ECLI:NL:GHSHE:2021:3750

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
200.293.735_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.P. de Beij
  • J.A.F.M. Graafland-Verhaegen
  • M.I. Peereboom-van Drunick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderlijk gezag over minderjarige in complexe gezinssituatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de vader alleen het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2011, is toegewezen. De moeder, die verzocht om het gezamenlijk gezag te behouden, stelt dat zij in het belang van het kind kan handelen en dat de vader zonder overleg belangrijke beslissingen neemt. De vader daarentegen betoogt dat de moeder niet in staat is om de juiste keuzes voor het kind te maken en dat er een risico bestaat dat het kind in een loyaliteitsconflict raakt door de moeizame communicatie tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) hebben ook hun zorgen geuit over de situatie en de impact op het kind. Het hof heeft de argumenten van beide partijen en de betrokken instanties zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de situatie van het kind, die onder toezicht staat van de GI, vraagt om duidelijkheid en stabiliteit, wat alleen kan worden bereikt door het gezag bij de vader te leggen. De moeder wordt niet in haar verzoeken ontvangen, en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 december 2021
Zaaknummer: 200.293.735/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/283945 / FA RK 20-3886
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M.A. Kok-Verheijde,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
Als informant wordt aangemerkt:
- de stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de gecertificeerde instelling (hierna: de GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 28 april 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zowel de vader als de moeder belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige], kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie op 28 juni 2021, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans de verzoeken van de moeder af te wijzen als ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kok-Verheijde;
-de vader, bijgestaan door mr. Theeuwen-Verkoeijen;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
De GI is, met bericht van verhindering, niet bij de aanvang van de mondelinge behandeling verschenen. Aan het eind van de mondelinge behandeling is middels een telefonische verbinding met de GI gesproken.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 2 februari 2021;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingediend op 21 juli 2021;
- de brief met bijlagen van de GI, ingekomen op 25 oktober 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats]. De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] woont bij de vader.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 5 oktober 2015 onder toezicht van de GI, welke maatregel laatstelijk is verlengd tot 4 april 2022.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vader voortaan alleen is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
3.4.
De moeder zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
[minderjarige] raakt niet klem of verloren tussen de ouders door het gezamenlijk gezag. De moeder staat beslissingen die in het belang van [minderjarige] zijn niet in de weg en zij weigert niet haar toestemming te geven. Het is juist de vader die [minderjarige] zonder overleg van school laat veranderen. Dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt is geen reden voor eenhoofdig gezag. De gezinsinstelling adviseert dit ook niet. De moeder vindt het vervelend dat de huidige partner van de vader bij gesprekken aanwezig is. De moeder heeft het gevoel dat zij haar kind kwijtraakt, als vader eenhoofdig gezag heeft. De moeder voelt zich ook niet altijd goed geïnformeerd en zonder gezag wordt zij vast nog minder geïnformeerd. De moeder erkent dat zij begeleiding nodig heeft in de opvoeding. Zij werkt hieraan en zij stelt zich hiervoor open. De moeder heeft nu iedere twee weken anderhalf uur begeleide omgang met [minderjarige]. Gedurende die korte tijd wil zij het [minderjarige] naar de zin maken in plaats van de strijd aan te gaan over bijvoorbeeld het gamen.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
[minderjarige] zit klem tussen de ouders en het risico bestaat dat hij in een loyaliteitsconflict raakt. [minderjarige] heeft last van de moeizame communicatie tussen partijen. Vanwege de complexe problematiek van [minderjarige] is het van belang dat er op deugdelijke wijze beslissingen kunnen worden genomen. De moeder is niet in staat de keuzes die voor [minderjarige] moeten worden gemaakt te beoordelen en daarin de juiste afweging te maken. Zij kan zich niet in [minderjarige] verplaatsen, zelfs niet tijdens de bezoekmomenten van anderhalf uur. Het beroep dat [minderjarige] op zijn opvoeders doet vraagt veel inzet en voortdurende afstemming. De ouders zijn echter niet in staat met elkaar te communiceren; dit loopt via de GI. De moeder is voor de GI niet altijd bereikbaar en zij komt niet op afspraken. Zij reageert ook niet op vragen, waardoor het nemen van beslissingen lastig is. Bij de inschrijving op de school in België was dit ook het geval. De moeder hoeft het gezag niet te behouden om informatie te kunnen krijgen. Als er voor [minderjarige] rust op ouderniveau en met betrekking tot de besluitvorming ontstaat, kan dat leiden tot een eerdere beëindiging van de ondertoezichtstelling.
