In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juli 2021. De vader verzoekt om een omgangsregeling met zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die momenteel onder toezicht staan van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering. De vader heeft in het verleden nooit het gezag over de kinderen uitgeoefend, en de voogdij is overgedragen aan de GI. De vader heeft in zijn beroepschrift verzocht om een omgangsregeling van eenmaal per week twee uur en drie belmomenten per week, maar heeft dit verzoek tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd naar een regeling van eenmaal per twee weken anderhalf uur onder begeleiding van de hulpverlener of een medewerker van de instelling waar de kinderen verblijven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2021 is de vader gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de GI. De Raad voor de Kinderbescherming was afwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling sinds augustus 2021 goed verloopt en in het belang van de kinderen is. De GI heeft echter aangegeven dat het niet wenselijk is om de omgangsregeling vast te leggen in een beschikking, omdat dit de mogelijkheid om de regeling aan te passen zou beperken.
Het hof heeft geoordeeld dat er geen ontzeggingsgronden zijn voor omgang zoals bedoeld in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een omgangsregeling vastgesteld voor de periode dat de kinderen bij de instelling verblijven. De regeling houdt in dat er eenmaal per twee weken anderhalf uur omgang plaatsvindt, met de mogelijkheid tot uitbreiding in overleg tussen de vader en de GI. Indien de verblijfplaats van de kinderen wijzigt, zal de GI opnieuw de omgangsregeling moeten vaststellen, bij voorkeur in overleg met de vader.