In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2021 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat door de moeder was ingesteld. De moeder had haar beroepschrift ingediend na de wettelijke termijn van drie maanden, wat aanleiding gaf tot de vraag of zij ontvankelijk was in haar verzoek. De moeder stelde dat zij pas later op de hoogte was gekomen van de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 5 maart 2021 had plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift op 30 augustus 2021 was ingekomen, wat buiten de wettelijke termijn viel. De GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) voerde aan dat de moeder niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat zij en haar advocaat al voor het verstrijken van de termijn op de hoogte waren van de uithuisplaatsing van hun kind.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2021 is enkel de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het hof benadrukte het belang van duidelijke termijnen in de rechtspleging en dat deze strikt moeten worden gehandhaafd. De beslissing van het hof was dat de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.