van de vader komt vanuit de GI altijd het antwoord dat het veilig is bij de moeder, zulks zonder enige nadere uitleg. De ambulant hulpverlener is niet aanwezig bij de incidenten en beoordeelt de situatie zonder het raadplegen van onafhankelijke derden. Het verhaal van de moeder staat haaks op de heldere uitleg van de kinderen. Bij Veilig Thuis blijven zorgmeldingen binnenkomen, van onder meer van de huisarts van de ouders, over mogelijke fysieke kindermishandeling. Door de GI wordt niet adequaat gereageerd op de zorgmeldingen. Vanuit de gemeente [gemeente] is het besluit genomen dat Veilig Thuis mee gaat kijken bij het in kaart brengen en wegen van signalen van onveiligheid met betrekking tot de kinderen.
Bij [instantie 3] zijn wel degelijk zorgsignalen aanwezig. Volgens zijn begeleider bij [instantie 3] toont de vader inzicht in het belang voor de kinderen van onbelast contact met beide ouders, wil de vader de kinderen hierin in principe ondersteunen en stelt hij zich naar de kinderen toe neutraal op. Bij de vader is onvoldoende draagkracht voor en vertrouwen in het ouderschapsplan zoals dat wordt vormgegeven.
De vader wordt genegeerd en wordt niet betrokken bij de uitbreidingen van de omgang. De vader werkt wel mee aan de uitbreidingen van de omgang. Ondanks de uitbreiding van de contactregeling zijn de zorgen niet minder geworden. Het is voor de vader nog altijd niet duidelijk op welke wijze de veiligheid van de kinderen wordt geborgd. Bij de moeder vinden nog regelmatig grensoverschrijdende incidenten plaats en de contactmomenten zijn soms te lang voor de kinderen. Een contactregeling die een gelijkwaardige verdeling van de tijd inhoudt, is niet in het belang van de kinderen.
3.18.
De moeder voert, in aanvulling op het voorgaande, tijdens de mondelinge behandeling van 8 november 2021, kort samengevat, het volgende aan.
De ouders werken nog aan parallel ouderschap.
Zodra er een belangrijk beslismoment aankomt, worden door de vader zorgmeldingen gedaan en neemt hij de kinderen mee naar de huisarts en de GGD. De moeder maakt zich zorgen over het welzijn van de kinderen. Zij worden door de vader in een loyaliteitsconflict gebracht omdat de vader na afloop van een contact tussen de kinderen en de moeder, doorgaans de kinderen onderzoekt op de aanwezigheid van blauwe plekken. Het is heel normaal dat kinderen van deze leeftijd vaak blauwe plekken hebben. Van mishandeling is nooit sprake geweest. Uit het onderzoek van Veilig Thuis naar aanleiding van het besluit van de gemeente [gemeente] blijkt dat er geen enkel signaal is dat sprake zou zijn van mishandeling van de kinderen door de moeder of dat het voor de kinderen niet veilig is bij de moeder. De vader prent actief dingen in het hoofd van [minderjarige 2] . Bij Veilig Thuis heeft zij verklaard dat pap zegt dat mama haar pijn doet, maar dat dat niet zo is. Het tweede gesprek met [minderjarige 2] is voor Veilig Thuis geen reden geweest hun rapport aan te passen. Voor de veiligheid bij de moeder is het veiligheidsplan niet nodig maar wel in verband met de meldingen van de vader en hoe daarop adequaat kan worden geantwoord.
De huisarts verstrekt verkeerde informatie en zit in een tunnelvisie. De huisarts heeft de moeder nog nooit samen met de kinderen gezien. Zij negeert de afspraken dat de ouders geen foto’s van de kinderen mogen maken en dat de zorgmeldingen via de GI moeten lopen. De moeder heeft nooit aangegeven dat zij [minderjarige 1] heeft geschud en wel eens gedachten heeft gehad om [minderjarige 2] te verdrinken.
De kinderen hebben het fijn bij de moeder. Volgens de professionals hebben de kinderen een goede hechting met de moeder. De moeder wil een gelijkwaardig ouderschap en een 50/50 regeling, zodat de belasting van de kinderen bij de vader minder wordt. Het is belangrijk dat de vakantie- en feestdagenregeling wordt gespecificeerd, zodat geen ruimte is voor interpretatie. Als er eerst een veiligheidsplan moet komen voordat de omgang kan worden uitgebreid, kan de vader dit rekken.
