ECLI:NL:GHSHE:2021:3691

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
200.294.601_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling tussen ouders na echtscheiding met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak, uitgesproken op 9 december 2021 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling tussen de vader en de moeder van een 8-jarig kind, [minderjarige 1]. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een co-ouderschapsregeling, waarbij het kind om de week bij hem en de moeder verblijft. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld die de vader als te beperkt ervaart. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld. De ouders zijn verwikkeld in een heftige strijd, wat de communicatie en samenwerking bemoeilijkt. Het hof heeft vastgesteld dat een co-ouderschap momenteel niet in het belang van [minderjarige 1] is, gezien de onenigheid tussen de ouders en de noodzaak voor hen om te leren samenwerken. De ouders zijn bereid om deel te nemen aan een traject bij Kinderen uit de Knel, wat hen kan helpen om beter met elkaar om te gaan en de belangen van [minderjarige 1] voorop te stellen. De nieuwe regeling houdt in dat de vakanties en feestdagen gelijk verdeeld worden, met specifieke afspraken over de wisselmomenten. Het hof benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de ouders voor het welzijn van [minderjarige 1].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 december 2021
Zaaknummer: 200.294.601/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/346743 / FA RK 19-2465
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E.J. de Hart,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.P.M. Kouwenaar.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland,
locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.
In het kort
Deze zaak gaat over de zorgregeling tussen de vader en het 8-jarige zoontje van partijen, genaamd [minderjarige 1]. De vader verzoekt het hof om uitbreiding van de regeling die de rechtbank heeft vastgesteld.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant 17 maart 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 mei 2021, en zoals aangepast op 12 oktober 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover hierin een zorgregeling wordt vastgesteld en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de zorgregeling van co-ouderschap zal gelden met een opbouwperiode van eenmaal per zes weken zoals geadviseerd in het raadsrapport en de zorgregeling vast te stellen, kort gezegd, als volgt:
Reguliere regeling
  • [minderjarige 1] verblijft één week bij de moeder en één week bij de vader, waarbij de ene ouder [minderjarige 1] woensdagmiddag uit school haalt waarna [minderjarige 1] bij die ouder verblijft tot woensdagochtend, waarbij die ouder hem naar school brengt.
  • als [minderjarige 1] geen onderwijs heeft, zal het wisselmoment op woensdagochtend 10.00 uur zijn, bij thuisonderwijs woensdag 08.30 uur. De ouder bij wie het kind heeft verbleven, brengt het kind naar de andere ouder waar hij de week erop verblijft;
  • als [minderjarige 1] ziek is of bij studiedagen of thuisonderwijs, verblijft hij bij de ouders bij wie hij volgens het co-ouderschapschema verblijft; wisselmoment bij ziekte om 10.00 uur, overige wisselmoment 12.30 uur, waarbij de ouder bij wie [minderjarige 1] heeft verbleven, hem naar de andere ouder brengt;
Vakantieregeling
  • Carnavalsvakantie: oneven jaren bij de vader, even jaren bij de moeder;
  • Meivakantie: oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot de zondag de week daarop tot 10.00 uur bij de vader, de tweede week van zondag 10.00 uur tot maandag wanneer de school weer begint bij de moeder. In de even jaren andersom.
  • Zomervakantie: in de oneven jaren de weken 1,2 en 3 van vrijdag na school tot zondag 10.00 uur bij de moeder, de weken 4, 5 en 6 vanaf zondag 10.00 uur tot maandag wanneer de school weer begint bij de vader. In de even jaren andersom.
  • Herfstvakantie: oneven jaren bij de moeder, even jaren bij de vader;
  • Kerstvakantie: oneven jaren de eerste week van vrijdag na school tot zondag 10.00 uur bij de vader, de tweede week van zondag 10.00 uur tot maandag wanneer school begint bij de moeder. In de even jaren andersom.
o [minderjarige 1] is Eerste Kerstdag in de oneven jaren bij de vader en Tweede Kerstdag (van 10.00 uur tot 10.00 uur) bij de moeder en in de even jaren omgewisseld;
o Oud en Nieuw: oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader. Op Oudejaarsdag start het verblijf van [minderjarige 1] om 10.00 uur en eindigt het op 2 januari om 10.00 uur.
  • Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Bevrijdingsdag, Koningsdag, Studiedag: [minderjarige 1] verblijft bij de ouder bij wie [minderjarige 1] volgens het tweewekelijkse schema verblijft;
  • Schoolvakanties van een week beginnen vrijdag na school en eindigen de maandag dat de school weer begint;
  • Voor alle wisselmomenten geldt dat de ouder bij wie [minderjarige 1] heeft verbleven hem naar de andere ouder brengt;
althans dat het hof een regeling vaststelt die het hof in het belang van [minderjarige 1] acht.
2.2.1.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 5 juli 2021, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader grotendeels af te wijzen met dien verstande dat ze zich kan verenigen met de vastlegging van de volgende vakantie en feestdagenregeling:
  • iedere vakantieweek start op zaterdagochtend 10.00 uur en eindigt op zondagavond 19.00 uur;
  • de vader haalt en brengt;
  • [minderjarige 1] mag in de vakanties één keer per week met de moeder (beeld)bellen;
  • Carnavalsvakantie: [minderjarige 1] is in de even jaren de eerste helft bij de moeder en de tweede helft bij de vader, in de oneven jaren omgekeerd, met als wisselmoment woensdag om 10.00 uur;
  • Meivakantie: even jaren, eerste week bij de vader, tweede week bij de moeder. In de oneven jaren omgekeerd;
  • Zomervakantie: in de even jaren de weken 1, 2 en 3 bij de vader en de weken 4, 5 en 6 bij de moeder. In de oneven jaren is [minderjarige 1] de laatste week bij de moeder en kan de vader drie weken kiezen mits uiterlijk in januari van dat jaar aan de moeder doorgegeven;
  • Herfstvakantie: oneven jaren bij de moeder, even jaren bij de vader;
  • Kerstvakantie: oneven jaren de eerste week bij de vader, de tweede week bij de moeder. In de oneven jaren omgekeerd.
o Oneven jaren is [minderjarige 1] Eerste Kerstdag bij de vader (van 10.00 uur tot 10.00 uur) en Tweede Kerstdag bij de moeder. In de even jaren omgekeerd;
o Oud en Nieuw: oneven jaren bij de moeder, even jaren bij de vader van oudjaar 10.00 uur tot nieuwjaar 10.00 uur;
Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Bevrijdingsdag, Koningsdag, studiedagen: [minderjarige 1] verblijft bij de ouder bij wie [minderjarige 1] volgens de zorgregeling verblijft.
2.2.2.
Bij wijze van voorwaardelijk incidenteel appel, heeft de moeder – in het geval het hof overgaat tot een co-ouderschap– verzocht dat het hof zelf met [minderjarige 1] spreekt, althans dat het hof een bijzondere curator benoemt en een kinderpsycholoog als er wordt getwijfeld naar de authenticiteit van de uitlatingen van [minderjarige 1].
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. E.J.A. van den Hoogen, kantoorgenoot van mr. De Hart;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Kouwenaar;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier van 7 oktober 2021 van de advocaat van de moeder met als bijlagen producties 4 en 5;
  • het V-formulier van 12 oktober 2021 van de advocaat van de vader met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 3 februari 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Tijdens hun huwelijk is geboren:
- [minderjarige 1] (hierna:
[minderjarige 1]), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats].
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1].
De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] is bij de moeder. De moeder woont alleen.
De vader woont samen met zijn partner [betrokkene] met wie hij twee kinderen heeft, de 1-jarige [minderjarige 2] en de pasgeboren [minderjarige 3]. In het gezin van de vader woont ook pleegdochter [minderjarige 4] (7 jaar oud).
3.2.
Partijen waren in een ouderschapsplan (gehecht aan echtscheidingsbeschikking van 31 juli 2015) overeengekomen dat [minderjarige 1] ieder weekend bij de vader verblijft van zaterdagavond tot en met dinsdagochtend 08.00 uur. In maart 2017, toen [minderjarige 1] bijna naar school ging, hebben partijen de regeling als volgt aangepast:
  • [minderjarige 1] verblijft eenmaal per veertien dagen van zaterdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader;
  • [minderjarige 1] verblijft eenmaal per veertien dagen van maandagmiddag na school tot 19.00 uur bij de vader;
  • [minderjarige 1] verblijft iedere woensdagmiddag na school tot 19.00 uur bij de vader.
Procedure bij de rechtbank
3.3.1.
De vader heeft, kort gezegd, de rechtbank verzocht om een ruimere zorgregeling met [minderjarige 1] vast te stellen.
