ECLI:NL:GHSHE:2021:3684

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
200.289.872_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van curator en benoeming opvolgend curator in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, heeft verzoekster, die onder curatele is gesteld, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had het verzoek van verzoekster om ontslag van de curator en opheffing van de curatele afgewezen. Verzoekster voerde aan dat er gewichtige redenen waren om de curator te ontslaan, waaronder een gebrek aan communicatie en onvoldoende uitvoering van taken door de curator. De curator daarentegen stelde dat zij haar taken naar behoren uitvoerde en dat de communicatie met verzoekster adequaat was. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2021 werd duidelijk dat de onderlinge verstandhouding tussen verzoekster en de curator ernstig verstoord was. Het hof oordeelde dat de curator niet meer op een zinvolle wijze haar werkzaamheden kon uitvoeren en stemde in met het ontslag van de curator. Tevens werd een nieuwe curator benoemd, zoals verzocht door verzoekster. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van verzoekster werd toegewezen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 december 2021
Zaaknummer: 200.289.872/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8712683 CU VERZ 20-123
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. L. Meys,
tegen
de besloten vennootschap
[B.V.] B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 februari 2021, heeft [verzoekster] verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
- de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de curator te ontslaan wegens het bestaan van gewichtige redenen en een nieuwe curator te benoemen;
- te bepalen dat de curator de kosten van deze procedure draagt, waaronder begrepen het salaris van de advocaat en de nakosten, en te bepalen dat deze binnen veertien dagen na de datum van de beschikking moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening.
2.2.
Bij brief met producties, ingekomen ter griffie op 4 juni 2021, heeft de curator gemotiveerd een standpunt ingenomen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een V-formulier met bijlagen (het procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van [verzoekster] d.d. 25 maart 2021.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. D.W.H. Rouers (kantoorgenoot van mr. Meys);
- namens de curator [betrokkene 1] ;
- de vader.
2.5.
Na de mondelinge behandeling is, met instemming van het hof, ingekomen:
- de bereidverklaring curator, ingediend door de advocaat van [verzoekster] d.d. 21 oktober 2021.
2.6.
De moeder is na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld kenbaar te maken of zij alsnog inhoudelijk wil reageren, omdat zij per abuis niet was opgeroepen. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 7 januari 2019 is [verzoekster] door de kantonrechter onder curatele gesteld, met benoeming van de moeder tot curator.
3.2.
Bij beschikking van 8 april 2019 heeft de kantonrechter de moeder ontslagen als curator en [B.V.] B.V. benoemd tot opvolgend curator.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] om ontslag van de curator en opheffing van de curatele afgewezen.
3.4.
[verzoekster] kan zich met deze beslissing niet verenigen louter voor zover deze ziet op de afwijzing van het ontslag van de curator en zij is hiervan in zoverre in hoger beroep gekomen. Zij voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Zij heeft geen bezwaar tegen de ondercuratelestelling zelf, maar wel tegen de persoon van de curator. Er zijn gewichtige redenen om de curator te ontslaan. [verzoekster] voelt zich niet gehoord door de curator en de communicatie met de curator verloopt moeilijk. Van adequate communicatie tussen de curator en de personen en instellingen rondom [verzoekster] is evenmin sprake. Zowel [verzoekster] als haar omgeving hebben geen vertrouwen meer in de curator.
Daarnaast heeft de curator haar taken niet naar behoren uitgevoerd. Voor [verzoekster] is onduidelijk waarom de aanvraag van een Wajong-uitkering voor haar is afgewezen en waarom zij geen bijstandsuitkering krijgt. Wat betreft de begeleiding voor haar – zij heeft van 1 februari 2019 tot en met 31 mei 2019 indicaties voor individuele- en groepsbegeleiding gehad bij [zorgboerderij] (een zorgboerderij met verblijfs- en dagbestedingsmogelijkheden) op basis van een persoonsgebonden budget – heeft de curator ten onrechte die indicaties niet verlengd omdat zij de kosten te hoog vond. Ondanks dat de advocaat van [verzoekster] (die door de vader was benaderd) wel mogelijkheden zag voor (juridische) acties om de gewenste dagbesteding en uitkering te verkrijgen, heeft de curator daarvoor geen toestemming gegeven. Verder heeft de curator, nadat [verzoekster] bij [GGZ] GGZ in juli 2020 was weggestuurd, haar onvoldoende geholpen. De curator toont onvoldoende belangstelling en er is sprake van onvoldoende frequent contact. Het initiatief tot contact met de curator moet vaak vanuit haar zelf komen.