3.19.
De vader voert, in aanvulling op het voorgaande, tijdens de mondelinge behandeling van 8 november 2021, kort samengevat, het volgende aan.
Het gaat de vader om het borgen van de veiligheid van de kinderen. Hij betwist niet dat bij de kinderen sprake is van een loyaliteitsconflict. Volgens de moeder is er eigenlijk nooit iets gebeurd, terwijl zij eerder heeft erkend dat zij de kinderen heeft mishandeld. Er is wel degelijk sprake van incidenten die maken dat het voor de kinderen onveilig bij de moeder is. De vader weet welk letsel bij een opgroeiend kind hoort en wanneer het ernstiger is. De verhalen van de moeder en de kinderen over hoe letsel en/of blauwe plekken zijn ontstaan zijn onwaarschijnlijk. Uit de analyse van Leck van de foto kwam dat de kans groot was dat sprake was van kindermishandeling. In het verslag van de GGZ staat dat de moeder lastig met onbekende situaties kan omgaan en dat zij spanningen opbouwt en kan exploderen. De conclusies van Veilig Thuis en de GI baren de vader zorgen. De ambulant hulpverlener van de vader wordt genegeerd. Door de signalen van de kinderen en wat de huisarts constateert begrijpt de vader niet dat gezegd kan worden dat het bij de moeder veilig is. De kinderen en de huisarts worden door de GI niet geloofd. Met het laatste gesprek met [minderjarige 2] heeft Veilig Thuis niets meer willen doen. [minderjarige 2] heeft toen aangegeven dat de moeder haar pijn doet en dat zij stelselmatig door de moeder wordt mishandeld. Het veiligheidsplan is nodig om de veiligheid bij de moeder te borgen.
Een co-ouderschap is in de huidige situatie een bedreiging voor het welzijn van de kinderen. De vader maakt zich zorgen over het aantal incidenten bij een dergelijke regeling. Ook moeten de kinderen niet overvraagd worden. Er moet een vorm gevonden worden waarbij het risico voor de kinderen verminderd wordt.
3.20.
De raad brengt tijdens de mondelinge behandeling van 8 november 2021, kort samengevat, het volgende naar voren.
Het hof moet een klap op de verzoeken geven. De kinderen zijn hier de verliezers. Zij leren niet op een normale manier omgaan met blauwe plekken en zij worden door de ouders bij de strijd betrokken. Het lukt de ouders niet om naar hun eigen aandeel in de situatie te kijken. De GI moet daarop sturen.
De waarheid zal ergens in het midden liggen. Vermoedelijk heeft de moeder de neiging tot hardhandig opvoeden gehad tijdens stressmomenten, maar dat wil niet zeggen dat sprake is van kindermishandeling. Hardhandig vasthouden is iets anders dan kindermishandeling en dat proberen Leck en Veilig Thuis aan te geven. De moeder moet bij de huisarts open kunnen aangeven dat het wel eens hoog oploopt.
Het is heel zorgvuldig dat de GI zegt dat de vader eerst naar de GI moet als hij zorgen heeft. Er is sprake van een patroon waarbij meer meldingen worden gedaan op het moment dat er iets verandert in de omgang. Dat moet in het signaleringsplan worden opgenomen. De kinderen zijn er niet bij gebaat dat zij helemaal worden nagekeken als zij bij de moeder zijn geweest en als elke blauwe plek wordt gefotografeerd. De kinderen hebben het nodig dat zij van de vader de boodschap meekrijgen dat zij bij de moeder veilig zijn. De kinderen moeten een andere huisarts krijgen die niet in contact is met (één van) de ouders. Dit moet meegenomen worden in het veiligheidsplan.
Er moet een signalerings- en een veiligheidsplan komen om het voor de kinderen veilig te maken en om te bekijken hoe iedereen daaraan kan bijdragen. Hiermee moet hardhandig opvoeden door de moeder worden voorkomen, waarbij de moeder open moet zijn richting de GI. Dit plan dient om de vader te sturen wanneer sprake is van een echt exces.