3.3.2.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 9 april 2020 een raadsonderzoek gelast naar de vraag welke zorgregeling het meest tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige 1].
In afwachting daarvan heeft de rechtbank een tijdelijke zorgregeling vastgesteld die aansluit bij de regeling die partijen in maart 2017 overeen zijn gekomen, nader geconcretiseerd met enkele details en tijdstippen.
3.3.3.
De raad heeft vervolgens de rechtbank geadviseerd om, na een opbouwfase, een co-ouderschapsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1] de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij de vader.
De vader heeft zijn verzoek aan de rechtbank gedurende de procedure meerdere keren aangepast, de laatste keer bij brief van 17 september 2020 waarin hij aansluiting zoekt bij het advies van de raad en de rechtbank om een co-ouderschap verzoekt.
3.3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de tussen partijen in maart 2017 overeengekomen zorgregeling gewijzigd en de volgende regeling tussen de vader en [minderjarige 1] vastgesteld:
  • [minderjarige 1] verblijft eens in de twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend wanneer hij weer naar school gaat, bij de vader;
  • in de weken dat [minderjarige 1] niet in het weekend bij de vader verblijft, verblijft hij op woensdagmiddag bij de vader vanuit school tot 19.00 uur;
  • de vader haalt en brengt [minderjarige 1];
  • [minderjarige 1] verblijft de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader. Deze worden in onderling overleg verdeeld;
  • de regel dat de vader altijd aanwezig moet zijn als [minderjarige 1] bij hem verblijft, vervalt.
3.4.
De vader kan zich niet met alle onderdelen van deze beslissing verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift voert hij, kort samengevat en voor zover relevant, het volgende aan.
De rechtbank negeert alle essentiële overwegingen uit het raadsadvies en komt tot een zorgregeling die ten opzichte van het ouderschapsplan tot een bekorting leidt van de tijd die de vader met [minderjarige 1] kan doorbrengen. Van enig evenwicht is geen sprake. Een co-ouderschapsregeling zal evenwicht brengen tussen de ouders, zodat [minderjarige 1] in beide gezinnen gaat wortelen. [minderjarige 1] heeft nu op alle dagen te maken met de werkelijkheid van het opgroeien in een eenouder gezin met een in energie beperkte moeder.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat een co-ouderschap zou leiden tot een onaanvaardbare reisafstand die voor [minderjarige 1] belastend is en dat de worteling van [minderjarige 1] in [woonplaats] geen co-ouderschap verdraagt. De reisafstand heeft er eerder ook niet tot verwarring geleid over waar het centrum van [minderjarige 1]’s leven is. De vader bracht [minderjarige 1] altijd naar de zwemles in [woonplaats] en [minderjarige 1] heeft nog nooit een kinderfeestje hoeven missen. Het sociale leven van [minderjarige 1] komt niet in gevaar. De vader heeft bij de rechtbank geantwoord dat hij het sociale leven van [minderjarige 1] voorop zal stellen.
De vader is bezorgd over de mogelijkheden van [minderjarige 1] om los te komen van het gevoel verantwoordelijk te zijn voor de zorg en het geluk van zijn moeder. [minderjarige 1] was voorgedragen voor het mantelzorgcompliment van de gemeente [woonplaats]. Dit hield verband met de gezondheidsklachten van de moeder en de mate waarin [minderjarige 1] haar hielp in het huishouden. Het co-ouderschap zou evenwicht brengen, omdat [minderjarige 1] in het gezin van de vader gewoon kind kan zijn en de aandacht van zijn verzorgende volwassenen moet delen met de andere kinderen die in het gezin wonen. Het co-ouderschap zal [minderjarige 1] sterker maken terwijl het hem ook zal tonen hoe kinderen in een groot gezin met elkaar verkeren. Als er een co-ouderschap komt, past de vader zijn werkuren aan. Dan gaat hij in de ene week méér werken en in de andere week minder. De vader is rijschoolhouder en kan dit zelf organiseren.
De vader is geen voorstander van beeldbellen tussen [minderjarige 1] en de moeder als [minderjarige 1] bij de vader verblijft. Dan wordt namelijk direct duidelijk hoe klem [minderjarige 1] zit in het loyaliteitsconflict tussen partijen. Na afloop van een dergelijk gesprek kan [minderjarige 1] ongeveer een uur lang enkel passief op een stoel zitten.
