Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat nog steeds voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b lid 1 BW.
Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
Uit de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling volgt dat de GI al sinds 2014 onafgebroken betrokken is bij het gezin. Dit gelet op de persoonlijke problematiek bij zowel de vader als de moeder en de zeer turbulente relatie van de ouders. Daarbij was er sprake van drank- en drugsmisbruik, politie interventie en huiselijk geweld. Bovendien verbleef de moeder een tijdlang in een Blijf-van-mijn-lijfhuis met de twee oudste kinderen en is [minderjarige 2] daar geboren. De zorgen bleven echter bestaan, ook na de verhuizing van de moeder in 2019 naar een ouder-kind voorziening van Amarant. Er was geen stabiele en stijgende lijn zichtbaar bij de moeder in het bieden van een veilig opvoedingsklimaat aan de kinderen, ondanks de hulp die aan haar is geboden. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de uithuisplaatsing van de kinderen.
Het hof is van oordeel dat het nog steeds noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de uithuisplaatsing te laten voortduren.
Dit onder meer omdat de woonsituatie van de moeder nog steeds instabiel is en niet geschikt is als verblijf voor de kinderen. Sinds de uitspraak van de rechtbank is geen sprake van enige positieve verandering op dat vlak. De moeder woont op dit moment, mede door haar beperkte inkomen, op een klein kamertje in [woonplaats] waar zij nauwelijks tot geen mogelijkheden heeft om de kinderen te ontvangen. Dat de moeder, zoals zij aangeeft, noodgedwongen in deze woonsituatie zit, maakt het voorgaande niet anders.
Daarbij komt dat zij, volgens de verklaring van de GI ter mondelinge behandeling van het hof, thans niet goed in haar vel zit en mede als gevolg van haar slechte financiële situatie de omgangsmomenten met de kinderen niet (altijd) kan nakomen. Er bestaan aan de kant van de GI, evenals bij haar advocaat, grote zorgen over haar psychische gesteldheid. Nu de moeder niet ter mondelinge behandeling is verschenen, heeft het hof de moeder zelf niet kunnen bevragen over haar huidige persoonlijke omstandigheden en psychische gesteldheid. Dat komt voor haar rekening en risico.
Met de rechtbank is het hof derhalve van oordeel dat er in de situatie van de moeder te weinig is gewijzigd om tot een ander oordeel te komen.