Er moet een gelijkwaardigere omgangsregeling komen zodat de ouders naar hun eigen aandeel kunnen kijken en er gelijkwaardig op aangesproken kunnen worden. Voordat er een verdere uitbreiding van de omgang plaatsvindt of naar een 50/50 verdeling wordt gegaan moet er een plan onder liggen en moeten de kinderen een eigen huisarts hebben.
3.21.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling van 8 november 2021, kort samengevat, het volgende naar voren.
De visies van de ouders over de uitbreiding van de omgang, zijn zo verschillend dat dit heel belastend is voor de kinderen. De zorgen van de vader nemen toe naarmate de kinderen de moeder meer gaan zien en daarmee ook het aantal zorgmeldingen van de vader. De GI heeft de huisarts gevraagd om de zorgmeldingen van de vader met letsel dat geen behandeling behoeft niet in behandeling te nemen omdat deze via de GI moeten lopen. De zorgmeldingen van de vader worden door de GI wel serieus genomen, maar de GI moet daar dan wel kennis van hebben genomen. Er komt een signaleringsplan met een regeling over de signalering van de zorgen over de kinderen, met name waar ieder de zorgen moet melden, zodat onrust tijdens de omgang en belasting van de kinderen wordt voorkomen.
Veilig Thuis heeft een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de verschillende visies van de betrokken hulpverleners. De blauwe plek die aan het Leck is voorgelegd, heeft Veilig Thuis meegenomen. De GI betreurt het dat de vader de conclusies van Veilig Thuis uit hun rapport van 30 september 2021 niet overneemt. Gelet op het onderzoek van Veilig Thuis en eerdere constateringen heeft de GI geen zorgen dat het bij de moeder onvoldoende veilig is voor de kinderen.
De visie van de GI dat sprake kan zijn van een evenredige verdeling van de zorg wordt door het rapport van Veilig Thuis ondersteund De GI vraagt zich wel af of een 50/50 verdeling het loyaliteitsconflict van de kinderen niet erger maakt. De kinderen hebben direct hulpverlening nodig, waaronder traumaverwerking, maar dit is nog niet ingezet, onder andere vanwege de onderhavige procedure.
3.22.
Het hof overweegt het volgende.
3.22.1.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandelingen is gebleken dat partijen zeer van mening verschillen over welke de contactregeling tussen de ouders en de kinderen wenselijk is en het antwoord op de vraag bij wie de kinderen het hoofdverblijf moeten hebben. Partijen zijn niet in staat om in onderling overleg over de zorgregeling en het hoofdverblijf afspraken te maken en tot een oplossing te komen die zij beiden in het belang van de kinderen achten. Beide ouders vinden dat de kinderen bij de andere ouder niet veilig zijn. De vader vindt het niet veilig omdat de moeder de kinderen zou mishandelen en de moeder niet, omdat de vader de kinderen te veel belast. De ouders ontkennen over en weer de beschuldigingen van de ander met betrekking tot de veiligheid van de kinderen. De ouders hebben daarbij niet kunnen voorkomen dat de kinderen in hun heftige strijd zijn terechtgekomen, waardoor de kinderen in een loyaliteitsconflict zijn geraakt. Partijen willen dat het hof een definitieve contactregeling vaststelt en de GI vraagt om een tijdspad vast te stellen waarbinnen de definitieve regeling gerealiseerd moet zijn. Gelet op de uiteenlopende verzoeken en de onderliggende tegenover elkaar staande standpunten van zowel de vader en de moeder als de GI acht het hof zich niet in staat om nu een beslissing te nemen over een definitieve contactregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Het hof heeft vooreerst meer informatie vanuit de kinderen nodig. Gelet op hetgeen hiervóór is overwogen is sprake van een belangenstrijd rond de kinderen tussen de ouders, zodat het hof het aangewezen acht om ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de kinderen in deze kwestie te behartigen. Het hof realiseert zich dat partijen mogelijk worden verrast door de benoeming van de bijzondere curator, maar het belang van de kinderen is er mee gemoeid dat er op korte termijn vanuit de kinderen informatie komt, zodat het hof in staat kan worden gesteld om een eindbeschikking te kunnen wijzen en de voor de kinderen noodzakelijk geachte hulpverlening kan starten. Het hof zal dan ook een bijzondere curator benoemen.
3.22.2.
