ECLI:NL:GHSHE:2021:3748

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
200.294.501_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderbewindstelling van goederen van een meerderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, heeft in hoger beroep verzocht de beschikking te vernietigen en de aanvraag tot onderbewindstelling af te wijzen, dan wel de huidige bewindvoerder te ontslaan en een andere te benoemen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 november 2021, waarbij de rechthebbende niet aanwezig was. De bewindvoerder, bijgestaan door mr. J.G. van Ek, heeft de gang van zaken verdedigd en aangegeven dat de rechthebbende zelf de aanvraag tot onderbewindstelling had ondertekend.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in een problematische schuldensituatie verkeert, met een totale schuldenlast van € 5.722,67, en dat de onderbewindstelling noodzakelijk was om ontruiming uit de huurwoning te voorkomen. De rechthebbende heeft aangevoerd dat hij niet gehoord is door de kantonrechter en dat er geen vervolggesprek met de bewindvoerder heeft plaatsgevonden. Het hof oordeelt echter dat, hoewel het beginsel van hoor en wederhoor mogelijk is geschonden, dit gebrek in hoger beroep is hersteld.

Het hof heeft geconcludeerd dat de bewindvoerder zijn taken goed uitvoert en dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De beslissing van de rechtbank Limburg wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd. De beschikking is openbaar uitgesproken op 16 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 december 2021
Zaaknummer: 200.294.501/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9023668 BM VERZ 21-1080
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. J.W.J. Schoonbrood,
inzake het bewind dat over diens (toekomstige) goederen is uitgesproken.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de bewindvoerder], h.o.d.n. [naam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. J.G. van Ek.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 3 maart 2021, hersteld bij beschikking van 26 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 mei 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - de aanvraag tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen dan wel, subsidiair, de huidige bewindvoerder te ontslaan en een andere bewindvoerder te benoemen, kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift binnengekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Schoonbrood namens de rechthebbende (via een digitale verbinding);
  • de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Van Ek.
2.3.1.
De rechthebbende heeft kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling de griffie van het hof verzocht om net als de advocaat de mondelinge behandeling digitaal bij te wonen. Nu dit verzoek niet alleen laattijdig maar ook zonder nadere (voldoende) onderbouwing is binnengekomen is het hof hieraan voorbij gegaan.
De rechthebbende is vervolgens niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de rechtbank Limburg d.d. 2 juli 2021;
  • de brief met bijlage van de bewindvoerder d.d. 6 juli 2021;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 23 augustus 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van de rechthebbende een bewind ingesteld over de goederen die aan hem toebehoren of zullen toebehoren, met benoeming van [de bewindvoerder] voornoemd tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.3.
De rechthebbende voert, samengevat, het volgende aan.
Hij is het niet eens met de gang van zaken. De rechthebbende is door de kantonrechter niet gehoord, zodat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Een vervolggesprek met de bewindvoerder heeft nooit plaatsgevonden en de bewindvoerder heeft de communicatie met name via de contactpersoon van [instantie] laten plaatsvinden, terwijl het meer op de weg had gelegen als de advocaat van de rechthebbende zou zijn benaderd.
Mr. Schoonbrood heeft nog contact geprobeerd te krijgen met de contactpersoon van [instantie] , maar dit is niet gelukt.
De rechthebbende wil een minnelijke regeling treffen met de betreffende schuldeisers en wil indien nodig gebruik maken van budgetbeheer. De totale schuldenlast is niet enorm hoog en de rechthebbende heeft in het verleden zijn administratie altijd zelf gedaan.
Indien de noodzaak van het bewind naar het oordeel van het hof wel aanwezig is, dan dient er een andere bewindvoerder te worden benoemd. De rechthebbende heeft een vrouw en kind in Marokko, naar wie hij geld dient te overmaken. Dit is met het huidige leefgeld niet mogelijk. Al met al heeft de rechthebbende door de gang van zaken geen vertrouwen in de huidige bewindvoerder.
3.4.
De bewindvoerder voert, samengevat, het volgende aan.
Het is juist dat er vanwege de coronamaatregelen geen mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft plaatsgevonden. Echter, de rechthebbende heeft de aanvraag onderbewindstelling zelf gedaan, althans ondertekend, nadat er meerdere gesprekken met hem hadden plaatsgevonden.
Er is bij de rechthebbende sprake van een problematische schuldensituatie. Inmiddels is bekend dat er vijf schuldeisers zijn. Eén van de schulden ziet op een huurachterstand. De onderbewindstelling was een voorwaarde om uitzetting uit de huurwoning te voorkomen.
De rechthebbende moet rondkomen van een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Er is om die reden geen geld om naar Marokko over te maken.
Mogelijk ontstaat er nog een forse belastingschuld, omdat de rechthebbende de afgelopen jaren bij zijn aangifte ten onrechte een alimentatieverplichting heeft opgevoerd, waardoor hij aanspraak maakte op een teruggave inkomstenbelasting.
De rechthebbende reageert nauwelijks op telefoonoproepen of op emailberichten.
Er heeft evenwel op 10 juni 2021 nog een goed gesprek plaatsgevonden waarbij de door de rechthebbende gestelde problemen zijn uitgesproken.
Vanwege de aard van de maatregelen is het begrijpelijk dat een rechthebbende niet tevreden is over het bewind. Dit zal bij de benoeming van een andere bewindvoerder niet anders zijn.
Het bewind wordt goed uitgevoerd, zodat er geen grond is voor ontslag.
De motivering van de beslissing
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.2.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon.
Ingevolge het derde lid volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.5.3.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.5.4.
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat de rechthebbende de aanvraag tot bewind zelf heeft ondertekend en dat deze door de bewindvoerder aan de rechtbank is toegezonden.
Voor zover het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden wegens het achterwege blijven van een mondelinge behandeling, is dit gebrek in hoger beroep hersteld.
Het hof constateert verder dat er per datum 10 februari 2021 sprake is van een totale schuldenlast van € 5.722,67. Daar komt bij, hetgeen niet is betwist, dat er onder meer sprake is van een huurachterstand en dat de verhuurder een onderbewindstelling als voorwaarde heeft gesteld om ontruiming te voorkomen. Deze omstandigheden maken, gelet ook op het inkomen van de rechthebbende op bijstandsniveau, dat er bij de rechthebbende sprake is van een problematische schuldenlast. Aan de gronden voor een onderbewindstelling is derhalve voldaan.
3.5.5.
Het hof ziet geen aanleiding om een andere bewindvoerder te benoemen.
De rechtbank heeft bij de onderbewindstelling de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende gevolgd. Het feit dat het budget van de rechthebbende niet toelaat dat hij geld ten behoeve van zijn vrouw en kind naar Marokko kan overmaken, brengt kennelijk de nodige onvrede bij de rechthebbende met zich mee, maar dit betekent niet dat de bewindvoerder zijn werkzaamheden niet goed uitvoert.
Dat de rechthebbende nu stelt geen vertrouwen meer in de bewindvoerder te hebben is geen gewichtige reden om hem als bewindvoerder te ontslaan en is niet in het belang van de rechthebbende. Immers, de benoeming van een andere bewindvoerder zal de onvrede die de rechthebbende ervaart niet wegnemen en brengt enkel extra kosten met zich mee, die ten laste komen van zijn budget.
3.6.
Op grond van het voorgaande kan het beroep van de rechthebbende niet slagen.
3.7.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
3.8.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van
3 maart 2021;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.P. de Beij en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.