Het liefste wil de vader een co-ouderschap, maar hij staat ook open voor een andere regeling, mits deze ruimer is dan de door de rechtbank bepaalde regeling. De vader denkt aan een regeling waarbij [minderjarige 1] drie weekenden per maand bij hem verblijft (en het vierde weekend bij de moeder) en iedere woensdagmiddag na school tot donderdagochtend voor school.
[minderjarige 1] is altijd blij als de vader hem ophaalt van school. [minderjarige 1] rent naar de vader toe en springt in zijn armen. [minderjarige 1] geniet en lacht veel als hij bij de vader thuis is. Met zijn pleegzusje [minderjarige 4] heeft hij ook veel lol.
De vader verwacht niet dat co-ouderschap tot problemen zal leiden in de communicatie met de moeder; als er problemen zijn, weten de ouders elkaar altijd te vinden. [minderjarige 1] had een tijdje terug een astma-aanval op zondagavond. De vader had de moeder hierover niet geïnformeerd. De vader had aan [minderjarige 1] gevraagd of hij zijn medicijnen wilde ophalen bij de moeder, maar [minderjarige 1] wilde dit niet.
De vader heeft al eerder voorgesteld om deel te nemen aan het traject Kinderen uit de Knel. Hij is nog steeds bereid om hieraan mee te werken.
3.5.
De moeder voert in haar verweerschrift, kort samengevat en zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, het volgende aan.
De informatie uit het raadsrapport is niet verenigbaar met het co-ouderschapsadvies van de raad. De moeder kan zich vinden in de door de rechtbank vastgestelde regeling. Het raadsadvies gaat voorbij aan de feitelijke situatie dat de woonomgeving van [minderjarige 1] in [woonplaats] is. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de aanmerkelijke reisafstand tussen het adres van de vader en school en andere activiteiten in [woonplaats] te belastend is in geval van een week-op-week-af-regeling. De vader ziet over het hoofd dat onverkorte handhaving van het in het ouderschapsplan geldende zorgregeling, niet meer wenselijk is gelet op de verhuizing van de vader. Totdat de vader een nieuwe relatie kreeg en besloot te verhuizen naar [woonplaats], verliep de zorgregeling prima.
[minderjarige 1] heeft tegen de raad vertelt dat hij last heeft van de drukte binnen het gezin van de vader, dat hij moeite heeft in de omgang met [minderjarige 4], dat hij zich vaak niet begrepen voelt door zijn stiefmoeder en vaak niet gehoord door zijn vader. De moeder kan zich niet vinden in de speculatie dat [minderjarige 1] vooral ‘zijn’ waarheid vertelt en deze aanpast naar waar zijn loyaliteit op dat moment ligt. [minderjarige 1] weet goed wat hij wil en hij is daarin niet te sturen. [minderjarige 1] was opgelucht na de uitspraak van de rechtbank. [minderjarige 1] wil dat het blijft zoals het nu is. Hij ontwikkelt zich goed. De school merkt dat er na de beslissing van de rechtbank ‘een last van zijn schouders is gevallen’. De moeder checkt vaak bij [minderjarige 1] wat zijn wensen zijn. [minderjarige 1] is nooit blij als hij naar de vader moet. De moeder moet hem altijd motiveren. [minderjarige 1] houdt van rust, ook in de klas. [minderjarige 1] vindt het al teveel als hij drie nachten bij de vader moet logeren. [minderjarige 1] wil ook niet met de vader mee op vakantie naar Frankrijk.
Sinds [minderjarige 1] één jaar oud is groeit hij op in een eenoudergezin bij de moeder. De moeder bestrijdt dat zij een in energie beperkte moeder zou zijn en zij betreurt dat de vader haar onjuist en onheus wil stigmatiseren als een ‘vrouw met een beperking’. De moeder kan [minderjarige 1] alles bieden wat een goede moeder aan haar kind te bieden heeft. [minderjarige 1] heeft het goed bij de haar.
[minderjarige 1] heeft meerdere malen op maandag een zwemles gemist en de vader heeft [minderjarige 1] nog nooit naar een kinderfeestje gebracht.
De ouders weten elkaar helemaal niet te vinden bij problemen. Toen [minderjarige 1] een tijdje terug bij de vader een astma-aanval had, had hij zijn medicijnen niet bij zich. Toen de moeder [minderjarige 1] maandag uit school haalde, piepte hij. De moeder was hierover niet geïnformeerd en achteraf had [minderjarige 1] het al 2,5 dag benauwd.
