In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de afwikkeling van een affectieve relatie tussen [appellant] en [geïntimeerde]. De appellant, vertegenwoordigd door mr. U. Santi, heeft in hoger beroep een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, met betrekking tot de betaling van huur en andere financiële verplichtingen die voortvloeien uit hun gezamenlijke periode van samenwonen. De appellant stelt dat de geïntimeerde hem de helft van de huur van het chalet waarin zij samenwoonden verschuldigd is, evenals een bedrag voor geleend geld en de kosten van sneakers. De kantonrechter had in eerste aanleg slechts een deel van de vordering toegewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De procedure is gestart met een dagvaarding in augustus 2018, en na verschillende processtappen, waaronder een comparitie van partijen, heeft de kantonrechter in april 2019 de vordering van de appellant grotendeels afgewezen. In hoger beroep heeft de appellant zijn grieven tegen deze beslissing ingediend, waarbij hij onder andere bewijsstukken heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat er een afspraak was gemaakt over de huurbetalingen. De geïntimeerde heeft deze stellingen betwist en aangevoerd dat er geen financiële middelen waren om dergelijke afspraken te maken.
Het hof heeft geoordeeld dat de appellant de bewijslast draagt voor zijn stelling dat er een afspraak was over de huurbetalingen. Het hof heeft de appellant toegelaten tot bewijslevering, waarbij getuigen kunnen worden gehoord. De zaak is aangehouden voor verdere procedurele stappen, waaronder het vaststellen van een datum voor het getuigenverhoor. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitspraak over de vordering nog niet is gedaan.