[appellant] heeft de kwestie voorgelegd aan [naam 2] ( [naam 2] ) van
Retira Pensioenadviseurs. [naam 2] heeft in zijn memo aan [appellant] van 7 oktober
2016 geconcludeerd dat de pensioenschade door de overgang van eindloon naar beschikbare
premieregeling in 2001 € 104.742 bedraagt (bij voortduren van de eindloonregeling zou [appellant] recht hebben gehad op een pensioenuitkering van € 11.066,-- per jaar en nu heeft [appellant] naast het tot 2000 opgebouwde pensioen op basis van de eindloonregeling ad € 4.072, recht op een pensioen van € 910,-- per jaar; een verschil van € 6.084 per jaar). Hij merkt voorts op:
(…)
Uit gegevens van ASR blijkt dat de heer [appellant] eerst heeft deelgenomen in een eindloonregeling met een opbouwpercentage van 1,75% per dienstjaar. De AOW-franchlse was in 2000 omgerekend € 12.434. Per 1 januari 2000 is deze pensioenregeling stopgezet. Het totaal verzekerde oudedagspensioen bedraagt € 4.072, het nabestaandenpensioen bedraagt € 2.850 en het wezenpensioen € 570. Dat blijkt uit het Uniform Pensioenoverzicht 2010 en het 5 jaar later verstrekte Uniform Pensloenoverzicht 2015.
(Over het gat tussen 2000 en 2001 heb ik in de documentatie geen informatie kunnen vinden.)
Per 1 januari 2001 is de nieuwe pensioenregeling gestart: een beschikbare premieregeling (een polis
op basis van beleggingen, daarnaast is een polis met risicoverzekering gestart).
Pensioenadviseur [pensioenadviseur] van LEEF! Pensioenadvies heeft in beeld gebracht welke kosten en risicodekkingen in mindering zijn gebracht op de beschikbare premie. 43% van de beschikbare premie is opgegaan aan additionele dekkingen (nabestaandenpensioen, premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid) en ruim 15% aan kosten (voor de verzekeraar, provisie aan de tussenpersoon
en aan- en verkoopkosten voor beleggingen). Dit leidt ertoe dat van de beschikbare premies van €
29.823 in de periode 2001-2011 slechts € 16.195 aan pensioenkapitaal is overgebleven.
(…)
Uit de presentatie die op de voorlichtingsbijeenkomst is gehouden bij Air Liquide Welding blijkt niet dat
gewezen is op de schaduwkanten van een beschikbare premieregeling. Er wordt in de sheets als
oorzaken voor de wijziging van de pensioenregeling verwezen naar "gewijzigde maatschappelijke
normen', "nieuwe fiscale wetgeving" en "tevens meer flexibiliteit". Op een andere sheet wordt
aangegeven dat Stad Rotterdam Verzekeringen de werkgever heeft geadviseerd "in uw belang". Ook
hier wordt opnieuw aandacht besteed aan meer flexibiliteit, meer individuele keuzemogelijkheden in de
pensioenregeling. In het gehanteerde rekenvoorbeeld wordt uitgegaan van beleggingsrendementen van 8% en 10%. Het te behalen ouderdomspensioen (met 70% nabestaandenpensioen) zou uitkomen op fl. 31.057 dan wel fl. 45.839, terwijl in de bestaande pensioenregeling (eindloon) een resultaat te
behalen zou zijn van fl. 18.375.
Wat valt hieraan op?
• Stad Rotterdam Verzekeringen toont alleen gunstige beleggingsrendementen (8% en 10%).
Ook tonen zij rendementen van de diverse beleggingsfondsen, allemaal met een hoog
gemiddelde, zonder te wijzen op beleggingsrisico's waardoor de rendementen veel ongunstiger
zouden kunnen uitvallen.
• Stad Rotterdam Verzekeringen besteedt geen aandacht aan het renterisico. Wat gebeurt er met
het pensioenkapitaal wanneer de rente laag uitvalt?
• Stad Rotterdam Verzekeringen vermeldt niets over wat er gebeurt bij salarisstijgingen. In de
oude pensioenregeling leidt een salarisstijging tot een aanpassing van de pensioengrondslagen
in het verleden. In de nieuwe regeling wordt de pensioengrondslag naar de toekomst toe
aangepast.
• Stad Rotterdam Verzekeringen vertelt niets over welk deel van de beschikbare premies wordt
besteed aan additionele dekkingen (nabestaandenpensioen, premievrijstelling pensioenopbouw
bij arbeidsongeschiktheid) en de kosten voor het uitvoeren van pensioenregeling door de
pensioenuitvoerder (administratie, vermogensbeheer) en de kosten voor beheer door de
assurantietussenpersoon.
(…)”.