De moeder is bereid een traject als Kinderen uit de Knel aan te gaan met de vader. Het liefste zou ze [minderjarige 1] er buiten willen laten, want ze wil hem niet belasten.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard geschrokken te zijn hoe diep deze ouders zijn verwikkeld in hun onderlinge strijd. De ouders blijven aan elkaars poten zagen. De ouders kijken alleen maar naar elkaar, maar niet naar zichzelf. De moeder haalt de pedagogische vaardigheden van de vader onderuit en de vader de gezinssituatie van de moeder. Deze ouders moeten leren om elkaar los te laten. De ouders ontwikkelen een blinde vlek voor de consequenties van hun eigen handelen. De ene ouder ziet de blinde vlek van de andere ouder wel, maar ze kunnen elkaar niet aanspreken. De blinde vlekken worden alleen maar groter. Deze ouders pakken allebei een stuk eigen verantwoordelijkheid niet. Dat moet iemand anders doen en daarom is de hulp van KUK nodig. De ouders worden dan met een schok uit dit patroon gehaald. [minderjarige 1] kampt al met een loyaliteitsconflict. Als de ouders zo doorgaan, ontstaan er meer problemen als [minderjarige 1] groter wordt en zijn eigen stem gaat gebruiken. [minderjarige 1] heeft geen bijzondere curator nodig, wel een groep met lotgenoten. De raad adviseert dat de ouders en [minderjarige 1] een traject bij Kinderen uit de Knel (KUK) doorlopen. [minderjarige 1] zou dan in contact komen met andere kinderen die in dezelfde situatie verkeren en hetzelfde ‘rugzakje’ hebben. Dat zou [minderjarige 1] helpen. Voor de ouders is het ook helpend. Zij horen dan dat ze onderdeel zijn van een hele club mensen die een vergelijkbare strijd ten koste van hun kind voeren. Een bijzondere curator aanstellen voor [minderjarige 1] is veel ingrijpender dan wanneer hij deelneemt aan KUK. Dan voelt [minderjarige 1] zich begrepen en krijgt hij erkenning voor wat hij voelt. Beide ouders zijn groeiend onveilig aan het worden voor [minderjarige 1]. Zij slepen [minderjarige 1] hierin mee en trekken hem uit elkaar
De raad is geen voorstander van een zorgregeling als een ‘spoorboekje’. Aanvankelijk geeft het misschien eventjes wat rust, maar het echte probleem ligt eronder.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande dan wel een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.2.
Ten eerste is het heel positief dat beide ouders – in het belang van [minderjarige 1] – bereid zijn om aan traject met elkaar aan te gaan bij Kinderen uit de Knel. Omdat [minderjarige 1] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder in [woonplaats] heeft, dient de moeder, zoals besproken ter mondelinge behandeling, het initiatief te nemen om dit traject via de gemeente [woonplaats] in gang te zetten. Het hof acht het volgen van dit traject noodzakelijk voor de ouders en [minderjarige 1].
Co-ouderschap of weekendregeling
3.7.3.
Voor het welslagen van een co-ouderschapsregeling is het noodzakelijk dat beide ouders in staat zijn om behoorlijk overleg met elkaar te voeren, dat zij een gemeenschappelijke visie hebben over de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] én dat zij dit kunnen uitstralen naar [minderjarige 1] toe. Deze ouders hanteren evident ieder een andere opvoedingsstijl en hebben kritiek op de opvoedomgeving van de ander, waardoor [minderjarige 1] steeds meer klem komt te zitten. Een co-ouderschap vergt nog meer communicatie tussen de ouders dan nu het geval is. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders zelfs niet met elkaar communiceren als [minderjarige 1] een astma-aanval heeft en hij zijn medicijnen niet bij zich heeft. Nog los van de vraag of [minderjarige 1] zijn medicijnen nodig had (de vader ontkent dit), mag worden verwacht dat de ouders elkaar informeren over bijzonderheden die zich voordoen rondom hun kind als het kind bij de andere ouder verblijft. Dit kunnen de ouders niet.
