In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij een bewind is ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.J. Schoonbrood, heeft in hoger beroep verzocht de beschikking te vernietigen en de aanvraag tot onderbewindstelling af te wijzen, dan wel de huidige bewindvoerder te ontslaan en een andere te benoemen. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 november 2021, waarbij de rechthebbende niet aanwezig was. De bewindvoerder, bijgestaan door mr. J.G. van Ek, heeft de gang van zaken verdedigd en aangegeven dat de rechthebbende zelf de aanvraag tot onderbewindstelling had ondertekend.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in een problematische schuldensituatie verkeert, met een totale schuldenlast van € 5.722,67, en dat de onderbewindstelling noodzakelijk was om ontruiming uit de huurwoning te voorkomen. De rechthebbende heeft aangevoerd dat hij niet gehoord is door de kantonrechter en dat er geen vervolggesprek met de bewindvoerder heeft plaatsgevonden. Het hof oordeelt echter dat, hoewel het beginsel van hoor en wederhoor mogelijk is geschonden, dit gebrek in hoger beroep is hersteld.
Het hof heeft geconcludeerd dat de bewindvoerder zijn taken goed uitvoert en dat er geen gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De beslissing van de rechtbank Limburg wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd. De beschikking is openbaar uitgesproken op 16 december 2021.