3.7.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Door de manier waarop het tussen de ouders gaat, komt [minderjarige] klem te zitten. Voor [minderjarige] komt er rust in geval van eenhoofdig gezag. Tussen de ouders is geen goed gesprek mogelijk, al helemaal niet zonder begeleiding en zelfs onder begeleiding loopt het ook vaak verkeerd. De moeder kan niet voldoende afstemmen en is daarin ook niet leerbaar gebleken. Tijdens de omgang gaat zij over de grenzen van [minderjarige] door tegen haar andere kind te schreeuwen. Op dit moment regelt de GI de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige]. Indien de vader het eenhoofdig gezag heeft, is er wellicht geen ondertoezichtstelling meer nodig. Wel moet de omgang dan geregeld worden, maar dat kan ook in het vrijwillig kader.
3.8.
De GI brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
Vanwege de onrust die de onderhavige procedure heeft gebracht is de ondertoezichtstelling verlengd. Het structureren van de omgang vormt onvoldoende basis voor de voortzetting van de ondertoezichtstelling. De overdracht naar het vrijwillig kader wordt door de GI zorgvuldig vormgegeven. Het is voor de ouders en [minderjarige] wel prettig als een neutrale partij bij de omgang betrokken blijft. De GI is hiernaar op zoek. Het gezag staat los van de omgang tussen de moeder en [minderjarige]. De GI heeft de moeder uitgenodigd om te komen praten over de omgang en de school van [minderjarige]. De moeder heeft deze afspraken echter afgezegd of zij is ze vergeten.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader blijkens de aantekening in het gezagsregister vanaf 9 november 2011 tot de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag over hem hebben gehad.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen onderzoek en afweging – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de vader alleen het gezag over hem uitoefent en het gezag van de moeder over hem derhalve wordt beëindigd. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
Bij [minderjarige] is sprake van forse en complexe problematiek. De belastende gezinssituatie ten gevolge van de scheiding en de (nog altijd) moeizame relatie tussen de ouders hebben bij [minderjarige] tot een basaal gevoel van onveiligheid geleid. Verder is bij [minderjarige] sprake van een ambivalente hechtingsstoornis. [minderjarige] heeft bovengemiddeld veel behoefte aan een consequente opvoeding met passende regels, duidelijkheid en structuur. Hij vraagt veel van zijn opvoeders qua inzet en afstemming. Vanwege de problematiek van [minderjarige] moeten er regelmatig voor hem belangrijke beslissingen genomen worden. Dit brengt met zich dat de ouders als gezagsdragers goed met elkaar moeten kunnen overleggen en samenwerken. De ouders zijn hiertoe niet in staat. De verstandhouding tussen de ouders is al jarenlang slecht en hun onderlinge communicatie verloopt uiterst moeizaam. Zij communiceren niet rechtstreeks met elkaar, maar via de GI. De moeder wil namelijk niet met de vader in gesprek in het bijzijn van zijn huidige partner, terwijl zijn huidige partner mede-opvoeder van [minderjarige] is. Van de onrust die de uitoefening van het gezamenlijk gezag met zich brengt heeft [minderjarige] last, vooral in verband met zijn eigen problematiek. Dit is niet in zijn belang. Ook kan de moeder niet goed aansluiten bij [minderjarige] en handelt zij niet altijd in het belang van [minderjarige]. Het ontbreekt de moeder aan voldoende inzicht en capaciteit om in het belang van [minderjarige] zijnde beslissingen te nemen. Verder laat de moeder, los van de bezoekmomenten, weinig betrokkenheid zien. De moeder verschijnt niet op afspraken, zoekt geen contact met de school en is niet pro-actief op zoek naar informatie. Overigens betekent de beëindiging van het gezag van de moeder niet dat zij niet langer recht heeft op informatie vanuit hulpverlenende instanties rondom [minderjarige] en zijn school.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.11.
Het hof acht het bewijsaanbod van de moeder onvoldoende concreet en gespecificeerd, gelet op de eisen die daaraan in hoger beroep mogen worden gesteld. Derhalve wordt aan dit bewijsaanbod voorbij gegaan.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 2 februari 2021;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, J.A.F.M. Graafland-Verhaegen en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 16 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.