Alles leidt tot strijd. Het hof ziet dit bevestigd in de wijze waarop de ouders zich in de processtukken hebben uitgedrukt en de zeer gedetailleerde verzoeken die de vader ter beoordeling van het hof heeft voorgelegd met wisselende scenario’s bij thuisonderwijs, ziekte etc. Illustratief hiervoor is ook dat de vader de autoritten telt op jaarbasis en de ‘effectieve’ uren in de zorgregeling en dit zelfs eerlijk verdeeld wenst te zien tussen partijen tot op het kwartier. In 2019 is twee keer een rechterlijke beslissing nodig geweest over de zorgregeling in schoolvakanties. Partijen zijn het zelfs niet eens over of feitelijke dingen wel of niet zijn gebeurd, zoals dat de vader [minderjarige 1] naar zwemles of een kinderfeestje heeft gebracht. Het gebrek aan samenwerking en vertrouwen tussen de ouders, baart het hof grote zorgen. De ouders hebben nog een flinke slag te slaan in elkaar te leren respecteren. Het traject bij KUK zal de ouders hierbij kunnen helpen.
Een co-ouderschap zou nu een te zware wissel trekken op de ouders en [minderjarige 1]. De ouders moeten op bepaalde punten nog leren accepteren dat er altijd bepaalde verschillen zullen blijven bestaan tussen hen als opvoeders en dat zij de andere ouder de ruimte gunnen in zijn of haar ouderrol. Voorts dient er gewerkt te worden aan het verbeteren van de onderlinge verstandhouding en de communicatie, zodat de ouders
samenverantwoordelijkheid nemen over kwesties die [minderjarige 1] aangaan. De vader dient zich bij voorbeeld niet achter [minderjarige 1] te verschuilen als hij een astma-aanval heeft en de vraag aan de orde is of [minderjarige 1] zijn medicatie nodig heeft. Dit is iets wat de vader met de moeder moet bespreken en waarbij de ouders beslissen. Het hof hecht waarde aan de visie van de raad op het gezinssysteem en maakt zich zorgen over wat het verdere effect hiervan is, dan wel zal zijn, op [minderjarige 1]. Het is een gevoelig kind dat zijn spanningen internaliseert, het in de broek plassen kan daar een gevolg van zijn. [minderjarige 1] kampt al met een loyaliteitsconflict en dit zal alleen maar verder toenemen als de ouders het patroon niet doorbreken waarin zij zijn verwikkeld. Het is aan de ouders om hiervoor hulp te zoeken.
Op grond van het vorenstaande acht het hof de door de vader gewenste co-ouderschapsregeling niet in het belang van [minderjarige 1], zodat het hof dit verzoek zal afwijzen. Het hof komt hiermee niet toe aan het voorwaardelijk incidenteel appel van de moeder.
Woensdag
3.7.4.
Ook de regeling op de woensdag is in geschil. Het hof is het met de vader eens dat het voor [minderjarige 1] rustiger is als hij op woensdagavond niet teruggaat naar de moeder, maar bij de vader overnacht zodat de vader hem op donderdagochtend naar school brengt. De wissel verloopt dan via school waardoor de kans wordt verminderd dat [minderjarige 1] wordt geconfronteerd met de spanningen tussen zijn ouders. Het is dan voor hem duidelijk dat hij één woensdag in de veertien dagen bij papa is tot en met donderdagochtend. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen op dit onderdeel.
Vakanties
3.7.5.
Het hof is van oordeel dat de regeling van de rechtbank
in beginselvoldoende tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige 1], omdat de vakanties bij helfte zijn gedeeld. De ouders slagen er echter niet in om de door de rechtbank getroffen vakantieregeling in onderling overleg met elkaar verder in te vullen. Het voornaamste probleem is de onenigheid over de begin- en eindtijden. De vader heeft het hof verzocht om een meer gedetailleerde regeling vast te leggen, waaraan het hof zal voldoen. Het hof zal hierin een middenweg zoeken en beslissen dat de vakanties bij de vader ingaan op vrijdag na school (zoals de vader wenst) en eindigen op zondag 19.00 uur (zoals de moeder wenst).
Omwille van de rust voor [minderjarige 1] zal het hof beslissen dat [minderjarige 1] in de vakanties van één week niet van ouder hoeft te wisselen. Er komt alleen een wisselmoment bij de vakanties van langer dan twee weken.
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de vakantieregeling betreft en een nieuwe vakantieregeling vaststellen waarbij de vakanties nog steeds bij helfte worden gedeeld, maar het hof de nodige tijden en details zal vastleggen.