De onderlinge verstandhouding tussen de curator en [verzoekster] is ernstig verstoord en niet te verwachten is dat hierin nog verbetering zal optreden.
3.5.
De curator voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De curator voert haar taken naar behoren uit. Naast het veelvuldig voeren van telefoongesprekken en whatsappgesprekken met [verzoekster] , heeft zij steeds deelgenomen aan de gesprekken met de betrokken zorgverleners. Wat het meest aandacht van de curator heeft gevraagd, is het in actie komen wanneer [verzoekster] niet meer de zorg kreeg die zij nodig heeft. Een voorbeeld hiervan is dat, na het ontslag van [verzoekster] bij [GGZ] GGZ, de curator [instantie] heeft benaderd. Tijdens het verblijf bij [instantie] zijn de contacten van de curator met [verzoekster] minder geweest, maar heeft de curator dagelijks inzage in de rapportages gehad en regelmatig Zoom-meetings met de betrokken hulpverleners. Zij is altijd op de hoogte geweest van de gebeurtenissen rondom [verzoekster] .
In mei 2021 heeft [verzoekster] aangegeven dat zij niet terug wil naar de woongroep bij [instantie] . Op de zorgboerderij waar [verzoekster] naar toe wilde, kon zij met haar hond niet terecht. De curator heeft meer dan de nodige inspanning geleverd om het logeren bij [zorgboerderij] mogelijk te maken, maar dit heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. [zorgboerderij] is geen contractpartij voor de WMO en kan als zodanig geen logeerfunctie bieden. Ambulante hulpverlening van [instantie] is wel mogelijk, maar dat is nog niet opgestart. [verzoekster] houdt de boot af. De vader oefent daarbij invloed op [verzoekster] uit. Er moet opnieuw gezocht worden naar een passende oplossing. Wat betreft de uitkering van [verzoekster] geldt dat de curator in eerste instantie een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Deze is niet toegekend. Vanaf 11 mei 2020 ontvangt [verzoekster] een onderhoudsbijdrage van de gemeente.
Recentelijk heeft de curator, na zeer onbehoorlijke uitingen aan haar adres, [verzoekster] verzocht haar voorlopig niet meer te bellen of app-berichten te sturen maar e-mailberichten te sturen. De curator acht, zo heeft zij tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard, in de huidige omstandigheden een vruchtbare samenwerking met [verzoekster] niet meer haalbaar.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
De noodzaak van de onder curatele stelling is niet in geschil.
3.6.2.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
3.6.3.
Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat niet gebleken is dat de curator in de uitoefening van haar taken iets te verwijten valt. De curator heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de belangen van [verzoekster] op een goede manier heeft behartigd. Zij heeft zich met name bijzonder ingespannen op het gebied van zorg.
De curator heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep echter verklaard dat zij in de ontstane situatie het niet meer haalbaar acht om op een zinvolle wijze haar werkzaamheden uit te voeren en zij instemt met haar ontslag. Het hof is met de curator van oordeel dat zij inderdaad niet meer op zinvolle wijze haar werkzaamheden kan uitvoeren en zal tot ontslag van de curator overgaan.
3.6.4.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een nieuwe curator dient te benoemen. [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat haar voorkeur uit gaat naar benoeming van [betrokkene 2] te [plaats] als opvolgend curator.
Na de mondelinge behandeling heeft zij een bereidverklaring van [betrokkene 3] handelend onder de naam [naam] aan het hof overgelegd.
Hieruit maakt het hof op, dat [verzoekster] wenst dat laatstgenoemde curator als curator wordt benoemd.
Nu niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig dit verzoek van [verzoekster] beslissen.
De slotsom
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, in zoverre opnieuw beschikkende, het verzoek van [verzoekster] toewijzen zoals hierna is vermeld.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 4 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 januari 2022 aan de besloten vennootschap [B.V.] B.V. ontslag als curator van [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] en wonende te [woonplaats] ,
benoemt met ingang van 1 januari 2022 [betrokkene 3] , handelend onder de naam [naam] tot opvolgend curator;
bepaalt dat de curator binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan [verzoekster] en de opvolgend curator en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend curator, in afwijking van art. 1:386 lid 1 jo. 1:338 BW, binnen drie maanden na aanvang van de curatele een beschrijving van de aan de curatele onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie van het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2021 door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.