Op grond van het voorgaande zal het hof, alvorens zich inhoudelijk uit te laten over het hoger beroep, mevrouw mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius , O2mediation , adres: [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , benoemen als bijzondere curator. Mr. Van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius (hierna te noemen: de bijzondere curator) wordt verzocht de belangen van de kinderen in deze te behartigen, voor zover nodig zowel in als buiten rechte.
3.22.3.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. Daarnaast acht het hof het van belang dat de bijzondere curator ervoor zorgt dat de belangen van de kinderen zo goed mogelijk worden belicht en dat de kinderen zich gehoord voelen.
3.22.4.
Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de bijzondere curator meer specifiek tracht inzicht te krijgen in de antwoorden op de volgende vragen:
  • wat is ervoor nodig dat de kinderen onbelast contact met beide ouders kunnen hebben;
  • welke contactregeling met bijbehorend tijdspad er naartoe is in het belang van de kinderen;
  • zijn er nog andere dingen die u als bijzondere curator van belang vindt om aan het hof te melden?
Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, staat het haar eveneens vrij een advies uit te brengen over de benodigde hulpverlening ten behoeve van de kinderen.
3.22.5.
Het hof verzoekt de bijzondere curator om, gelet op de verzoeken die aan het hof voorliggen, een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en vanuit het belang van de kinderen aan het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen over de contactregeling tussen de ouders en de kinderen.
3.22.6.
Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij onderzoek en rapportage het navolgende in acht zal nemen:
( i) het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
(ii) het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
(iii) in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke
gronden de conclusies van het rapport steunen;
(iv) het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
( v) de rapporteur blijft binnen de grenzen van haar deskundigheid.
3.22.7.
Het hof zal bepalen dat de advocaten van partijen de bijzondere curator van adres-, email- en/of telefoongegevens zullen voorzien, zodat zo spoedig als mogelijk afspraken kunnen worden gemaakt.
3.22.8.
Het hof wijst partijen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht, te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met de kinderen te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen de ouders zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
3.22.9.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 1 maart 2022 aan het hof te doen toekomen en partijen, de raad en de GI zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven. De voortzetting van de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gehouden op
30 maart 2022 om 9.00 uurin het Paleis van Justitie, Leeghwaterlaan 8, 5223 BA ‘s-Hertogenbosch. Het hof roept partijen, de raad, de GI en de bijzondere curator bij deze tevens op om naar deze mondelinge behandeling te komen.
3.22.10.
De bijzondere curator zal optreden voor twee kinderen. Het hof merkt op – met het oog op de toepassing van de vergoedingsregeling inzake rechtsbijstand- en toevoegcriteria – dat er sprake is, althans hoogstwaarschijnlijk zal zijn, van per kind uiteenlopende belangen.
3.22.11.
In afwachting van het rapport van de bijzondere curator zal het hof de verdere behandeling van het onderhavige hoger beroep aanhouden tot de hiervoor vermelde mondelinge behandeling.
3.23.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius , O2mediation , adres: [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] , website: [website] , tot bijzondere curator in de onderhavige procedure ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014, met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverwegingen 3.22.3, 3.22.4 en 3.22.5;
benoemt mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius , O2mediation , adres: [adres] , telefoonnummer: [telefoonnummer] , e-mailadres: [e-mailadres] website: [website] tot bijzondere curator in de onderhavige procedure ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016, met de taakomschrijving als hiervoor beschreven onder rechtsoverwegingen 3.22.3, 3.22.4 en 3.22.5;
verzoekt de advocaten van partijen de bijzondere curator per omgaande van adres-, email- en/of telefoongegevens van de ouders, alsmede van de BSN-nummers van de kinderen te voorzien;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator een afschrift van de beschikking krijgt;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle door het hof relevant geachte stukken;
  • een afschrift van het verslag van de bijzondere curator aan partijen en de raad zal toezenden;
draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen vóór 1 maart 2022;
bepaalt dat partijen, de raad en de GI tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator schriftelijk kunnen reageren;
bepaalt dat de zaak inhoudelijk verder zal worden behandeld tijdens de mondelinge behandeling van dit hof op
30 maart 2022 om 9.00 uur;
bepaalt dat deze beschikking als oproeping voor voormelde mondelinge behandeling geldt voor partijen, de raad, de GI en de bijzondere curator;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.P. de Beij en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 16 december 2021 uitgesproken door mr. E.A.M. Scheij in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.