Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun vijfjarige zoontje. De moeder, die functioneert op het denkniveau van een 6 à 7-jarige, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag voortaan alleen aan de vader toe te kennen. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij in staat is om gezamenlijk gezag uit te oefenen en dat de hulpverlening niet adequaat is geweest. De vader heeft echter betoogd dat de moeder niet in staat is om in het belang van hun kind beslissingen te nemen en dat de situatie sinds de beslissing van de rechtbank is verbeterd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2021 heeft de raad voor de kinderbescherming geadviseerd om de beslissing van de rechtbank te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar goede intenties, niet in staat is om zelfstandig voor het kind te zorgen en dat haar intellectuele beperking permanent is. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de vader alleen het gezag over hem heeft, zodat er snel en adequaat beslissingen genomen kunnen worden. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft de overige verzoeken van de moeder afgewezen.