Halen en brengen
3.7.6.
De rechtbank heeft bepaald dat de vader altijd haalt en brengt. De vader wenst het halen en brengen te verdelen tussen de ouders.. Het is gebruikelijk dat de ene ouder het kind naar de andere ouder brengt bij wie het kind dan zal gaan verblijven. Het hof ziet geen aanleiding om het in het geval van [minderjarige 1] anders te doen. Omdat de gebruikelijke wisselmomenten echter steeds via school plaatsvinden, zal de vader [minderjarige 1] daar ophalen en hem in de ochtend naar school brengen. Voor de vakanties zal het hof bepalen dat de moeder in de vakanties [minderjarige 1] naar de vader zal moeten brengen en de vader [minderjarige 1] na afloop zal terugbrengen naar de moeder. Dit dient op een zodanige wijze te gebeuren dat [minderjarige 1] er geen last van mag hebben.
3.7.7.
Omwille van de leesbaarheid vernietigt het hof de bestreden beschikking en legt het hof de gehele zorgregeling opnieuw vast. De zorgregeling in het dictum acht het hof het meest in het belang van [minderjarige 1].

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking,
wijzigt de zorgregeling die partijen in maart 2017 overeen zijn gekomen en bepaalt dat de vader en [minderjarige 1] (geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats]) als volgt contact met elkaar hebben;
A.
Reguliere (weekend)regeling
  • eens in de twee weken van vrijdag na school tot maandagochtend wanneer hij weer naar school gaat, indien er maandag geen school is: tot 19.00 uur;
  • in de weken dat [minderjarige 1] niet in het weekend bij de vader verblijft, op woensdagmiddag vanuit school waarbij de vader [minderjarige 1] van school haalt tot donderdagochtend voor school, waarbij de vader [minderjarige 1] naar school brengt;
  • indien er geen school is: aanvang woensdagmiddag 13.00 uur | einde donderdagochtend 08.30 uur;
[minderjarige 1] verblijft de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader.
Vakanties beginnen op vrijdag uit school (indien er geen school is vanaf 13.00 uur) en eindigen op zondag 19.00. Het wisselmoment in een vakantie van meerdere weken, is ook op zondag om 19.00 uur.
Deze worden in onderling overleg als volgt verdeeld;
Voorjaarsvakantie (Carnaval)
[minderjarige 1] verblijft in de even jaren bij de moeder en in oneven jaren bij de vader.
Pasen + Pinksteren + Hemelvaart + Studiedagen
Conform de zorgregeling. [minderjarige 1] brengt deze dagen door bij de ouder bij wie hij al volgens de zorgregeling of vakantieverdeling is;
Meivakantie (incl. Koningsdag en Bevrijdingsdag)
[minderjarige 1] verblijft in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren verblijft hij de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader.
Zomervakantie
[minderjarige 1] verblijft in de oneven jaar de weken 1,2 en 3 bij de moeder en de weken 4, 5 en 6 bij de vader. In de even jaren wisselt dit en verblijft [minderjarige 1] tijdens de weken 1, 2 en 3 bij de vader en de weken 4, 5 en 6 bij de moeder.
Herfstvakantie
[minderjarige 1] verblijft in de even jaren bij de vader en in oneven jaren bij de moeder.
Kerstvakantie
[minderjarige 1] verblijft in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren verblijft hij de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder.
o [minderjarige 1] is Eerste Kerstdag in de oneven jaren bij de vader en Tweede Kerstdag bij de moeder en in de even jaren omgewisseld. Bij de wissel is [minderjarige 1] van 10.00 uur tot 10.00 uur de volgende ochtend bij de andere ouder;
o [minderjarige 1] is met Oud en Nieuw in oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader. Bij de wissel op Oudejaarsdag start het verblijf van [minderjarige 1] om 10.00 uur en eindigt het op 2 januari om 10.00 uur.
Voorrangsregel
Vakantieregelingen prevaleren boven feestdagen en boven de reguliere weekendregeling.
Voor vakanties en feestdagen geldt dat de ouder bij wie [minderjarige 1] op dat moment verblijft, [minderjarige 1] naar de ouder brengt bij wie hij gaat verblijven;
de regel dat de vader altijd aanwezig moet zijn als [minderjarige 1] bij hem verblijft, vervalt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin, en H.M.A.W. Erven en is op 9 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.