ECLI:NL:GHSHE:2021:3706

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
20-002058-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal en lokaalvredebreuk

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 28 september 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal en lokaalvredebreuk. Het hof heeft het beroep behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van feit 1, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor diefstal en zich refereerde aan het oordeel van het hof voor de andere feiten.

Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal (feit 1) en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Voor de feiten 2 en 3, diefstal van blikjes Bacardi en lokaalvredebreuk, heeft het hof echter wel bewezenverklaring afgegeven. De verdachte had op 2 juli 2020 in Eindhoven de blikjes gestolen en was zonder toestemming het besloten lokaal van de Albert Heijn binnengedrongen, terwijl hem eerder de toegang was ontzegd.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze reeds was uitgevoerd. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002058-20
Uitspraak : 12 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, van 28 september 2020, parketnummer 01-172847-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-023527-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal vrijspreken van feit 1 en bewezen zal verklaren de feiten 2 en 3 en verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht (2 dagen). Verder heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf (parketnummer 01-023527-20) zal toewijzen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 tenlastegelegde diefstal en zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof. Verder heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. Daarnaast heeft de raadsman primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder onder voormeld parketnummer opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze vordering dient te worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 2 juli 2020 te Eindhoven een bal, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op of omstreeks 2 juli 2020 te Eindhoven, meerdere blikjes Bacardi, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich (deze) wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij, op of omstreeks 2 juli 2020 te Eindhoven in het besloten lokaal gelegen op/aan de [adres 2] bij Albert Heijn, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 6 april 2020 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1
Het hof is - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2.
hij op 2 juli 2020 te Eindhoven meerdere blikjes Bacardi die aan een ander toebehoorden, te weten aan Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 2 juli 2020 te Eindhoven in het besloten lokaal gelegen op/aan de [adres 2] bij Albert Heijn in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 6 april 2020 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich op 2 juli 2020 schuldig gemaakt aan diefstal en lokaalvredebreuk, door, terwijl hem de toegang tot de Albert Heijn aan de [adres 2] was ontzegd, daar binnen te treden en een aantal blikjes drank te stelen. Winkeldiefstal betreft een delict dat leidt tot schade, overlast en ergernis bij de gedupeerden. Door het overtreden van het hem aangezegde winkelverbod heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de regels die hem naar aanleiding van zijn eerdere gedrag werden opgelegd en de belangen van derden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte zich in het verleden herhaaldelijk aan soortgelijke feiten als de thans bewezen verklaarde heeft schuldig gemaakt en daarvoor onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. Tevens blijkt uit voormeld uittreksel de toepasselijkheid van artikel 63 Sr.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat verdachte voor deze strafzaak niet terug hoeft naar de gevangenis. De raadsman heeft zich achter deze eis geschaard. Het hof is echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met de door de advocaat-generaal gevorderde straf nu daarin de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder ter zake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld onvoldoende tot uitdrukking komt. In hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren heeft gebracht, ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Alles overwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te ’s-Hertogenbosch, in de rechtbank Oost-Brabant, van 5 februari 2020 onder parketnummer 01-023527-20 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen. Deze vordering is hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2021 volgt dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf reeds ten uitvoer is gelegd in de periode van 30 april 2020 tot en met 3 juni 2020 [1] , wordt het openbaar ministerie bijgevolg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63, 138 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 01-023527-20.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 12 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Pagina 8 en 9 van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2021.